We gaan even terug naar het Antwerpen van 1564, wanneer de Meirbrug geen drukke oversteekplaats was voor shoppende mensen, maar een plaats waar de terechtstellingen werden uitgevoerd.
Een aantal Antwerpse kroniekschrijvers uit de 16de eeuw schreef over de executie van stadsbeul meester Geleyn. Isabel zocht dit verder uit en we komen te weten dat een beul die zelf geëxecuteerd werd, niet alledaags was, maar ook niet uitzonderlijk.
Een beul was trouwens niet bepaald iemand waarmee je op café wilde gaan want ze waren vaak even misdadig als de misdadigers die ze terechtstelden. En dat was voor deze meester Geleyn niet anders.
En er is ook iets met een slager en honden. Allemaal te ontdekken in deze aflevering.
Hertaling kronieken
In deze aflevering leest historica Isabel Casteels voor uit de kroniek van een exectie. De (hertaalde) teksten kan je hieronder lezen.
In het jaar 1565, op 17 januari, op St Anthonis Dag, werd de beul of scherprechter van Antwerpen op de Meir onthoofd in de buurt van het huis genaamd ‘Den Baes’
Maar hij had veel moorden gepleegd en geweld tov vrouwen bedreven, waardoor de klachten vanuit de gemeenschap ernstig waren en zij wraak over hem eisten. Zijn naam was Meester Geleyn.
Geleyn, de scherprechter, is voor verschillende diefstallen aangehouden. En hij heeft ook diverse doodslagen gepleegd, evenals andere ernstige daden , zoals bedreigingen en gewelddaden.
In hetzelfde jaar 1552, op 4 Mei, werd in Antwerpen op de Markt een dienaar van de stad genaamd Caryn, een collega van Meester Gileyn terechtgesteld omdat hij iemand had doodgestoken in de Reynderstraat. De burgers betrapten hem tijdens de daad op de Vlasmarkt.
In deze regio zijn een groot aantal beulen, die door de autoriteiten worden aangesteld. Ze leren hun vak met nauwlettende zorg en oefenen in het onthoofden op lemen poppen. Na een grondige opleiding ondergaan ze een examen en op de dag van een executie is het hun taak om die uit te voeren en moeten ze de veroordeelde met één slag het hoofd afslaan.
De beul is de dienaar en uitvoerder van het uitgesproken vonnis van Justitie. De beul is de bestraffer van misdadigers, die echter noch in zijn geweten, noch voor de wereld, noch voor God iets verkeerds doen.
In het jaar 1583, aan het begin van mei, werden door de Burgemeesters en Schepenen twee hondenslagers benoemd: een beul en zijn knecht. Zij ontvingen van de stad voor elke hond die zij doodden een stuiver. In datzelfde jaar doodde de oudste de jongste hondenslager, en toch bleef hijzelf hondenslager.
Hij werd zeer gepijnigd maar hij klaagde niet, toch moest hij sterven, want hij werd gehaat door de gemeenschap.
De klachten van de gemeenschap waren talrijk en ze riepen wraak over hem.
Want met veel tegenzin wilden de heren hem ter dood brengen, omdat zij hem waardeerden en hij een sterk en dapper man was, die de stad 30 jaar had gediend. En hij was zeer bedreven in het zetten van gebroken ledematen en het genezen ervan.
Dat de beulen zichzelf en hun ambt een slechte naam geven, komt doordat veel hangdieven/beulen hun beroep niet uitvoeren met de juiste compassie en mensenlievendheid tegenover de veroordeelde, zoals wel gepast zou zijn. Maar behandelen de misdadiger vaak onrechtvaardig: ze martelen, ze doden hen, ze moorden, ze executeren hen op zo’n oneerbiedige manier, net alsof ze beesten voor zich hadden. Ze glorieren in hun wreedheid en tiranieke executie, omdat ze soms de veroordeelden hun straf en misdaad verwijten, en daarom brengen ze hen vaak veel te streng en te snel ter dood.
In hetzelfde jaar, op 3 juli, heb ik de eed afgelegd als stadhouder van Jonker Karel van den Werve, drossaard(een functionaris in het bestuur van een stad,) van Borgerhout, Kiel, en Wilrijk, onder toezicht van Meester Nicolaes Voeght, in het bijzijn van Willem Schuyte en de andere schepenen van Borgerhout, in de rechtbank in ’De Swane’ in het genoemde Borgerhout.