De recente vondst van een 10 meter lang ichthyosaurusskelet is een markante herinnering van de monsters die ooit de zeeën bevolkten.
Beeld: de Liopleurodon was een pliosaurus die leefde in het juratijdperk.
De fossiele resten van een gigantische ichthyosaurus, ook wel ‘zeedraak’ genoemd, zijn onlangs blootgelegd in het Rutland Water Nature Reserve in het Verenigd Koninkrijk. Met een lengte van ten minste 10 meter en een schedel die ongeveer een ton weegt, is het de grootste en meest complete ichthyosaurus van zijn soort die tot nu toe in Groot-Brittannië is gevonden.
Joe Davis van de Leicestershire and Rutland Wildlife Trust ontdekte het skelet vorig jaar in februari. Een team paleontologen onder leiding van ichthyosaurusexpert Dean Lomax en paleontologisch beheerder Nigel Larkin groef het vervolgens in augustus en september zorgvuldig op. Ik maakte deel uit van het onderzoeksteam.
Op basis van analyses van microscopische fossielen uit het omringende sediment konden we vaststellen dat de Rutland-ichthyosaurus ruwweg 181,5 tot 182 miljoen jaar oud is. De anatomie van het dier suggereert dat het waarschijnlijk behoort tot de soort Temnodontosaurus trigonodon. Daarmee zou het de eerste ichthyosaurussoort zijn die in het Verenigd Koninkrijk werd gevonden.
Het is een algemene misvatting dat de ichtyosaurus een ‘zwemmende dinosaurus’ was. Er leefde eigenlijk een hele groep mariene reptielen tijdens het mesozoïcum, zo’n 66 à 252 miljoen jaar geleden. Deze grote succesvolle roofdieren waren van fundamenteel belang voor de mariene ecosystemen in het mesozoïcum.
De meeste ichthyosaurussoorten kwamen voor in het trias (tussen 250 en 201 miljoen jaar geleden) en vooral in de jura (201 tot 145 miljoen jaar geleden). Maar zij waren niet de enige roofdieren die de prehistorische zeeën bewoonden. Laten we een duik nemen en een blik werpen op drie andere uitgestorven waterschepsels die de jura-oceanen domineerden.
Geduchte gigant
Plesiosaurus (‘bijna-hagedis’) behoort tot een groep grote, langnekkige zeereptielen van de orde plesiosauria. Deze dieren verschenen in het laat-trias en kwamen vooral voor tijdens het juratijdperk. Ze gedijden tot ze tijdens de krijt-paleogeenmassa-extinctie, ongeveer 66 miljoen jaar geleden, verdwenen. De plesiosaurus kwam voor in oceanen over de hele wereld: in Europese zeeën en rond de Stille Oceaan, waaronder Australië, Noord-Amerika en Azië.
De plesiosaurus varieerde in lengte van minder dan 2 meter tot meer dan 17 meter. Sommige soorten hadden een ongelooflijk lange nek die bijna twee keer zo lang als de rest van het lichaam was.
De plesiosaurus had een breed, plat lichaam, een korte staart en vier lange vinnen waardoor hij een sterke zwemmer was. Deze vleeseter had een kleine kop die gevuld was met scherpe, puntige tanden. Ze kwamen goed van pas om vissen en uitgestorven inktvisachtige weekdieren te verslinden. Net als de ichthyosaurus, baarde de plesiosaurus levende jongen. Het eerste bijna complete skelet van een plesiosaurus werd in 1823 ontdekt in Lyme Regis, Dorset in het Verenigd Koninkrijk door de befaamde paleontologe, Mary Anning.
Krachtige killerkaken
Een andere soort zeereptiel van het juratijdperk die tot de plesiosauria behoort, is de pliosaurus (‘meer hagedis’). In tegenstelling tot zijn neefje, de langnekkig plesiosaurus, had de pliosaurus een korte nek met een grote, langgerekte kop, zoals die van een krokodil. De pliosaurus was gemiddeld 4 tot 10 meter lang, al konden sommige wel tot 15 meter lang worden. De pliosaurus had twee paar sterke vinnen en een relatief korte staart.
Tijdens bepaalde periodes van de jura waren zij de toproofdieren van de oceaan. De krachtige kaken van de schepsels bevatten scherpe, kegelvormige tanden waarmee ze zich voedden met vissen, haaien, ichthyosaurussen en andere plesiosaurussen.
Deze soort bestond uit vier subtypes (R. cramptoni, R. propinquus, R. thorntoni en R. zetlandicus). Net als de plesiosaurus is de pliosaurus uitgestorven tijdens de krijt-paleogeenmassa-extinctie, 66 miljoen jaar geleden.
Spitse schelpenschranser
Hybodus (‘bulttand’) is een uitgestorven haaiensoort die voor het eerst opdook tegen het einde van het perm, 260 miljoen jaar geleden. De soort gedijde in de ondiepe jurazeeën, ver weg van de diepe wateren waar de plesiosaurus en pliosaurus woonden.
Deze soort bezat een gestroomlijnd, spoelvormig lichaam – langgerekt en aan beide lichaamsuiteinden spits toelopend – waarmee ze zich snel door het water konden voortbewegen. De hybodus had ook twee vinnen op de rug, waarmee hij nauwkeurig kon sturen. Het opportunistische roofdier werd doorgaans zo'n 2 meter lang.
De hybodus kon heel wat verschillende soorten prooien verorberen dankzij zijn tanden, die in twee groepen waren gerangschikt. Aan de voorkant stonden scherpe, puntige tanden die nuttig waren voor het grijpen van prooien – zoals vissen en inktvissen. De achterste tanden waren rond en meer geschikt om de schalen van schaaldieren te verbrijzelen.
In Duitsland werd ooit een exemplaar gevonden van de soort H. hauffianus dat volgepropt zat met belemnieten (uitgestorven pijlvormige weekdieren). Vermoedelijk was dit dier gestorven nadat het zich te goed gedaan zou hebben aan te veel belemnietenrostra (de schelp van het weekdier).
De hybodus stierf uit tegen het einde van het laat-krijt, zo'n 66 miljoen jaar geleden. De eerste fossiele hybodus-tanden werden rond het midden van de 19e eeuw in het Verenigd Koninkrijk gevonden. Ondertussen werden er ook in Azië, Europa, Afrika en Noord-Amerika overblijfselen teruggevonden, zoals skeletten, losse tanden en kop- en vingraten.
Dit artikel verscheen eerder in The Conversation. Vertaling: Isabelle De Schepper