Europese jager-verzamelaar had blauwe ogen en donkere huid

28 januari 2014 door Eos-redactie

Wetenschappers hebben het genoom van een 7.000 jaar oude jager-verzamelaar ontrafeld.  Hij had blauwe ogen en een donkere huid, en had een robuust immuunsysteem.

Wetenschappers hebben het genoom van een 7.000 jaar oude jager-verzamelaar ontrafeld.  Hij had blauwe ogen en een donkere huid, en een robuust immuunsysteem.

La Braña 1 heet hij. De man die bijna 7.000 jaar geleden in de La Braña-Arintero-grot in het Noord-Spaanse bergdorp Valdelugueros aan zijn einde kwam of werd begraven. Twee wetenschappelijke teams, van Spanje en Denemarken, hebben uit zijn botten het kern-DNA kunnen ontrafelen. Het is het eerste genoom van een Europese jager-verzamelaar.

Wat de genetici meteen opviel was dat La Braña 1 blauwe ogen had en een donkere huid. Dat is vandaag een zeldzame combinatie. Nog ongepubliceerd onderzoek zou uitwijzen dat blauwe ogen en een donkere huid toen niet ongewoon waren: andere Europese jager-verzamelaars hadden ze ook. De meeste Zuid-Europeanen hebben wel een donkerdere huid, maar zijn relatief lichtgekleurd in vergelijking met Afrikanen. Vaak wordt die lichtere huid gezien als een adaptatie om meer zonlicht te absorberen en op die manier genoeg vitamine D aan te maken.

Dieet bepaalde huidskleur

Carlos Lalueza-Fox van de Universiteit van Barcelona zegt op de nieuwswebsite van Science dat prehistorische jager-verzamelaars hun vitamine D haalden uit grote hoeveelheden vlees en suggereert dat de lichtere kleur er pas vanaf de opkomst van landbouw kwam door natuurlijke selectie. Landbouwers aten namelijk minder vlees en hadden een dieet dat meer op koolhydraten was gebaseerd. Voor vitamine D waren ze dus meer op hun (lichtere) huid aangewezen. ‘Mogelijk was niet de breedtegraad, maar het dieet de bepalende factor bij huidpigmentatie’, aldus Lalueza-Fox.

Hoe weten de onderzoekers zeker dat La Braña 1 nog geen boer was? Hij kon niet goed melk verdragen. De genen die betrokken zijn bij de afbraak van lactose en ook van zetmeel waren nog in een ‘oude vorm’. Die adaptaties zouden pas komen wanneer de landbouw 8.500 jaar geleden vanuit het Midden-Oosten via Griekenland en Bulgarije naar West-Europa kwam overgewaaid. Genoomanalyses als deze geven ons meer inzicht in de invloed van de overgang naar een sedentair bestaan op de menselijke biologie.

Bestand tegen malaria

Met landbouw kwamen ook ziekten. Tuberculose, longontstekingen en malaria zijn volgens sommige wetenschappers pas onstaan vanaf het houden van vee, schapen en gedomesticeerde dieren. Van de 40 onderzochte genen van La Braña 1 die betrokken zijn bij het immuunsysteem, waren er 24 identiek aan die van moderne Europeanen. La Braña 1 had dus een robuuste verdedigingslinie. Mogelijke verklaring is dat epidemieën zich al vroeger hadden verspreid van het Midden-Oosten naar Europa, en de ziekteverwekkers de expansie van landbouwers over het continent dus zijn voorgegaan.

Last but not least: het genoom vertoont opvallend veel gelijkenissen met het genoom van een 24.000 jaar oud kind uit de Siberische site Mal’ta en met DNA van een Scandinavische jager-verzamelaar. Dat geeft aan dat de jager-verzamelaars geen geïsoleerde groepen waren, maar genetisch en cultureel gezien een samenhangende populatie, met veel genetische vermenging tussen oost, west en noord. De studie staat deze week in Nature. (rvb)