Biografen van de Brugse wiskundige Simon Stevin (1548-1620) beweren dat hij zijn zeilwagen ontwierp naar Chinees model, getekend na handelsreizen naar het Oosten. Onterecht, volgens de curatoren van de tentoonstelling ‘Barbaren & Wijsgeren’.
Wat zeker is, is dat onze taalgenoot Simon Stevin rond 1600 daadwerkelijk zo’n wagen construeerde. Stevin was een van de allerbelangrijkste wiskundigen in zijn tijd: hij bedacht de decimale notatie, een sluisdeurensysteem, en bestudeerde de clootcrans (een ‘perpetuum mobile’), de hydraulica, en de ontwikkeling van veelvlakken (die de Vlaamse jezuïet Verbiest aan de Chinese keizer zou onderwijzen. Hij kreeg er een standbeeld voor in Brugge. Al kwam dit er slechts in de 19de eeuw, en dan nog schoorvoetend, omdat Brugse katholieken zich moeilijk konden verzoenen met een beeld voor iemand die destijds naar de protestantse vijand was overgelopen. In de biografieën die er over Stevin bestaan, zoals “Wonder en is gheen Wonder”, van J. Devreese en G. Vanden Berghe (2003), wordt uitgebreid aandacht besteed aan Stevins zeilwagen.
Stevin had grote populariteit verworven met zijn zeilwagen nadat prins Maurits van Oranje (1567 –1625), legeraanvoerder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, er zelf aan het stuur van had gestaan. Met achtentwintig passagiers overbrugde hij een afstand van 80 kilometer, van Scheveningen tot Pettem, in twee uur. Een snelheid die toen nog nooit bereikt was. Met deze uitvinding verwierf Stevin faam tot in het buitenland. Het prinselijke record met de zeilwagen werd bezongen in gedichten waarin beschreven werd hoe de prins zó snel ging dat hij scheen te vliegen. De prins reed het (ondiepe) water in om vervolgens met grote snelheid heldhaftig het strand op te draaien. De zeilwagen is op tal van illustraties terug te vinden en de tentoonstelling in het Frans Halsmuseum toont ook een schaalmodel.
De gebruikelijke literatuur beweert echter dat de eerste zeilwagens al bestonden bij de farao’s, 4000 jaar geleden, en dat de Chinese geleerden en later Keizer Yuan van Liang in de 6de eeuw al het gebruik beschreven van masten en zeilen op grote voertuigen. Een zekere Gaocang Wushu zou een windvoertuig hebben uitgevonden dat dertig mensen tegelijk kon vervoeren. Maar in de volgende tien eeuwen ging de wind liggen rond de grote zeilwagens. Het is dan ook erg de vraag of ze nog daadwerkelijk gebruikt werden als passagiersvervoer, zo meent curator Menno Jonker: "Ze zijn moeilijk te besturen. Met de wind mee gaat het nog, maar tegen de wind in moet worden gelaveerd, en voor een voertuig op land is dit niet vanzelfsprekend."
Behalve die vermeldingen uit de 6de eeuw en een daaropvolgende korte vermelding enkele jaren later, zijn er geen aanwijzingen dat een strandwagen zoals die Stevin ontwierp ook daadwerkelijk gebruikt werd door de Chinezen, in de tussenliggende tijd, tot in de zeventiende eeuw. Trouwens, ook in de Nederlanden zorgde de zeilwagen vooral voor hilariteit, meer niet. Het was een pleziervoertuig, niet zonder enig gevaar trouwens, want of er op Stevins voertuig een rem zat is de vraag. Ook zijn ‘auto’ zou later niet meer gebruikt worden voor enig doel.
De zeilwagen keert enkel nog terug aan het einde van de 19de eeuw, toen ‘wind wagons’ werden gebruikt bij het transport over de grote Amerikaanse vlakten, en toen de gebroeders Dumont hem als recreatiemiddel verbreidden op de stranden van De Panne en Noord-Frankrijk. Op een grote vlakte, of op een strand, doet een zeilwagen het wel, maar het zigzag rijden tegen de wind kan niet op een smalle weg en maakt hem onbruikbaar. En dus, als er ook na Stevins demonstratie met prinselijke publiciteit geen gevolg gegeven werd aan het gebruik van de zeilwagen in windmolenland Nederland, waarom zouden de Chinezen dan zeilwagens gebruikt hebben, die Stevin dan zou hebben gekopieerd?
Het is inderdaad merkwaardig: Europese Chinareizigers uit de 16de eeuw vermeldden ondubbelzinnig het gebruik van zeilen om het vervoer op land te ondersteunen. In 1585 schreef de Spanjaard Juan González de Mendoza (1545–1618) dat de Chinezen veel karren en wagens hadden waarop zeilen stonden. Anderen, zoals Abraham Ortelius (1527–1598) beeldden ze zelfs af, zoals in zijn Atlas “Theatrum Orbis Terrarum” uit 1584, gedrukt in Antwerpen. De kaart, die 90° gedraaid is naar onze huidige gebruikelijke voorstelling, schijnt accuraat, want er stond de eerste voorstelling op van de Grote Muur. Ook Gerardus Mercator (1512–1594) nam deze tekening van een zeilwagen over.
En toch stond er op de legende bij deze kaart van Abraham Ortelius in de tentoonstelling ‘Barbaren & Wijsgeren’ het volgende te lezen: “In werkelijkheid hebben de Chinezen echter nooit zeilwagens gebruikt. De Europeanen interpreteerden berichten uit China op een eigen manier. Soms was verkeerd begrepen informatie dus juist een bron van creativiteit." Stevin had dus in de fabels over China een inspiratiebron voor zijn ingenieurskundige creativiteit gevonden, maar wat was dan wel de originele waarheid?
Needham, die een standaardwerk Science and Civilisation in China schreef, nuanceerde het gebruik van zeilwagens in China als volgt: ‘De Chinese literatuur is vrij stilzwijgend over het gebruik van zeilen op land tijdens de Mingdynastie’ (in de 17de eeuw). Wel waren er, zo schrijft Needham, kruiwagens voorzien van zeilen in China. Needhams werk dateert al uit 1965 en het is dan ook eigenaardig dat ook recente biografieën over Stevin nog steeds verwijzen naar de Chinese zeilwagen die hij zou nagebouwd hebben. Bovendien zijn Needhams bevindingen onderhevig aan kritiek, onder andere van curatoren Menno Jonker en Thijs Weststeijn.
Ze stellen dat deze referenties niet per se fout zijn, maar er tussen de vroege Chinese bronnen en de veel latere Europese beschrijvingen niet noodzakelijk een verband is. Wellicht hebben de Chinezen net zoals Stevin geëxperimenteerd met een ‘leuke’ zeilwagen, en raakte hij ook daar in onbruik. Er bleef alleen nog het gebruik over van stootkarren met zeilen, die, in de algemene ophemeling van de wondere Chinese wereld door de eerste bezoekers, verward werden met echte zeilwagens. Jonker en Weststeijn staafden hun bewering met een afbeelding uit een wetenschappelijke publicatie van zo’n ‘kruiwagen’, die duidelijker wel praktischer in gebruik moet geweest zijn.
Nu, een kruiwagen is geen auto. Simon Stevin had dus tóch een origineel idee toen hij de zeilwagen (her)-uitvond. Hij baseerde zich weliswaar op een fantasiebeeld omtrent de Chinese vindingrijkheid, maar als ingenieur ontwierp hij zeker iets nieuws. De biografieën over Stevin kunnen hem voortaan bewieroken met nog meer wind.
De zeilwagen
Wind-kruiwagens
Op de keper beschouwd is de zeilwagen de eerste ‘auto’: het is een voertuig dat zich niet voortbeweegt door een trekkracht van paarden of mensen, maar ‘auto’-noom voor zijn energie zorgt, door wind om te zetten in voortbewegingsenergie. Eigenaardig is dat zeilboten sinds mensenheugenis de zeeën bevoeren, maar zeilwagens nooit in grote getallen over de wegen scheerden. Duizend jaar geleden gebruikten de Chinezen die wel, zo stellen referenties die de zeilwagen bespreken ‘waarvan een kopie werd gemaakt’ door Simon Stevin (Brugge, 1548 – Den Haag of Leiden, 1620). Maar ze zijn niet accuraat: Stevin liet zich alleen inspireren door fabeltjes over Chinese windwagens die de ronde deden na de talrijke Aziëreizen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Stevin dacht dus misschien zelf dat hij een Chinese uitvinding voor het eerst opnieuw had gemaakt op Europese bodem, maar eigenlijk had hij veel meer gedaan dan dat: hij had hem zowaar uitgevonden. Net zoals er in China geen vliegende schilpadden bestonden, hoewel die op tekeningen geëtst werden om de toen erg populaire verhalen over Azië te illustreren, reden er in China geen zeilwagens rond zoals die Stevin had gemaakt. Over de juiste en onjuiste beweringen omtrent de invloed van Azië op de Nederlanden lieten curatoren Menno Jonker en Thijs Weststeijn van de tentoonstelling ‘Barbaren & Wijsgeren’, in het Frans Halsmuseum in Haarlem, een nieuwe wind waaien.