James Ensor was een ongrijpbaar kunstenaar. In de nieuwe Eos-special leer je de echte Ensor kennen.
Vijf jaar geleden stond ik oog in oog met De intrede van Christus in Brussel in 1889. Het gebeurde bij toeval, want wist ik bij mijn bezoek aan het Getty Museum in Los Angeles veel dat het sleutelwerk van een van onze belangrijkste kunstenaars zich daar bevond. Het monumentale doek nam toen in een aparte zaal een hele muur in beslag. Geflankeerd door een suppoost, want het was een van de weinige werken in het Getty met een absoluut verbod op fotografie. Men had voor James Ensor (1860-1949) een heiligdom gecreëerd, dat ik die namiddag verschillende keren in- en uitliep. Eerst licht verbouwereerd, daarna steeds nieuwsgieriger naar nieuwe details.
De intrede komt wellicht nooit meer naar België, het wordt zelfs binnen de VS niet meer uitgeleend. Daarvoor is het werk, dat een bewogen geschiedenis kent, te fragiel. Over de totstandkoming en de betekenis van De intrede is veel geschreven en gespeculeerd. Het hing tijdens het leven van Ensor gewoon in zijn salon in Oostende, en was dus lange tijd enkel door ingewijden te bezichtigen. Bezoeken luisterde hij op met het spelen van zelfgecomponeerde muziek.
Een club voor slechtzienden
James Ensor schilderde De intrede in 1888 – nog als twintiger dus – en zowel in de thematiek als in de manier van schilderen kondigt het doek het expressionisme van de twintigste eeuw aan. Over dit meesterwerk, maar ook over de schepper ervan, doen nog altijd mythische verhalen de ronde. Dat danken we voor een stuk aan Ensor zelf, die er plezier in vond om zowel over zijn persoon als zijn kunst een rookgordijn op te trekken. ‘Bij Ensor weet je nooit zeker wat hij precies bedoelt, of hij iets meent of niet’, zegt kunstwetenschapper Herwig Todts.
In de nieuwe speciale uitgave, waarvoor de Eos-redactie samenwerkte met het Vlaams-Nederlandse cultuurtijdschrift de lage landen, worden meerdere van die legendes en misverstanden ontkracht. Een kleine correctie wil ik hier al prijsgeven. Van zijn zeventiende tot zijn twintigste volgde Ensor teken- en schilderkunst aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten. Hij zou er amper iets opgestoken hebben en omschreef het lerarenkorps later spottend als een club voor slechtzienden. Maar dat klopt niet helemaal. Zijn schoolresultaten waren zo slecht nog niet, en hij bleef later goede relaties onderhouden met de ruimdenkende academiedirecteur.
Leer je in de nieuwe special dan de echte James Ensor kennen? Jazeker, als een altijd en overal ongrijpbaar kunstenaar, een enigma. Tot in LA toe.
De Ensor-special ligt vanaf nu in de winkel en kun je bestellen op tijdschriftenwinkel.be