De Moabitische koning Balak zou zijn buren, de Israëlieten, hebben proberen te vervloeken – tevergeefs. Een nieuwe analyse van de beroemde Stele van Mesha toont nu aan dat de oudtestamentische koning wellicht echt heeft bestaan.
In 1868 groeven archeologen in de woestijn van (huidig) Jordanië een stele op uit zwart basalt met daarop een inscriptie die dateert van de 9de eeuw voor Christus. De inscriptie, die bestaat uit 34 regels Oud-Hebreeuws, verhaalt over de overwinning van de Moabitische koning Mesha op het naburige koninkrijk Israël. De Moabieten leefden van ongeveer de 13de tot de 6de eeuw voor Christus aan de oostelijke kant van de Dode Zee – aan de andere kant leefden de Israëlieten.
De Stele van Mesha wordt vandaag bewaard in het Louvre, in Parijs. Tezamen met het papier waarop de archeologen in 1868, vlak nadat ze de steen hadden gevonden, een afdruk van de inscriptie hadden gemaakt.
Bepaalde stukken van de inscriptie zijn niet meer te lezen, ook al omdat de stele na de ontdekking in stukken werd gebroken. Maar een team van internationale archeologen heeft nu toch een stukje onbekende tekst weten te ontcijferen. Na analyse van de combinatie van de afdruk en de uitgehouwen letters in de steen, concludeerden ze dat de 31ste regel de Bijbelse koning Balak vermeldt, die vóór Mesha over Moab zou geregeerd hebben. Het is de eerste niet-Bijbelse vermelding van de Moabitische koning.
Volgens het oude testament zou Balak de Israëlieten hebben proberen te vervloeken. Hij deed hiervoor een beroep op de profeet Bileam. De koning was immers bang dat zijn buren na de Amorieten ook zijn volk zouden onderwerpen. De actie mislukte echter, want in de plaats van hen te vervloeken, sprak Bileam een zegen uit over het volk van Israël.