Foto’s van de bevrijding. Net 75 jaar oud zijn ze. Je ziet er kinderen op tanks kruipen. Jonge soldaten, moe van een lange, gevaarlijke opmars, worden omringd door menigten in hun zondagskleren. Er zijn lachende gezichten, petten worden in de lucht gegooid.
Ook in het West-Vlaamse Staden, bij Roeselare, werden foto’s genomen van de bevrijding. Maar de beelden in dat dorp vertellen een controversieel verhaal, met evenveel versies als er getuigen zijn. De historie werd lang weggemoffeld.
De foto hierboven is genomen aan het monument van de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, toen Staden bijna op de frontlijn lag en nagenoeg volledig werd weggevaagd. De foto werd nog niet vaak gepubliceerd. Dat komt omdat de Stadenaars er ook vandaag niet graag aan worden herinnerd, en omdat het niet helemaal duidelijk is wat er precies op staat.
Bloemenmeisjes zonder eregasten
Dinsdag 5 september 1944. In Staden was het net kermis geweest, zoals elk eerste weekend van september. Het leek erop dat die een verlengstuk zou krijgen. Eind augustus waren de geallieerden doorgebroken over de Seine en begin september werden de Duitse troepen in allerijl en in een lichte paniek teruggeroepen tot aan de Westerschelde, of in een van de ‘Festungen’ aan de kust.
Het nog steeds in feestmodus verkerende dorp maakte zich op om de bevrijders te verwelkomen. De kermisgoochelaar en ‘animateur’ was zelfs speciaal in de gemeente blijven rondhangen. Hij is de man die zijn hoge hoed voor zich uit draagt in de linkerrij met toeschouwers. Roger Noyez woonde in het stadhuis, zijn moeder was er conciërge. Zelf wilde hij schilder worden en hij schilderde alvast een groot plakkaat in drukletters: ‘WELCOME’.
Er werden ook een Engelse vlag en enkele Amerikaanse vlagjes ineen geknutseld. Bloemenmeisjes werden klaargestoomd met hortensia’s in de armen. Het waren de drie zusjes Flamand en hun vriendin Denise Ameel.
Op dat punt was het nog niet zo zeker wie Staden zou komen bevrijden. Maar ze zouden zeker langskomen, het liefst nog de Amerikanen. Dan bereikte het bericht het dorp dat de Polen aan de oostzijde van het dorp over Westrozebeke en Sleihage naar Hooglede reden. Ze waren zo goed als voorbij. Aan de westkant hadden ze de Canadezen ook al niet gezien. Het dorp bevond zich tussen twee gedoofde vuren. Tot zover de viering.
Hadden de meisjes zich voor niets opgedirkt? Later, in de jaren 1990, zou Roger Noyez in het boek België Bevrijd van Dirk Musschoot vertellen over die dag. Hij zou laten optekenen dat iemand op het idee kwam om een ondergedoken ‘Engelse piloot’ (of een Amerikaan, wie zal het zeggen) van het hof van boer Petrus Vanlerberghe te halen en die de honneurs te laten waarnemen.
Zo gebeurde het. De kermisgoochelaar liep met zijn hoge hoed voorop in de stoet, gevolgd door leden van zowel de liberale als de katholieke harmonie, verenigd in het feest. De oud-burgemeester was dan al terug in functie, de oorlogsburgemeester opgepakt.
Twee dagen na de viering schreeuwden twee ‘Russen’ het dorp bij mekaar. Ze hadden een Duitser herkend in de bevrijder op de foto
De stoet trok naar het oorlogsmonument. Daar sloot het volk zich aan bij de viering, die vastgelegd werd door dorpsfotograaf Alfred Le Roi. De foto overleefde de geschiedenis, maar niet zonder horten of stoten. Le Roi bood hem zoals toen gebruikelijk was te koop aan. De foto’s hingen de dag erna al aan een Rode Kruistent in het centrum, netjes genummerd. Wie een aandenken wilde van de glorieuze bevrijdingsdag hoefde maar een nummer te noteren en zijn bestelling ‘te laten geworden’.
Geladen stilte
Achteraf gezien hadden ze kunnen denken dat er iets niet klopte. De Engelse (of Amerikaanse) piloot was niet erg tuk op een viering. Boer Vanlerberghe was nodig om hem ervan te overtuigen mee te gaan. Nog een geluk dat de boer ook wat Duits sprak – zijn moeder was immers Duitse – en dat communiceerde makkelijker dan het exotische Engels in Staden.
In de begankenis werd onderweg nog iemand opgepikt: bij de hoeve van Mouton zat een ontsnapte krijgsgevangene verborgen. Een Marokkaan of Algerijn, dat heeft niemand goed geweten. Iemand met een getaande huid in ieder geval.
En dus stonden die beide heren centraal te pronken voor het monument in Staden, omgeven door een schare bewonderaars die hun nekken in diverse hoeken uitstaken om op de foto te passen. Vandaag vind je nog een handvol foto’s van het gezelschap die dag.
Noyez legt uit waarom het bijzonder is: het was geen Engelse piloot. En ook geen Amerikaanse. Twee dagen na de viering kwamen twee ‘Russen’ aan de Rode Kruistent voorbij en schreeuwden ze het dorp bij elkaar. Ze hadden een Duitse gevangenisbewaker herkend in de bevrijder op de foto.
De Stadenaren werden stil, ze hadden zich laten rollen. De foto’s werden weggehaald. De gêne drong diep binnen in de gemeente, zette zich vast in de hoofden, generaties lang. Er wordt nog weinig over de viering van de bevrijding gesproken. De toenmalige burgemeester is er niet gelukkig mee dat Noyez het stilzwijgen verbreekt.
Op de foto voor het monument zie je de twee heren staan. De meisjes (Denise Ameel links, Mariette Flamand rechts) zitten geknield voor de fotograaf. Rechts achter Mariette staat een jongetje met ‘tricoloor lint’ en een Amerikaanse vlag, er is nog een Amerikaanse vlag te zien, enkele driekleuren en een Engelse vlag. De drager van de Engelse vlag is Petrus Vanlerberghe, de man die ‘den Duits’ heeft opgevangen, in de overtuiging dat hij een Engelse piloot was.
Er is iets vreemds met die foto. Achter de schoenen van Mariette zie je twee donkere schoenen die van onder een wel heel wijde broek uit steken. Waar de broek het middel bereikt, is een wazige bos bloemen te zien met wat vreemd gevormde handen eromheen. Is het één hand of zijn het twee in elkaar gestrengelde handen?
Het bovenlichaam van de man in het witte hemd en met de pet lijkt een eind achter dat onderstel te staan. Hij heeft ook nog een hand naast zijn lichaam hangen. Heeft de fotograaf de Duitser eruit gemanipuleerd? Zijn die schoenen en die broek die wat te dicht lijken te staan van de Duitser, en is de gêne zo groot geweest dat hij moest verdwijnen uit het beeld en de geschiedenis?
Deepfake avant la lettre
Lokale geschiedenis heeft zo zijn eigenheden, en de heemkundigen van Staden zijn niet echt tuk om een verhaal terug op te rakelen. Ja, ze hebben ooit zoiets gehoord, maar niemand kent er het fijne van. Het archief van fotograaf Le Roi is vernietigd, weet men. Voor getuigen is het haast te laat. De wonde ettert nog een beetje. Wie kan die Duitser dan wel zijn: de man in het witte hemd? Die andere man? Of het verdwenen bovenlichaam?
Kon dat destijds eigenlijk wel, een foto zo manipuleren dat je een lichaam wist? Fotomanipulatie was al van in de Eerste Wereldoorlog gangbaar in reclame en propaganda. De spectaculairste beelden van het front in ons land werden genomen door de Australische fotograaf Frank Hurley en die werden bijeengepuzzeld met dramatisch samengestelde verschillende negatieven.
In de jaren 1930 verdwenen nogal wat in ongenade gevallen Russische leiders van de officiële foto’s. In de VS verschenen kort na de oorlog handleidingen voor fotografen voor hoe ze foto’s konden manipuleren – meestal voor reclamedoeleinden. De benodigdheden waren omslachtiger dan een Photoshopabonnement: penselen, retouche-inkt met verschillende grijswaarden, krabbertjes, borsteltjes en chemicaliën allerhande. Deepfake was toen nog niet zo deep, maar het vertrouwen in beelden was ook nog veel groter.
Kon Alfred Le Roi zoiets? Naarmate we meer en meer Stadenaren te spreken krijgen, duiken meer foto’s op. Eén ervan toont de pui van het stadhuis, met de burgemeester tussen de twee heren in. Ook nu weer dezelfde cast. Deze keer staan de drie zusjes Flamand er bij. De notaris van het dorp draagt warempel nog een Hitler-snorretje. Maar een extra ‘Duitser’ is niet te bekennen.
Het was ook geen simpel verhaal, want hoe komen een Marokkaan en een Rus of Duitser in Staden terecht in 1944?
Een kleine, onduidelijke foto die van boven lijkt te zijn genomen, toont de optocht, en ook daar zie je de beide mannen, nu met kransen rond hun nek aan het stadhuis. Iemand meent dat het om twee Duitsers ging. Het mysterie wordt groter. Na lang zoeken vinden we Gustaaf Flamand. Op de foto bij het monument is hij het jongetje met het Belgische lint over zijn schouder en het Amerikaanse vlaggetje in zijn hand.
Hij staat achter zijn oudere zus. Hij was twaalf toen, en herinnert zich alles nog levendig. Hij weet nog hoe zijn onderwijzer werd opgepakt door de verzetsbrigade. En dan de optocht en die twee mannen. Hij neemt er de foto bij en noemt bijna iedereen bij naam. De getaande man en die met het witte hemd noemt hij ‘de Marokkaan en de Rus’. Een Rus, dus.
Duitse kampen
Het pas enkele uren teruggekeerde gezag van het dorp had meteen een stevige knauw gekregen. Wie naar het echte verhaal zocht, werd niet bepaald aangemoedigd. Het was ook geen simpel verhaal, want hoe komen een Marokkaan en een Rus of Duitser in Staden terecht in 1944? Er worden schouders opgehaald: ‘Wat gebeurt er niet allemaal op zo’n moment?’
Het antwoord ligt een zevental kilometer verder, in Markhove. Het begon in 1942 op het kanaaleiland Alderney, waar honderden politieke gevangenen als dwangarbeiders werden ingezet om er verdedigingswerken te bouwen. Het concentratiekamp maakte honderden slachtoffers.
Tussen de gevangenen zaten als Duitsers gecatalogeerde inwoners van Polen en Wit-Rusland, Oekraïeners, Slowaken, Kroaten, Tsjechen, een enkele Nederlander en een Deen. Er waren ook Russen die weigerden te werken voor de bezetter of die zich niet als vrijwilliger opgaven. In de Duitse kampen werden ze allen ‘Russen’ genoemd. Bij hen ook politieke gevangenen uit Duitsland zelf, enkele tientallen Jehova-getuigen, ‘bandieten’ van gemeen recht en ‘asocialen’.
D-Day op 6 juni 1944 maakte een eind aan de werkzaamheden. Het eiland werd grotendeels geëvacueerd en de meer dan zeshonderd gevangenen gingen op transport. Via vele omwegen belandden ze in de Westhoek: tweehonderd in Proven, driehonderd in Kortemark.
Tijdens het transport hadden al 34 gevangenen de biezen genomen. Ontsnappen werd plots een haalbare kaart nu ze niet meer op het kanaaleiland Alderney zaten.
De moeilijkste uren
Eind augustus naderden de geallieerden wel heel snel vanuit Frankrijk. Op 31 augustus verklapte een Poolse SS-er aan zijn Russische vriend Robert Prokop, een gevangene die als ‘Kapo’ door de SS-ers was gerekruteerd om bepaalde taken op zich te nemen, dat ze ’s anderdaags op transport zouden worden gezet naar Neuengamme, Buchenwald of Mauthausen. De gevangenen wisten wat dat betekende. Op de ochtend van 1 september besloten 43 van hen hun kansen te wagen. Via het dak ontsnapten ze. ‘Slechts’ drie van hen werd neergeschoten, de anderen ontsnapten.
In de verwarring ontsnapte ook de Nederlandse dokter Gommert Krijger, die er later een boek over zou schrijven. Het was procentueel gezien de grootste geslaagde ontsnapping uit een concentratiekamp. De SS-er die de informatie doorspeelde aan Prokop ontsnapte mee. Hij heette Marian Tomasikiewicz en kwam uit Tarnow bij Krakau. Het succes van de ontsnapping wordt weleens aan zijn medewerking toegeschreven.
De gevangenen verspreidden zich over de velden en in schuren. Zeven kilometer verderop, op het boerenhof van boer Vanlerberghe in Staden, vertelde een van hen in gevangenisplunje dat hij een Engelse piloot is die werd neergeschoten. Hij bleef zes dagen ondergedoken. Dan vluchtten de Duitse troepen en een uur later kwam een menigte hem ophalen.
De twee ‘Russen’ die twee dagen later Prokop ontmaskerden als ‘Kapo’, of medewerker van de SS-ers, waren ook ontsnapt uit het kamp
Volgens Roger Noyez heeft de ontsnapte gevangene achteraf nog een brief geschreven aan boer Vanlerberghe. Hij dacht dat ze hem kwamen lynchen, het waren ‘de moeilijkste uren van de oorlog’, schreef hij. Nog tijdens de feestelijkheden wist hij de menigte snel te overtuigen dat hij naar zijn eenheid moest en met spijt en alle begrip kijken ze ‘den Amerikaan’ met zijn witte hemd na als hij voorgoed uit het zicht verdween.
De twee ‘Russen’ die twee dagen later Prokop ontmaskerden als ‘Kapo’, of medewerker van de SS-ers, waren ook ontsnapt uit het kamp… na de bevrijding. Russische krijgsgevangenen wachtten immers nog enkele jaren strafkamp in de goelag wanneer ze terug naar huis gestuurd werden. Sommigen van hen bleven liever in de streek wonen en doken onder.
Verzachtende omstandigheden
Vijfenzestig jaar later komt de Poolse gevangene Sylwester Kukula naar Alderney en Kortemark voor herdenkingsvieringen. Historicus Luc Vanacker legt hem de foto van Staden voor. Kukula is zeker: de man in het witte hemd is Marian Tomasikiewicz, de SS-er die mee ontsnapte.
Meer nog: op een foto uit een privécollectie duikt hij plots op in november van 1944. Het is een foto van een reünie van de ontsnapten in Kortemark. Hij zit vooraan op zijn hurk. Uit een getuigenis uit 1950 leren we dat hij destijds in Groot-Brittannië woonde, net als zijn vriend Robert Kropok. Daarna is men het spoor kwijt.
‘Kapo’s hadden soms weinig gêne’, zegt Vanacker, ‘ze konden altijd argumenteren dat ze waren gedwongen om gevangenisbewaker te worden.’ In het geval van Tomasikiewicz kwam er nog de verzachtende omstandigheid van de vlucht bij. Hij werd in 1950 voor een tribunaal vrijgepleit.
Staden kan weer adem halen. De idee dat ze een Duitser hebben gevierd is genuanceerder dan ze vreesden. Mysterie opgelost? Niet helemaal. Geen van de historici heeft ooit de Marokkaan of Algerijn gevonden. Het verhaal gaat dat hij was opgepikt door de Duitse troepen in Frankrijk als krijgsgevangene en ergens in de buurt ontsnapte. Al weet niemand hoe het echt zit.
Overigens is het lot van een tweede SS-man die mee ontsnapte, een Sudetenduitser die Skultety heette, nog geheel onbekend. Behoren die twee benen van die foto hem toe, of moeten we het vreemde perspectief toeschrijven aan de prille fotografische middelen en de haast bij het afdrukken? Staden is nog niet helemaal van zijn geheimen af.