In april 1968 wordt de Club van Rome opgericht, het wetenschappelijk startschot van het groene gedachtegoed. 'Materialisme heeft een domper gezet op het idealisme', zegt lid van het Belgisch comité van het eerste uur Mark Eyskens, bij de vijftigste verjaardag.
April 1968 is de maand waarin in goed een week tijd twee gebeurtenissen de wereld voorgoed veranderen: de moord op Martin Luther King, op 4 april, en drie dagen later de oprichting van de Club van Rome. Op initiatief van de Italiaanse industrieel Aurelio Peccei en de Schotse chemicus Alexander King uiten zesendertig Europese wetenschappers hun bezorgdheid over de toekomst van onze planeet. Het resulteert vier jaar later in een spraakmakende studie die uitgroeit tot een wereldwijde bestseller: The Limits to Growth: a Global Challenge (De grenzen aan de groei),. Datzelfde jaar wordt Mark Eyskens lid van het Belgisch comité van de Club van Rome.
In de ogen van linkse activisten of socialistisch georiënteerde economen was het nogal verdacht dat topmanagers, hoge politici, bureaucraten en diplomaten zich plotseling “verantwoordelijk” opstelden Pepijn van Eeden
'Voor het eerst waren er berekeningen gemaakt met computers', blikt hij er vandaag op terug. 'Dat leverde modellen op, waaruit de levensduur van een aantal vitale grondstoffen moest blijken. Ze voorspelden onder meer dat eind jaren 80 de laatste druppel aardolie zou worden opgepompt. Een nogal pessimistische visie die een schokeffect veroorzaakte, want de nadenkende mensheid werd er voor de eerste keer op attent gemaakt dat Moeder Aarde sleet vertoonde en uitputbaar was. Dat is het begin van de ecologische beweging geweest. Ik had daar begrip en sympathie voor, maar ik vond dat de Club van Rome de omwentelende invloed van technologische uitvindingen onderschatte. Ik heb toen nog voordrachten gegeven onder de titel The Growth of the Limits, De groei van de grenzen. Technologie en wetenschap zijn grensverleggend, voerde ik daarin aan. Maar ik blijf de boodschap van de Club van Rome belangrijk vinden.'
De doelstellingen van de Club van Rome zijn drieledig. Onderzoek doen, ten eerste, naar de gevolgen van een aantal problemen op wereldschaal - voedselproductie, uitputting van de natuurlijke reserves, industrialisering, milieuverontreiniging… - en die kaderen in een nieuw model. Om daarmee - ten tweede - iedereen duidelijk te maken hoe ernstig de situatie wel was, en zo - ten derde - overheden en politici aan te sporen tot actie.
Malthus met computer
Pepijn van Eeden doctoreert aan het onderzoeksinstituut CEVIPOL (ULB) rond een thema dat zonder de Club van Rome wellicht niet, of toch niet met die insteek, aan de orde zou geweest zijn: groene politiek in Midden- en Centraal-Europa. Daarvoor werkte Van Eeden van 2012 tot 2013 voor een politieke beweging die haar wortels heeft in de bevindingen van de Club, de Europese Groene Partij. De Club speelt ook een cruciale rol in een van zijn specialismen, de geschiedenis van het groene gedachtegoed.
Het vermogen van de mens tot bevolkingsaangroei is onbegrensd veel groter dan het vermogen van de aarde om voor die mens een bestaan te produceren Thomas Malthus in 1789 in An Essay on the Principle of Population
Die geschiedenis begint al in 1789. Niet met de Franse Revolutie, maar met een pessimistische toekomstvisie van een Britse demograaf en econoom. Anderhalve eeuw voor de Club van Rome schrijft Thomas R. Malthus (1766-1834) in zijn iconische pamflet An Essay on the Principle of Population al: 'Het vermogen van de mens tot bevolkingsaangroei is onbegrensd veel groter dan het vermogen van de aarde om voor die mens een bestaan te produceren.'
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat er in het rapport van de Club van Rome geen spoor te bekennen is van Malthus, gooit Van Eeden op in zijn reeks Groene Geschiedenis (2011) op de site van het wetenschappelijk bureau van de Nederlandse ecologische partij GroenLinks. 'Maar de overeenkomsten lagen er te dik op om aan de aandacht te ontsnappen. Een van de eerste critici, de Britse economieprofessor Christopher Freeman, omschreef het rapport van de Club van Rome zelfs als "Malthus with a computer". En dat was niet als compliment bedoeld. Zijn uitgangspunt was dat de Club aartsconservatief was en een quasi-wetenschappelijke poging van de gevestigde orde om haar positie te bestendigen.'
Vandaar 'Malthus met een computer', want die deed in 1789 precies hetzelfde. Malthus is naast zeer gerespecteerd wetenschapper en academicus - in 1805 wordt hij hoogleraar Economie aan de universiteit van Cambridge - ook een zeer conservatieve anglicaanse predikant. Hij heeft geen enkele boodschap aan de Verlichting en haar verzet tegen religieus dogmatisme. Malthus is een doemdenker en een misantroop die niet eens begint aan het zoeken naar een oplossing van het probleem dat hij opwerpt. De uitkomst staat voor hem namelijk toch al vast: de zogenoemde malthusiaanse catastrofe, waarbij de voedselproductie niet langer kan voldoen aan de primaire behoeften van de almaar stijgende wereldbevolking. En die humanitaire ramp is volgens hem onafwendbaar, omdat God het zo voorbestemd heeft. Net zoals, in afwachting daarvan, de absolute macht van koning, kerk en kapitaal. Elke poging tot een herverdeling van de rijkdom en andere sociale ombuigingen zijn volgens Malthus bijgevolg ook zinloos, want ze zijn per goddelijke definitie gedoemd om te mislukken.
Nieuwe groene alliantie
Freeman heeft volgens Van Eeden volkomen gelijk wanneer hij die tweede parallel met de Club van Rome aanwijst. 'Net als bij Malthus behoorde een revolutionaire herverdeling niet tot de parameters, en net als bij hem stond het sociale in Limits to Growth niet bepaald op de voorgrond. Bovendien was de Club opgericht op het landgoed van wereldbankier David Rockefeller en bestond ze uit topmanagers, voormalige hoge politici, bureaucraten, diplomaten en gevestigde wetenschappers. In de ogen van linkse activisten of socialistisch georiënteerde economen als Freeman was het nogal verdacht dat bij uitstek deze figuren zich plotseling "verantwoordelijk" opstelden.'
In de eerste jaren na de publicatie van het rapport lijkt niemand dat te willen horen. Limits to Growth wordt een bestseller, en er is nauwelijks aandacht voor wie er kritische kanttekeningen bij plaatst. Dat heeft volgens Van Eeden niet alleen te maken met het prestige en de geloofwaardigheid die de leden van de Club ontlenen aan hun namen en functies. Er speelt ook een rechtstreeks aan wetenschappelijke researchmethodiek gelinkte factor mee. Een technologisch aspect dat op dat moment bij het grote publiek nog baadt in een utopisch betoverende sfeer: het gebruik van computers.
Mensen zijn groeidronken. Ze zijn alleen maar geïnteresseerd om zich om het milieu te bekommeren als je de lat waarover ze moeten springen, voldoende laag laat zakken Mark Eyskens
Geen primitieve of relatief bekende informatica bovendien, maar een gloednieuw model met een naam die de verbeelding prikkelt: World3. Twee co-auteurs van het rapport, het echtpaar Donella en Dennis Meadows, hebben dat bovendien ontwikkeld aan het wereldvermaarde Massachusetts Institute of Technology (MIT). 'Waardoor de resultaten naar voren kwamen als wetenschappelijk en rationeel', stelt Van Eeden.
De waarschuwing dat onze planeet niet onuitputtelijk was, kwam dus aan. Van Eeden: 'Die boodschap paste uitstekend in de lijn van de zich ontpoppende groene beweging, en voor veel groenen werd Limits to Growth een lijfboek. Het rapport van de Club van Rome vormde daarmee het begin van het samengaan van een gedachtengoed dat in progressieve kringen lange tijd als belachelijk was bestempeld.' Of, om het anders te stellen, het milieu was een thema geworden dat nooit meer uit het maatschappelijk en politiek debat zou verdwijnen.
Planeet B
Wat echter niet betekent dat nieuwe inzichten en maatregelen de boodschap van de Club van Rome in de loop der jaren herleiden tot voltooid verleden tijd. In 2014 confronteert een primeur van The Guardian de wereld met een bijzonder confronterende vaststelling. Op basis van nieuw wetenschappelijk onderzoek kopt de Britse krant: 'Limits to Growth was right. New research shows we’re nearing collapse.'
Dat de Club van Rome gelijk had en dat we dichter dan ooit bij de rand van de afgrond stonden, is dan naar voor gekomen uit onderzoek aan de University of Melbourne, op basis van gegevens verstrekt door onder meer de UNESCO en de Verenigde Naties. Onderzoeksleider en doctor in de Toegepaste Natuurkunde Graham Turner geeft in The Guardian een aantal concrete indicaties aan. Hij blijft relatief voorzichtig en spreekt in de voorwaardelijke wijs, maar toch: 'De wereldwijde financiële crisis van 2007, 2008 en de aanslepende economische malaise zouden een voorbode kunnen zijn van de gevolgen van de beperktheden van het milieu en de hulpbronnen. Het streven naar materiële welvaart heeft bijgedragen tot onhoudbare schuldenlasten, die nog aanzwellen door de almaar stijgende voedsel- en brandstofprijzen.'
'Ons onderzoek toont niet aan', nuanceert hij er wel bij, 'dat een totale ineenstorting van de wereldeconomie en een mondiale ecologische en humanitaire ramp onontkoombare zekerheden zijn. We beweren ook niet dat de toekomst zich precies zal afspelen zoals hij in 1972 voorspeld is door de computermodellen van het MIT.’ Turner illustreert het met twee voorbeelden: ‘Er zouden enerzijds oorlogen kunnen uitbreken. Maar anderzijds zou net zo goed een wereldwijd milieubewust leiderschap kunnen ontstaan.’
Waarbij we, vier jaar na het onderzoek van Turner, niet naast de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten en China kunnen kijken. Mark Eyskens: 'Wat Donald Trump in 2017 heeft gedaan als Amerikaans president met het opblazen van de klimaatakkoorden van Parijs is een zéér gevaarlijke evolutie. Positief is wel dat het ecologisch bewustzijn in China toeneemt. Ze nemen daar drastische maatregelen tegen de vervuiling, wat in een dictatuur natuurlijk makkelijker kan. Het grootste probleem vormen de ontwikkelingslanden. Als er een struggle for life aan de gang is, wordt het milieu bijzaak. Eerst eten en drinken. Als je het zo bekijkt, is er nood aan een soort Mei ’68-bis over de partijgrenzen heen. Want we hebben maar één planeet: er is een planeet A, maar geen planeet B.'
Het is geen toeval dat Eyskens de link legt met het studentenprotest van vijftig jaar geleden. De latere CVP-minister en premier geeft in 1968 les aan de KUL, en hij maakt bijgevolg 'Leuven Vlaams!' mee vanop de eerste rij. 'In Vlaanderen waren we bezig met een puur communautair probleem, terwijl men in de rest van de wereld ageerde tegen de gewelddadige ordekrachten, de uitputting van de grondstoffen, de aantasting van het leefmilieu, de slecht werkende democratie, de arrogantie van de elite en dat soort toestanden. Men sprak van de golden sixties, maar dat goud is vrij snel gaan roesten. En zo kreeg je een samenloop van omwentelende tendensen: daarvan was Mei ’68, als contestatie van de consumptiemaatschappij, de kroon op het werk, zou je kunnen zeggen. Daarvoor en ook tegelijkertijd had je nog andere bewegingen. In Amerika de emancipatie van de zwarte bevolking onder impuls van Martin Luther King, het feminisme en de bescherming van de natuur.'
Vanuit die optiek noemt Eyskens wat er in mei 1968 is gebeurd 'nuttig'. 'Ideologisch heeft dat diepe sporen achtergelaten op de samenleving. Het zaad van het groene gedachtengoed is toen gezaaid. Als je je terugplaatst in '68, had je eigenlijk kunnen veronderstellen dat de groene partijen toen zeer machtig zouden geworden zijn in vele democratische landen. Dat dit niet is gebeurd, heeft er natuurlijk mee te maken dat de andere partijen dat gedachtengoed gedeeltelijk hebben overgenomen, maar vooral met het feit dat de mensen zeer gehecht zijn aan hun comfort. Het perspectief om het volgend jaar nog beter te hebben. Mensen zijn groeidronken. De behoeften blijven stijgen. Materialisme heeft een domper gezet op het idealisme van de groene beweging. De mensen zijn alleen maar geïnteresseerd om zich om het milieu te bekommeren als je de lat waarover ze moeten springen, voldoende laag laat zakken.'