Wetenschap, en vooral toegepaste wetenschap, is nog altijd voornamelijk een mannenkwestie. Daar moet verandering in komen.
Het is een klassiek verhaal van jaloezie, seksisme en een professionele kaltstelling. De Britse chemica Rosalind Franklin leverde met haar vroege röntgenfoto van DNA een cruciale bijdrage tot de ontdekking van de DNA-structuur, maar kreeg daarvoor nooit erkenning. Na de Nature-publicatie, in 1953, van de dubbele helix, werd ze met zachte hand uit het DNA-onderzoek geleid. In 1962 ging de Nobelprijs Geneeskunde naar de doorbraak, maar Franklin was toen al vier jaar dood. Haar toenmalige collega Maurice Wilkins, met wie ze gebrouilleerd was geraakt, was wel aan de eer, samen met de auteurs van het Nature-artikel James Watson en Francis Crick. Genetica loopt als een rode draad door de nieuwe Eos, net als de moeizame weg naar gendergelijkheid in de wetenschap.
De Technische Universiteit Eindhoven besliste vorige zomer om alle wetenschappelijke functies voor een half jaar enkel voor vrouwen open te stellen. Dat is een drastische maatregel. De instelling zat al langer met een gigantische ‘genderonbalans’, zoals de rector het uitdrukte. Met slechts 17 procent vrouwen onder de hoogleraren en 14 procent onder de hoofddocenten bengelde de TU Eindhoven helemaal onderaan de lijst van Nederlandse universiteiten, die gemiddeld 21 procent vrouwelijke hoogleraren tellen.
In België is de situatie niet veel beter. Volgens de cijfers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) is een kwart van de professoren een vrouw. ‘Bij de docenten zit de verhouding goed’, zegt professor Marleen Temmerman in de nieuwe Eos. ‘Bij de hoofddocenten is het al minder, en onder hoogleraren en gewoon hoogleraren zijn er te weinig vrouwen.’ Temmerman en Christine Van Broeckhoven getuigen vanaf pagina 16 over hun gevecht met het glazen plafond.
Mannen zwaaien in wetenschappelijke artikels veel uitvoeriger dan vrouwen met termen als ‘vernieuwend’, ‘uniek’ of ‘veelbelovend’
Wetenschap, en vooral toegepaste wetenschap, is nog altijd voornamelijk een mannenkwestie. Een macho vergadercultuur op onregelmatige uren en springlevende old boys networks zijn daar zichtbare uitingen van. Ook subtielere mechanismen spelen mee, zoals stereotiep denken en vastgeroeste vooroordelen (implicit gender bias, in het jargon).
Screening van wetenschappelijke vakbladen levert enige verrassingen op. Dat vrouwen minder publiceren en minder geciteerd worden, kan voor een stuk het gevolg zijn van de ongelijke vertegenwoordiging. Maar mannelijke wetenschappers blijken ook veel vaker uit eigen werk te citeren. En een Duits onderzoek laat zien dat mannen in wetenschappelijke artikels veel uitvoeriger dan vrouwen zwaaien met termen als ‘vernieuwend’, ‘uniek’ of ‘veelbelovend’.
Temmerman en Van Broeckhoven zien heil in quota, als een tijdelijke maatregel om een genderevenwicht te bereiken. In de politiek is er alvast positief resultaat mee geboekt. Naast quota zijn ondersteunende maatregelen wenselijk, zoals ruime kinderopvangmogelijkheden of aangepaste vergaderuren. Die komen zowel vrouwelijke als mannelijke early career-wetenschappers ten goede.