Er is ophef rond een nieuwe film over Napoleon Bonaparte die in het najaar uitkomt. De Britse regisseur Ridley Scott zou Bonaparte neerzetten als een slechterik. Maar hoe turbulent Napoleons bestaan als veldheer ook was, zijn liefdesleven was nog woeliger.
Beeld: Napoleon doet Marie-Louise van Oostenrijk een huwelijksaanzoek. Zij wordt zijn tweede vrouw.
Twee echtgenotes en zestig minnaressen is de vermoedelijke eindbalans. Toch heeft het lang geduurd voor hij er aan begon. Als jongeling was Napoleon bepaald geen don Juan. Zijn eerste en waarschijnlijk enige blijvende grote liefde was de aristocratische Joséphine de Beauharnais, een lustige weduwe die in volle revolutietijd op zoek was naar een man met een vast inkomen en een serieuze status. Een jaar voordien had ze hem zelfs geen blik waardig gegund. Maar in de herfst van 1795 had de 26-jarige Napoleon zijn eerste succesvolle militaire heldendaden in dienst van de kersverse republiek gesteld en was Joséphine plotseling wel geïnteresseerd.
‘Ik ben vervuld van u. Uw beeld en de herinnering aan de verslavende geneugten van gisteravond hebben mijn zinnen geen rust meer gegund’, schreef een bloedgeile Napoleon aan de zes jaar oudere Joséphine na hun eerste vrijpartij. Al kwamen ook de connecties van Joséphine goed van pas. Bonaparte was een rijzende ster in de republiek, maar eigenlijk telde hij toen weinig vrienden in de hoogste regionen. Joséphine zorgde ervoor dat dit veranderde, door hem te introduceren in de beau monde, de netwerken en de clubs waar werd gehandeld in strategische vriendschappen. Ze huwden op 11 maart 1796. Nauwelijks twee dagen later vertrok Napoleon op bevel van de republiek naar noord-Italië waar hij de legers van het Oostenrijkse keizerrijk moest terugdrijven. Zijn vrouw bleef thuis.
Van het ene feestje naar het andere
Hoe succesvol Bonaparte was in Italië, hoe dieper hij op persoonlijk vlak de put in ging. Hij miste zijn vrouw, maar voelde geen wederkerigheid. In Milaan zakte hij weg in neerslachtigheid. Hij smeekte Joséphine om naar Milaan te komen waar hij in het Palazzo Serbelloni een paleis voor haar had ingericht. Maar Joséphine daagde niet op. Op zijn smachtende brieven antwoordde ze ontwijkend, een beetje spottend zelfs. Deze onoverwinnelijke generaal mocht dan wel Milaan in zijn macht hebben, de emotionele pedalen was hij helemaal kwijt. In ontelbare brieven spuwde hij het eruit. ‘Je hebt me liefgehad in een opwelling; je vindt het haast belachelijk nu. Ik vermoed dat je al weet door wie je me wil vervangen. Ik wens je geluk, voor zover onstandvastigheid dat kan bieden. Ik zeg niet eens... doortraptheid. Je hebt nooit liefgehad...‘ En zo ging hij door, dagenlang. Om vervolgens bakzeil te halen. ‘Mijn ziel is gebroken. Ik voel me verlaten door alles wat me op deze aardbol echt interesseert. Misschien ben ik in mijn vorige brieven te hard van stapel gelopen. Als ze je gestoord hebben, dan zal ik het me de rest van mijn leven verwijten’, zo schreef hij drie dagen later uit Tortone, nadat hij weer eens een Oostenrijks leger in de pan had gehakt.
‘Ik ben vervuld van u. Uw beeld en de herinnering aan de verslavende geneugten van gisteravond hebben mijn zinnen geen rust meer gegund’
Zijn omgeving begon zich zorgen te maken over zijn mentale evenwicht. De trouwe adjunct Marmont maakte het op een dag mee dat Bonaparte Joséphines portret uit zijn zak haalde. Het viel per ongeluk uit zijn handen en het glas brak op de grond. Marmont stond versteld over Bonapartes reactie. De generaal zag plots lijkbleek en trok paranormale conclusies uit het gebroken glas: ‘Mijn vrouw is ofwel ziek, ofwel ontrouw.’ Maar gelijk had hij. Bonaparte was te intelligent om niet te beseffen wat er in Parijs aan de hand was. Daar had mevrouw Bonaparte opnieuw de draad van haar vroegere, lustige leven opgenomen. Ze fladderde van het ene feestje naar het andere en flirtte met al wie haar het hof maakte. Nadrukkelijk in beeld kwam daarbij een zekere Hippolyte Charles, een ordinaire luitenant bij de huzaren. Het vrat aan Bonaparte, getuige deze brief geschreven vanuit Verona: ‘Goede God! Wat zou het me blij maken als ik je toilette mocht bijwonen, een kleine schouder, een kleine witte borst, zacht maar stevig; daarboven een lief kopje met een hoofddoek gebonden à la créole, verrukkelijk! Je weet goed dat ik de kleine bezoekjes niet vergeten ben; je weet wel, in het kleine zwarte bos. Ik zend het duizend kussen en ik wacht ongeduldig om er weer te kunnen vertoeven. Te kunnen leven in Joséphine is leven in het paradijs. Ik zou je willen kussen op je mond, je schouders, je ogen, overal, overal.
Bedrog in Milaan
Twee dagen nadien volgde dan weer een uiting van machteloze frustratie: ‘Ik hou niet meer van je. Integendeel, ik verafschuw je. Je bent gemeen en doortrapt. Een stomme huissloof ben je! Je schrijft me gewoon nooit; je houdt niet van je man, je weet hoeveel vreugde je brieven hem schenken en toch kom je niet verder dan zes lukrake zinnetjes! Wat verricht u de hele dag, Madame? Wat is er zo belangrijk dat u geen tijd heeft om uw geliefde te schrijven? Welke affectie verstikt zijn tedere, constante liefde voor u? Wie mag dan wel die ongelooflijke minnaar zijn die al uw aandacht krijgt, uw dagen in beslag neemt en u belet om u met uw man bezig te houden? Let goed op, Joséphine, op een of andere nacht zullen de deuren uit het slot vliegen, et me voilà!’ Een dreigement dat hij in hun huwelijksleven trouwens ettelijke keren uitgevoerd heeft.
Enkele dames deden later hun beklag dat hij totaal niet geïnteresseerd was in hun genotsbeleving, maar zelf zo snel mogelijk wilde klaarkomen
Pas jaren later heeft Bonaparte ontdekt dat hij zich niets had ingebeeld. Terwijl hij volop aan de verovering van Egypte bezig was, kwamen zijn vrienden hem schoorvoetend de feiten openbaren. Joséphine bedroog hem met Charles. Ze deden het al in Milaan. Telkens wanneer Bonaparte er Joséphines residentie in het Palazzo Serbelloni had verlaten, was de luitenant er op bezoek geweest. Bonaparte was niet helemaal onkundig van die afspraakjes, maar Joséphine had hem op het hart gedrukt dat het leuk gezelschap was, meer niet. Hij had het zich allemaal op de mouw laten spelden, deze uitgekookte politicus, dit buitengewoon strategische verstand. Het kwam nu allemaal uit. Bonaparte was er kapot van. Joséphines zoon Eugène, die Bonaparte vergezelde in Egypte, klom meteen in zijn pen en waarschuwde zijn moeder: ‘Hij is er erger aan toe dan ik ooit voor mogelijk had kunnen houden. Alles wat ik heb kunnen opvangen, wijst erop dat je Charles in je rijtuig hebt ontvangen, drie postplaatsen na Parijs, dat je hem weer hebt gezien in Parijs, dat je naar het theater bent geweest en er in de vierde loge zat samen met hem’.
Schertsvertoning met maîtresse
Vanaf dat moment heeft Napoleon alle scrupules over seksuele contacten met andere vrouwen laten varen. Al vond hij er aanvankelijk geen naar zijn zin. Een poging om hem wat op te vrolijken met enkele lokale dames was mislukt. Zes waren er in het Alfi-Beypaleis in Caïro geweest. Een na een had hij ze naar huis gestuurd. Te dik, te onverfijnd, te banaal. Er was altijd wat met hen. Tot hij mevrouw Marguerite-Pauline Bellisle, een modiste uit Carcassonne tegen het lijf liep. Pauline was nog maar pas in het huwelijk getreden met luitenant Fourès. Ze verveelde zich te pletter in Caïro terwijl haar man de Mamelukken achternazat. Zeven dagen, een reeks brieven en enkele rijkelijke geschenken later gaf ze zich aan Napoleon over.
De generaal hield niet van half werk en had dus ook aandacht voor mijnheer Fourès. Die kreeg de daaropvolgende dag het bevel om in te schepen – zonder vrouw – op een schip dat de Franse kust moest zien te bereiken en er brieven voor de regering afleveren. Een avontuurlijke trip voorwaar, die maanden kon duren en waarvan je niet gegarandeerd levend terugkwam. Op de dag dat de luitenant naar de haven vertrok, nodigde Bonaparte zijn echtgenote uit. Maar niet alleen haar. In een poging om de aandacht af te leiden van zijn ware bedoelingen waren samen met Pauline ook de andere Franse dames in het paleis ten dis gevraagd.
Napoleon zorgde ervoor dat homoseksualiteit niet meer strafbaar was
Het werd een schertsvertoning. Als bij magisch toeval stootte de generaal tijdens het diner een waterkruik om, waarvan de gekoelde inhoud in de schoot van Pauline Fourès belandde. Terwijl hij zich uitputte in verontschuldigingen, nodigde hij haar vervolgens uit om zich te komen afdrogen in zijn appartement, dat zich – eveneens bij magisch toeval – achter de meest nabije deur bevond.
De schijn was gered, voorlopig toch. Want Pauline en Napoleon bleken meer dan een uur nodig te hebben om het toilet van mevrouw weer op orde te krijgen. De aanwezige dames geloofden het wel. Enkele dagen later moest in allerijl een woning naast het Alfi-Bey gemeubileerd worden. Alleen een volstrekte idioot die nu nog niet wist wat hier aan de hand was.
Kamerjas en slaapmuts
Al tijdens de republiek waren de zeden toleranter geworden. Homoseksualiteit bijvoorbeeld was geen probleem meer. Napoleon zorgde er zelfs voor dat het niet meer strafbaar was. Maar toen hij eenmaal keizer was, stond er geen maat meer op zijn seksuele appetijt. Hij begon de maîtresses te verzamelen, en schoof Josephine langzaam aan de kant. In de keizerlijke paleizen sliepen keizer en keizerin trouwens nooit in het zelfde bed, en niet alleen omdat de etiquette het zo voorschreef. Als Bonaparte naar Joséphine wilde, moest hij een lange dienstgang aflopen. Links en rechts hadden de gezelschapsdames daar hun kamer. De Eerste Consul ontkleedde zich eerst en vertrok dan voor de reis, gekleed in een kamerjas en een slaapmuts. Zijn persoonlijke lakei Constant liep dan steevast voorop, met een kaars in de hand. Aan het einde van de gang besteeg Bonaparte alleen de zestien treden tellende, steile diensttrap naar Joséphines appartement. Het was voor Joséphine een heugelijk feit als haar echtgenoot nog eens de verplaatsing naar haar ledikant ondernam. Al de volgende ochtend meldde ze het aan wie het horen wilde. ‘Hij is bij me geweest vannacht’, vertelde ze dan al handenwrijvend. Een zielige getuigenis van een echtgenote die steeds meer begon te voelen dat haar man andere oorden opzocht. Al zou de latere echtscheiding niets met seks maar alles met internationale politiek te maken hebben.
Napoleon benutte de vrijheid van het gescheiden bed volop om ’s nachts te slapen waar en met wie hij wilde. Zijn spreekwoordelijke charisma had ook duidelijk een erotische impact. Naargelang de jaren vorderden versierde hij dames terwijl Joséphine er bij stond. Hij deinsde er zelfs niet voor terug om de echtgenote van de bevriende koning van Beieren avances te maken tijdens een receptie. Maar een keizer heeft natuurlijk wel wat anders aan zijn hoofd dan voortdurend achter de vrouwen te hollen. Dus liet hij zich bijstaan. Vaste hulpverleners op dat gebied waren opperkamerheer De Beausset en zijn zwager, de flamboyante cavaleriechef Joachim Murat. Beiden waren notoire versierders, die soms hun vondsten ook even uittestten voordat ze de dames onder de aandacht van hun chef brachten.
Appartementje in de stad
Op zekere dag was Bonaparte weer een keertje verliefd geworden op een jongedame. Madame D., zo noemde Constant haar. De affaire draaide – niet uitzonderlijk - uit op een slapstick. Joséphine vermoedde iets en liet haar kamermeisje ’s nachts op de uitkijk staan. Napoleon wist dat. Op een nacht begaf hij zich naar het appartement waar D. sliep. Uit voorzichtigheid droeg hij alleen zijn nachthemd, maar geen schoenen en zelfs geen pantoffels. Lakei Constant begon in paniek te raken toen ’s ochtends de zon opkwam en zijn meester nog steeds niet naar de eigen vertrekken was teruggekeerd. Zoals de afspraak luidde, haastte Constant zich naar de slaapkamer van het kamermeisje van madame D. in een ander deel van het kasteel. Zij moest snel de dame waarschuwen over het gevorderde uur en haar minnaar de deur uit werken. Amper vijf minuten later zag Constant in de duistere gang een opgewonden Napoleon verschijnen. ‘Ik begreep meteen waarom hij zo zenuwachtig was’, vertelt Constant ons in zijn mémoires. ‘Hij had een vriendin van zijn vrouw opgemerkt die zich had verstopt in een deurportaal vlak bij de slaapkamer van madame D. Woest fulmineerde hij tegen de nieuwsgierigheid van het zwakke geslacht en vroeg me toen om die mevrouw meteen te gaan opzoeken en haar te intimideren. Als ze haar mond niet hield, zou hij zorgen dat ze werd weggejaagd.’ De volgende dag zorgde Bonaparte dat madame D. een appartementje kreeg in de stad, waar hij haar in minder hachelijke omstandigheden kon opzoeken. Constant vond dat bewonderenswaardig. ‘Hij deed er alles aan om zijn vrouw zo weinig mogelijk te laten vernemen over zijn buitenechtelijk leven. Trouwens, die avontuurtjes deden geen afbreuk aan zijn gevoelens voor haar; de vrouwen met wie hij de liefde bedreef, hebben nooit zijn vertrouwen en vriendschap gekregen zoals madame Bonaparte die kreeg’, aldus Constant, een man die het leven van de positieve kant bekeek.
Code Civil
Wat overspel betreft had Bonaparte vrouwen in zijn beroemde Code Civil (basis van ons burgerlijk wetboek) overigens niet bepaald dezelfde rechten toegekend als mannen. Artikel 229 bepaalde dat de man bij overspel recht had om de scheiding aan te vragen. Artikel 230 kende hetzelfde recht toe aan de vrouw, maar alleen ‘als de man zijn concubine onder hetzelfde dak als het echtpaar heeft laten wonen’. Een andere persoonlijke toets die Bonaparte aanbracht, was artikel 213: ‘De man is de vrouw bescherming verschuldigd, de vrouw is de man gehoorzaamheid verschuldigd.’ Je kunt je afvragen in hoeverre de persoonlijke rancune van de keizer over zijn eigen huwelijksperikelen het belangrijkste wetboek van de moderne Europese geschiedenis hebben beïnvloed.
Zelfs in zijn laatste verbanningsoord, het vulkanische eiland Sint-Helena in het midden van de oceaan, wisten vrouwen niet aan hem te weerstaan
Overspel was overigens voor Napoleon niets anders dan het lenigen van een noodzakelijke fysieke behoefte. Soms kwamen de dames trouwens van een kale reis terug. ‘Qu’elle attende’, was wat hij vaak riep als een van hen werd aangekondigd door Constant. Want meestal was hij aan het werk. Het overkwam ook mevrouw Duchesnois, een jonge actrice. Op een avond meldde ze zich via de gebruikelijke zijingang van het paleis. Constant ging zijn meester waarschuwen dat ze was aangekomen. Bonaparte echter zat met zijn neus diep in de ministeriële verslagen. ‘Laat haar maar wachten!’ klonk het weer. Duchesnois had een lelijke neus, maar een fantastisch lichaam, dat Bonaparte van een vorige gelegenheid goed was bijgebleven. Voor de tweede keer kwam zijn dienaar hem eraan herinneren dat de jonge vrouw antichambreerde. Blijkbaar kwam Duchesnois’ mooie lichaam hem weer voor de geest. ‘Laat haar zich ontkleden en op de sofa gaan liggen’, beval hij van achter zijn bureau zonder de ogen op te slaan. En hij werkte verder. Constant kwam een halfuur later nog eens zeggen dat Duchesnois in de wacht zat, of lag. ‘Dat ze zich maar aankleedt en naar huis gaat’, zei Bonaparte, terwijl zijn onleesbare handtekening over een decreet vloeide.
‘Is het al zo laat?’
Tientallen maîtresses heeft hij gehad, soms twee of drie tegelijk, zij het niet in hetzelfde bed. Joséphine wist het allemaal en verbeet haar jaloezie. Misschien had ze dat verdriet niet eens hoeven te voelen. Sommigen van zijn minnaressen beweerden veel later dat ze zich vaak met hem verveelden in bed. Net zoals hij aan tafel het eten niet proefde maar verslond, schijnt hij ook in bed gehaast geweest te zijn. Snelle wippen, maar geen liefdesspel. Enkele dames deden later hun beklag dat hij totaal niet geïnteresseerd was in hun genotsbeleving, maar zo snel mogelijk wilde klaarkomen, waarna ze konden ophoepelen. Of het waar is, zullen we natuurlijk nooit weten. Want uit nogal wat pikante ontboezemingen blijkt toch dat een verblijf in het bed van Napoleon vaak vele uren, zo niet een hele nacht kon duren.
Wat spookten ze dan al die tijd uit? Je vraagt het je af. De dames in kwestie waren zelf soms ook niet helemaal zuiver op de graat. Sommigen hebben zich zijn slaapkamer in gewerkt omdat ze uit waren op de geschenken die de keizer altijd gul in het rond strooide. Een enveloppe met 20.000 franc voor een nacht was niet uitzonderlijk. Een zilveren halsketting evenmin. Eleonore Denuelle bijvoorbeeld had dat goed begrepen. Ze was in dienst getreden van Caroline Murat, Napoleons zuster. Caroline haatte Joséphine hartgrondig en aasde steeds op een goede kans om haar schoonzus een hak te zetten. Menige hofdame heeft ze bijna letterlijk het bed van haar broer in geduwd, alleen maar om Joséphine te pesten. Zo ook mevrouw Denuelle. Eleonore was een bijzonder knappe brunette, koket en luchthartig. Zo had Napoleon ze graag. Ze zagen elkaar in de Tuilerieën gedurende vele maanden, steeds tussen vijf en zeven uur ’s avonds. Ook zij kreeg leuke geschenkjes en bovendien zorgde ze ervoor dat ze daar beperkte prestaties tegenover moest zetten. Denuelle had snel door dat ze voor langdurige seksuele uitspattingen aan het verkeerde adres was. Ze verveelde zich te pletter in zijn bed. Haar oog was echter gevallen op een klokje dat in de alkoof stond aan het hoofdeinde van Napoleons bed. Terwijl die druk was met het bevredigen van zijn behoefte, strekte de hofdame de hand uit naar de grote wijzer van de klok en liet de tijd plots met een halfuur vooruitgaan. ‘Is het al zo laat?’, pufte de keizer enkele minuten later. En hij liet haar gaan, met het oog alweer gericht op de staatszaken.
Na de scheiding met Joséphine trouwde hij met de tiener Marie-Louise van Oostenrijk. Een politiek huwelijk dat tegen de verwachtingen in toch gelukkig verliep. Ook in bed. Het belette hem niet om tegelijk een hartstochtelijke en hechte liefdesband te onderhouden met Marie Walewska, ook wel zijn Poolse vrouw genoemd. Zelfs in zijn laatste verbanningsoord, het vulkanische eiland Sint-Helena in het midden van de oceaan, wisten vrouwen niet aan hem te weerstaan. Hoewel hij toen was veranderd in een dik burgermannetje versierde hij toch maar mooi de echtgenote van een van de meegereisde generaals. Dit kon niet verhelpen dat de keizer zijn laatste levensjaren op de vulkaanrots in diepe neerslachtigheid en eenzaamheid heeft doorgebracht. Met slechts één herinnering aan ware liefde: Joséphine.
Dit artikel verscheen in 2013 in Memo, een uitgave van Eos Wetenschap.