Een hoop menselijke as en verkoolde botfragmenten kan archeologen niet veel bijbrengen. Behalve dan of het om een man ging, dan wel een vrouw.
Crematie, of het verbranden van het lichaam na de dood, is van alle tijden. Maar tijdens de oudheid was de praktijk veel populairder dan pakweg in de middeleeuwen – we beperken ons even tot Europa. Daardoor hebben archeologen die menselijke resten uit die periode opgraven, vaak veel moeite om het geslacht te identificeren. Logisch ook, na verbranding blijft er van een lichaam doorgaans niet meer over dan as en enkele stukjes zwartgeblakerd bot.
Maar zelfs uit die stukjes bot kun je nog informatie halen. Dankzij Britse archeologen zelfs voldoende om het geslacht van een individu te bepalen. Ze ontwierpen een nieuwe statistische methode waarmee hun vakbroeders vanaf nu aan de slag kunnen, als ze nog eens een oude menselijke resten vinden.
De vorsers konden 24 plaatsen in het skelet identificeren die kenmerkend zijn voor het geslacht, en die een goede kans bezitten om zelfs na verbranding nog ‘zichtbaar’ te zijn – in de resterende botten en beenderen.
Om hun methode te testen, lieten ze haar los op de resten van in totaal 124 gecremeerde menselijke lichamen, afkomstig van vijf Italiaanse necropolissen daterend van de twaalfde tot de zesde eeuw voor Christus. Van elk van de 124 mensen was het geslacht bekend, onder andere doordat er bij de resten bijvoorbeeld wapens waren gevonden (mannen), of spinrokken (vrouwen). De methode was in staat om in meer dan tachtig procent van de gevallen het geslacht juist te ‘voorspellen’.