Sterparen hebben minder vaak planeten dan alleenstaande sterren

1 op de 6 van de nabije zonachtige sterren waarbij planeten zijn ontdekt, maken deel uit van een dubbelstersysteem.

Dat blijkt uit nauwkeurige waarnemingen die gedaan zijn met de Europese satelliet Gaia. Onderzoekers van de universiteit van Jena (Duitsland) deden de ontdekking.

Bij het onderzoek is gekeken naar meer dan 1300 sterren waarvan al bekend was dat er planeten omheen draaien. Uit de Gaia-metingen blijkt dat ongeveer 200 van deze sterren een andere ster als begeleider hebben. Het gaat daarbij zowel om nauwe dubbelstersystemen, waarbij de sterren slechts enkele miljarden kilometers van elkaar verwijderd zijn, als om wijdere dubbelsterren met onderlinge afstanden van ruwweg 0,1 lichtjaar. De begeleidende sterren variëren ook in massa, temperatuur en ontwikkelingsstadium. De zwaarste hebben 1,4 keer zoveel massa als onze zon, terwijl de lichtste bij 0,08 zonsmassa blijven steken. Lichte, koele sterren zijn in de meerderheid.

Een witte dwerg is de compacte, uitgebrande kern van een zonachtige ster die zijn buitenste lagen heeft afgestoten

Verrassend genoeg zitten er ook gevallen bij waarbij de begeleider een zogeheten witte dwerg is. Een witte dwerg is de compacte, uitgebrande kern van een zonachtige ster die zijn buitenste lagen heeft afgestoten. Blijkbaar hoeft dat proces geen desastreuze gevolgen te hebben voor de exoplaneten van een naburige ster. 

De meeste meervoudige sterren die bij het onderzoek zijn opgespoord bestaan uit slechts twee sterren. Maar er zitten ook enkele tientallen drievoudige stersystemen en zelfs één viervoudig stersysteem bij. 

Alles bij elkaar bleek 15 procent van de onderzochte sterren minstens één stellaire begeleider te hebben. Daar staat tegenover dat ruwweg een derde van alle zonachtige sterren stellaire begeleiders hebben. Het lijkt er dus op dat de nabijheid van andere sterren niet gunstig is voor het planeetvormingsproces.