De opkomst van grotere, gemechaniseerde bedrijven en nieuwe producten betekenden het definitieve einde van heel wat ambachtelijke (thuis)beroepen op het platteland, zoals klompenmakers en mandenvlechters. Velen gingen liever in de industrie werken: dat betaalde beter en de arbeidsvoorwaarden waren er ook een stuk aantrekkelijker. In het boerenbedrijf namen steeds meer machines het werk over.
Tegelijk bleef het dagelijkse leven op het platteland in de fifties zijn gewone gang gaan. Zondag na de mis gingen de mannen op café terwijl de vrouw ‘bij de haard’ bleef om op de kinderen te letten of het huishouden te doen. Daarnaast zorgden volkssporten, stoeten en processies voor ontspanning en plezier. Televisies en auto’s waren een zeldzaamheid en een echt statussymbool.
Vanuit de VS waaide een nieuwe wereld van huishoudtoestellen, films, muziek en emanciperende vrouwen over. Die veranderingen doken eerst in de stad op. Voor vele plattelandsbewoners was het wachten tot de wereldtentoonstelling van 1958. Op de Brusselse Heizel ontdekten ze de technologische vooruitgang. Vanaf dan veranderde de rurale samenleving in een snel tempo. In datzelfde jaar opende het openluchtmuseum Bokrijk de deuren. De bezoeker kon er het ‘romantische’ verleden herontdekken.
In deze periode trok fotograaf Jos Halsberghe (1912-2005) met zijn fototoestel door Vlaanderen. Hij legde het plattelands-, dorps- en boerenleven van alledag vast. In zijn reportages kwam de moderniteit slechts in beperkte mate aan bod. Nieuwe industrie en woonverkavelingen met meer comfort pasten immers
niet altijd in het verhaal dat Jos Halsberghe wou vertellen. Geordend per dorp verschenen deze beelden, met verhalen van journalist Gust Saenen, in de toen populaire rubriek ‘Zo leeft…’ van het magazine Zondagsvriend, dat de Gazet van Antwerpen in het weekend verdeelde. De lezers ontdekten zo het hele land zonder een voet buiten de deur te zetten. Vandaag vormen deze foto’s met bijhorende artikels prachtige tijdsdocumenten van een platteland volop in verandering.