Dankzij recente fossielenvondsten is het eindelijk mogelijk de roemruchte Tyrannosaurus rex een plaats te geven op de stamboom van de superfamilie van de tyrannosauroïden.
Op een snikhete dag in de zomer van 2010 stootte een bouwvakker op een industrieterrein in Ganzhou, een stad in het zuidoosten van China, op iets hards. Vervuld van bange voorgevoelens stapte hij van zijn graafmachine om te kijken wat het was. Een stuk ondoordringbare rotsbodem, een waterleidingbuis? Dat zou onvermijdelijk een fikse vertraging opleveren - en het werk liep al achter op het schema. Maar toen het stof was gaan liggen, zag hij dat de boosdoener iets heel anders was: een enorme verzameling botten, sommige reusachtig groot.
Toch werden de werkzaamheden wel degelijk stilgelegd, want die botten bleken een heel belangrijke vondst te zijn. De bouwvakker had bij toeval het vrijwel complete skelet van een bizarre, tot dan toe onbekende dinosaurussoort blootgelegd, die verwant was aan Tyrannosaurus rex. Een paar jaar later nodigden mijn Chinese collega's mij uit om samen met hen dit exemplaar te bestuderen en in mei 2014 konden we bekendmaken dat het hier ging om een nieuwe loot aan de stamboom van de tyrannosaurussen, die de naam Qianzhousaurus sinensis kreeg. Omdat dat nogal lastig uit te spreken is - en vanwege de opvallende langgerekte snuit van het dier - gaven we hem het koosnaampje Pinocchio rex.
Qianzhousaurus maakt deel uit van een enorme hoeveelheid resten die het afgelopen decennium aan het licht is gekomen en die onze kijk op de superfamilie van de tyrannosauroïden ingrijpend heeft veranderd.
Sinds ruim een eeuw geleden Tyrannosaurus rex werd ontdekt, werd ons beeld van deze dieren gedomineerd door die dertien meter lange, vijf ton wegende kolos. Maar de evolutiegeschiedenis van de tyrannosauriërs bleef grotendeels een mysterie. In de loop van de twintigste eeuw ontdekten onderzoekers een paar nauwe verwanten van T. rex die ook indrukwekkend groot waren, en ze begonnen zich te realiseren dat T. rex niet zomaar een eigenaardig buitenbeentje was. Deze grote roofdieren vormden een complete, eigen tak aan de stamboom van de dinosaurussen. Maar het lukte de wetenschappers nog niet te achterhalen wanneer de tyrannosaurussen zijn ontstaan, uit wat voor voorouders ze zijn geëvolueerd en hoe ze zo groot konden worden en hun toppositie in de voedselketen konden veroveren. Pas sinds kort is het mogelijk voorzichtige antwoorden te formuleren.
De afgelopen vijftien jaar hebben onderzoekers een kleine twintig nieuwe tyrannosaurussoorten ontdekt, verspreid over de hele wereld, van de woestijnen in Mongolië tot de ijzige vlakten in het Noordpoolgebied. Met die vondsten kon een nieuwe stamboom van de tyrannosaurusfamilie worden geconstrueerd, die opmerkelijke resultaten oplevert. Het blijkt dat de tyrannosaurussen gedurende het grootste deel van hun geschiedenis marginale vleeseters waren, niet veel groter dan een mens. Ze bereikten hun enorme omvang en dominante positie in het ecosysteem pas in de laatste twintig miljoen jaar van het tijdperk der dinosauriërs, dat ongeveer 250 miljoen jaar geleden begon en de geologische perioden van het Trias, het Jura en het Krijt bestreek.
De koning van de reuzenhagedissen stamde dus niet uit een dynastie van reusachtige roofdieren, maar was eigenlijk van bescheiden komaf en was simpelweg de laatste overlevende van een ontzaglijke verscheidenheid van tyrannosaurussen die verspreid over de hele planeet leefden. Tot die fatale dag, 66 miljoen jaar geleden, toen de inslag van een asteroïde een eind maakte aan de heerschappij van de dinosauriërs, en het tijdperk van de zoogdieren inluidde.
Op fossielenjacht
Het verhaal van de ontraadseling van de familiegeschiedenis van de tyrannosaurussen begint met de ontdekking van T. rex, die mogelijk werd gemaakt door Henry Fairfield Osborn. Begin twintigste eeuw was Osborn in de Verenigde Staten een prominent wetenschapper. Hij was directeur van het Museum of Natural History in New York en voorzitter van de Amerikaanse Academie van Kunsten en Wetenschappen, en zijn foto prijkte regelmatig op de omslag van Time Magazine. Hij maakte dankbaar gebruik van zijn status en invloedrijke positie om zijn persoonlijke stokpaardjes te propageren, bijvoorbeeld op het gebied van de eugenetica en de vermeende superioriteit van het blanke ras. Tegenwoordig wordt hij meestal schouderophalend afgedaan als een van die vele politiek incorrecte halvegaren uit een grijs verleden. Maar hij was ook een scherpzinnig paleontoloog en een nog betere manager. Een van de beste besluiten die hij in zijn loopbaan heeft genomen, was dat hij een fossielenverzamelaar, Barnum Brown genaamd, op pad stuurde om in het westen van de VS naar dinosaurussen te zoeken.
Die Brown was trouwens ook een kleurrijk figuur. Tijdens zijn fossielenjacht droeg hij hartje zomer een bontjas die tot de grond reikte, en om een extra zakcentje te verdienen verhuurde hij zich als spion aan regeringen en oliemaatschappijen. Hij had echter een goede neus voor fossielen en in 1902 deed hij een van de beroemdste vondsten in de geschiedenis van de paleontologie: in de woestenij van Montana ontdekte hij een gigantische vleesetende dinosaurus.
Toen deze dinosaurus een paar jaar later wetenschappelijk werd beschreven, gaf Osborn hem de naam die nu, ruim een eeuw later, nog altijd tot de verbeelding spreekt: Tyrannosaurus rex, de tirannieke koning van de reuzenhagedissen. In heel Amerika werd in sensationele krantenkoppen melding gemaakt van de spectaculaire vondst. Osborn en Brown hadden het grootste en boosaardigste roofdier ontdekt dat ooit op de aardbodem had rondgelopen.
T. rex groeide uit tot een beroemdheid en drukte zijn stempel op de voorstelling die het brede publiek zich van dinosaurussen vormde. Hij was de ster van tal van speelfilms en het pièce de résistance van exposities in musea over de hele wereld. Maar die wereldfaam verhulde dat het dier eigenlijk een mysterie was: gedurende bijna de hele twintigste eeuw hadden de wetenschappers geen idee hoe ze T. rex moesten inpassen in het bredere plaatje van de evolutie van de dinosaurussen. Hij was een buitenbeentje, zoveel groter en zo fundamenteel anders dan andere bekende vleesetende dinosauriërs dat het moeilijk was hem een plekje te geven in het fotoalbum van de dinosaurusfamilie.
In de daaropvolgende decennia ontdekten andere paleontologen in aardlagen in Noord-Amerika en Azië die tussen de 84 en 66 miljoen jaar oud waren een paar nauwe verwanten van T. rex die ongeveer in dezelfde periode hadden geleefd - in het late Krijt. Deze tyrannosaurussen - Albertosaurus, Gorgosaurus, Tarbosaurus - lijken heel veel op T. rex. Het zijn kolossale predatoren aan de top van de voedselpiramide, die leefden in de eindfase van de geschiedenis van de dinosaurussen. Maar hoe indrukwekkend de fossielen ook waren, de oorsprong van deze groep dieren werd er niet veel duidelijker op.
Bescheiden afkomst
Een aantal van de recente vondsten die ons toelaten de aanzienlijke hiaten in onze kennis van de tyrannosauriërs op te vullen, is afkomstig van onverwachte locaties. De laatste tijd duiken resten van dinosaurussen, inclusief tyrannosaurussen, overal op de wereld op, zelfs in het uiterste noorden van Rusland - waar de paleontologen in de winter zijn blootgesteld aan een ijzige kou en in de vochtige zomer aan grote zwermen muskieten.
Een van deze paleontologen is Alexander Averianov, mijn collega van het Zoölogisch Instituut van de Russische Academie van Wetenschappen in Sint-Petersburg. In 2010 maakte zijn team een vondst bekend die veel stof deed opwaaien: in de uitgestrekte regio Krasnojarsk in Centraal-Siberië hadden de onderzoekers een verzameling beenderen aangetroffen, afkomstig van een kleine vleesetende dinosaurus die lang voor T. rex leefde - zo'n 270 miljoen jaar geleden, in het midden van het Jura - en die ongeveer zo groot als een mens zou zijn geweest. Ze noemden het dier Kileskus, 'hagedis' in een van de daar ter plaatse gesproken talen. Deze vondst bleek een belangrijke sleutel te zijn tot het ontraadselen van de herkomst van de tyrannosaurussen.
Op het eerste gezicht maakt Kileskus geen overweldigende indruk. Hij lijkt in elk geval totaal niet op T. rex. Als T. rex in diezelfde tijd in Rusland had geleefd, had hij Kileskus als een lastige vlieg van zich af kunnen slaan, zelfs met zijn armzalige korte voorpoten. Maar Kileskus vertoont wel onmiskenbare gelijkenissen met een andere kleine carnivoor, Guanlong, die circa tien miljoen jaar later in China leefde en in 2006 was beschreven. Zo hebben beide dieren bijvoorbeeld een opzichtige benen kam die van voor naar achter over de schedel loopt. En Guanlong, waarvan veel completere skeletten zijn gevonden dan van Kileskus, heeft kenmerken die alleen bij tyrannosauroïden worden aangetroffen, zoals de vergroeiing van de neusbeenderen in de snuit. Deze gemeenschappelijke kenmerken duiden op een gedeelde afstamming. De bescheiden, eigenlijk onbetekenende Kileskus en Guanlong maken dus deel uit van de groep diersoorten waaruit de machtige T. rex is voortgekomen.
Deze twee vondsten schetsten een onverwacht beeld van de dageraad van de tyrannosaurussen. De groep had dus niet vanaf het begin uit gigantische superpredatoren bestaan, maar veeleer uit vleeseters die in de voedselketen de tweede of derde positie bekleedden en die in de schaduw leefden van enorme roofdieren die behoorden tot in de verte verwante groepen, zoals de allosauriërs en de ceratosauriërs. Bovendien gaan de wortels van de tyrannosauriërs veel verder terug dan men ooit voor mogelijk had gehouden. Hun vroegste voorouders leefden al in de tijd waarin het supercontinent Pangea nog niet volledig uiteengevallen was, zodat dieren zich betrekkelijk gemakkelijk konden verspreiden over de verschillende landmassa's. Deze geografische condities verklaren hoe het kan dat inmiddels vroege vertegenwoordigers van de tyrannosauroïden zijn opgedoken in Rusland en China, en iets latere soorten in de VS en het Verenigd Koninkrijk, en misschien zelfs in Australië (over de taxonomische indeling van sommige in Australië gevonden vleesetende dinosauriërs zijn de deskundigen het nog niet eens). Bovendien laten de gevonden fossielen ook zien dat de tyrannosaurussen er verrassend lang over hebben gedaan om hun machtige positie te veroveren: tussen de oudste voorouders van de tyrannosauroïden en T. rex zat een langere periode (minstens 100 miljoen jaar) dan tussen T. rex en de mens (66 miljoen jaar).
Warme en donzige veren
Het feit dat de tyrannosaurussen er zo lang over deden om tot werkelijk gigantische afmetingen uit te groeien betekent overigens niet dat hun evolutie ondertussen stilstond. We vinden steeds meer aanwijzingen dat de groep een aanzienlijke diversificatie doormaakte lang voordat soorten als Tarbosaurus en T. rex ontstonden. Frappante voorbeelden van deze diversificatie zijn aangetroffen in de provincie Liaoning in het noordoosten van China.
Liaoning is niet bepaald de meest opwindende plaats op onze planeet. Zelfs ik, opgegroeid in de monotone prairies van de Amerikaanse Midwest, heb moeite om mijn ogen open te houden tijdens de drieënhalf uur durende treinreis vanuit Beijing door het schier eindeloze, in mist gehulde heuvellandschap, waar niet veel meer te zien is dan sporadische boerderijen en hier en daar de opkringelende rook van een houtvuur. Maar voor fossielenjagers is dit heilige grond.
De afgelopen twintig jaar hebben boeren in dit gebied duizenden dinoskeletten verzameld. Zo'n 120 à 130 miljoen jaar geleden deden zich hier regelmatig vulkaanuitbarstingen voor, waardoor de gedoemde dieren snel overdekt raakten met as en modder, en hun overblijfselen geconserveerd werden tot in de kleinste details.
Onder de talrijke dieren die in dit prehistorische Pompeï aan de oppervlakte zijn gekomen, bevonden zich ook twee intrigerende tyrannosauriërsoorten. Mijn collega Xu Xing van het Instituut voor Vertebratenpaleontologie en Paleoantropologie in Beijing heeft de vondst van een van deze soorten, Dilong, in 2004 gepubliceerd. Dilong was ongeveer zo groot als een golden retriever. Hij had lange voorpoten waarmee hij zijn prooi ving, en een lenig, elegant skelet met lange achterpoten dat hem in staat stelde zich snel voort te bewegen. De tweede soort, die Xu in 2012 heeft beschreven, is een heel ander wezen. Met zijn lengte van acht à negen meter en een gewicht van ongeveer een ton moet dit dier - Yutyrannus genaamd - aan of vlak bij de top van de voedselketen hebben gestaan.
De beide tyrannosaurussoorten zijn in dezelfde rotsformatie gevonden en hebben misschien in dezelfde tijd geleefd, zo'n 125 miljoen jaar geleden. Beide soorten vertonen de vergroeide neusbeenderen en andere kenmerken die typerend zijn voor tyrannosaurussen en laten zien dat in het vroege Krijt de tyrannosauroïden zich al hadden opgesplitst in tal van nieuwe soorten die elk hun eigen rol speelden in het ecosysteem, en dat sommige soorten al experimenteerden met een grotere lichaamsomvang.
Dilong en Yutyrannus zijn ook om een andere reden interessant. Vroeger schilderden de paleontologen dinosaurussen af als geschubde, uit hun krachten gegroeide reptielen die lomp en traag voortsjokten. Maar de laatste tijd vinden de onderzoekers steeds meer aanwijzingen dat sommige dinosaurussoorten niet overdekt waren met schubben, maar een donzige vacht bezaten en over het algemeen veel beweeglijker en intelligenter waren dan tot voor kort werd gedacht. Met andere woorden: ze leken eigenlijk meer op vogels dan op reptielen. Dankzij de vondst van Dilong en Yutyrannus bestaat er nu geen twijfel meer dat de tyrannosauroïden aan deze beschrijving beantwoordden. De beenderen van deze soorten zijn bedekt met een dikke donslaag die aan veren doet denken - niet de veren met slagpennen waaruit de vleugels van moderne vogels bestaan, maar simpelere, draderige veren die doen denken aan haren. En in tegenstelling tot vogels konden de tyrannosauroïden zeker niet vliegen. De veren dienden vermoedelijk om mee te pronken of om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Het feit dat er bij tyrannosauroïden en andere soorten dinosaurussen veren zijn aangetroffen, maakt het zeer waarschijnlijk dat ook T. rex veren had. Als u de tirannieke koning van de reuzenhagedissen niet al angstaanjagend genoeg vond, stelt u zich hem dan eens voor als een energieke, intelligente Grote Hellevogel.
Koningen aan de macht
De nieuwe vondsten in Rusland, China en elders maken duidelijk dat de tyrannosauroïden floreerden in de periode van het Midden-Jura tot het vroege Krijt. Ze waren weliswaar nog niet de soevereine heersers, maar ze hadden hun eigen niche gevonden als een stabiele, zij het niet erg spectaculaire, groep van sluwe, snelvoetige predators. Maar toen veranderde er iets. Ergens tussen 85 en 110 miljoen jaar geleden, in het midden van het Krijt, onderging het ecosysteem van de dinosauriërs drastische wijzigingen. De allosauriërs en de ceratosauriërs, die lange tijd aan de top van de voedselpiramide hadden gestaan, verdwenen grotendeels en op het noordelijk halfrond namen nu de tyrannosauroïden de rol van toppredator op zich. Wat precies de oorzaak was van deze veranderingen is onduidelijk, want dinofossielen uit het midden-Krijt zijn uiterst zeldzaam. Misschien kwam het door een massale uitstervingsgolf die zich zo'n 94 miljoen jaar geleden heeft voorgedaan, toen de temperatuur op aarde steeg en de hoogte van de zeespiegel grote fluctuaties vertoonde.
Maar hoe de tyrannosauriërs de top van de voedselketen ook mogen hebben bereikt, toen ze er eenmaal waren gearriveerd, was de buit binnen. Gedurende de laatste twintig miljoen jaar van het Krijt waren tyrannosauriërs in Noord-Amerika en Azië de onbetwiste heersers - als meerdere tonnen wegende superpredatoren met een enorme schedel en heel korte voorpoten. Ze hadden zoveel kracht in hun kaken dat ze de beenderen van hun prooi dwars doormidden beten. Ze groeiden zo snel dat ze in hun tienerjaren elke dag een paar kilo zwaarder werden. En ze leefden aan zo'n tempo dat de paleontologen nog nooit een exemplaar hebben gevonden dat ouder dan dertig jaar was geworden.
In Noord-Amerika en Azië waren de kolossale tyrannosauriërs dus heel succesvol, maar in Europa en op het zuidelijk halfrond schijnen ze nooit echt voet aan de grond te hebben gekregen. Daar deelden andere groepen grote predators de lakens uit. Als we het klimaat en de constellatie van de continenten in het late Krijt reconstrueren, krijgen we een idee van waarom dat zo was. In die periode zag de aarde er heel anders uit dan in de tijd dat de kleinere tyrannosauroïden voor het eerst evolueerden. De continenten waren veel verder van elkaar vandaan gedreven en hadden al bij benadering de posities bereikt die ze vandaag de dag innemen. Bovendien was de zeespiegel dramatisch gestegen, zodat Noord-Amerika voor een deel onder water stond en Europa niet meer was dan een verzameling kleine eilandjes. De wereld waarin T. rex leefde was een uiterst gefragmenteerde planeet. Het gevolg was dat diersoorten die in het ene gebied de baas waren geen nieuwe gebieden konden veroveren - om de simpele reden dat ze er niet konden komen.
Blijvende diversiteit
Je zou verwachten dat in gebieden waar gigantische tyrannosauriërs als T. rex de scepter zwaaiden, deze gespierde bruten andere, fijner gebouwde soorten verdrongen. Maar recente fossielenvondsten duiden erop dat dat niet is gebeurd. Verrassende nieuwe vondsten hebben een ongekende verscheidenheid van tyrannosauroïden aan het licht gebracht, die uiteenlopende posities in de voedselketen innamen, zelfs gedurende de laatste paar miljoen jaar van het Krijt toen T. rex de onbetwiste heerser was.
Qianzhousaurus, het dier met de Pinokkio-neus dat op een bouwlocatie in China werd aangetroffen, is een mooi voorbeeld. De eerste keer dat mijn collega Junchang Lü van het Geologisch Instituut van de Chinese Academie van Aardwetenschappen mij foto's van dat exemplaar liet zien, tijdens een congres in 2013, was ik met stomheid geslagen. Ik zag een tyrannosaurus uit het laatste deel van het Krijt die totaal niet leek op de grote koning van de reuzenhagedissen.
Om te beginnen was hij veel kleiner - niet meer dan acht of negen meter lang en ongeveer duizend kilo zwaar. Nog steeds geen dier dat je graag in een donker steegje zou tegenkomen, maar niettemin slechts een hulpeloos wezentje vergeleken met T. rex. En wat nog vreemder was, was dat hij een langwerpige, fijngevormde schedel had, die in niets deed denken aan de brede, gespierde schedel waarmee zijn beroemde neef botten vermorzelde alsof het twijgjes waren.
Lü vroeg mij of ik hem wilde helpen bij het beschrijven van dit nieuwe fossiel uit China, omdat ik twee andere tyrannosaurussen met een lange snuit had bestudeerd, die twintig jaar eerder waren ontdekt en de wetenschap lange tijd voor een raadsel hadden gesteld. Het eerste van deze dieren was bekend van een deel van een gedeeltelijk skelet dat een Russisch team in de jaren '70 in Mongolië had gevonden. De Russische onderzoekers hadden het de naam Alioramus remotus gegeven en het vermoeden geopperd dat het hier ging om een atypische tyrannosauroïde met een lange snuit. Tijdens de Koude Oorlog waren maar weinig paleontologen in de gelegenheid dit exemplaar te bestuderen, dus het bleef lange tijd onduidelijk of het nu om een eigenaardige nieuwe soort ging of simpelweg om een jong exemplaar van de al bekende tyrannosaurussoort Tarbosaurus.
Enkele decennia later, in het begin van deze eeuw, ontdekte een team van Amerikaanse en Mongolische paleontologen onder leiding van mijn promotor Mark Norell van het Amerikaanse Museum for Natural History een veel completer en beter geconserveerd exemplaar van Alioramus. Op de dag dat ik met mijn promotieonderzoek begon, nam Norell mij mee naar het laboratorium van het museum, waar hij me het skelet liet zien en zei dat ik dat maar moest gaan bestuderen. In 2009 konden we bekendmaken dat het om een nieuwe soort ging, Alioramus altai. Het skelet zag er anders uit dan dat van Tarbosaurus, maar aangezien het had toebehoord aan een jong individu (zoals bleek uit de inwendige structuur van de botten) konden we niet uitsluiten dat de schijnbaar unieke kenmerken mogelijk verklaard moesten worden door het feit dat het nog niet volgroeid was.
Soms blijven zulke debatten decennia voortwoeden, terwijl de paleontologen wachten op nieuwe fossielen die de impasse kunnen doorbreken. Maar in ons geval duurde het maar een paar jaar, mede dankzij de toevallige vondst van die Chinese bouwvakker. Het Qianzhousaurus-skelet dat in Ganzhou was ontdekt, had dezelfde lange snuit, delicate bouw en bescheiden afmetingen als Alioramus, maar het behoorde duidelijk toe aan een veel ouder, volwassener individu. Nu wisten we het zeker: tyrannosauroïden met een lange snuit vormden een aparte soort die verspreid over Azië had geleefd helemaal tegen het einde van het Krijt en vermoedelijk de op één na hoogste positie in de voedselketen bekleedde, onder de reusachtige Tarbosaurus.
En Qianzhousaurus was niet de enige fijngebouwde tyrannosauroïde die tegelijk met de zwaargewichten over de planeet wandelde. Slechts een maand of twee voordat wij onze beschrijving van Qianzhousaurus zouden publiceren, ontdekten mijn Amerikaanse collega's Anthony Fiorillo en Ronald Tykoski van het Perot-museum voor Natuur en Wetenschap in Dallas in de buurt van de ijzige poolcirkel in Alaska een nog vreemdere tyrannosaurus die uit het laatste deel van het late Krijt stamde en die de naam Nanuqsaurus kreeg. We kennen dit dier van slechts een handjevol botten die veel overeenkomst vertonen met de corresponderende beenderen van T. rex, maar met één ongelofelijk verschil: ze zijn ongeveer de helft kleiner. De voor de hand liggende verklaring zou zijn dat die botten toebehoorden aan een tyrannosaurusbaby, maar het verbazingwekkende is dat de 'naden' waar naast elkaar gelegen beenderen aan elkaar gegroeid zijn, verdikt zijn, een verschijnsel dat alleen bij volwassen dieren voorkomt.
Fiorillo en Tykoski opperden een idee dat op het eerste gezicht misschien vergezocht lijkt, maar dat volgens mij toch heel plausibel is: tyrannosaurussen in het Noordpoolgebied kregen in de loop van de evolutie een kleiner lichaam doordat er in die noordelijke streken niet voldoende voedsel voorhanden is om een groot lichaam in stand te houden.
Veel dieren die vandaag op eilanden leven hebben eenzelfde 'krimp' ondergaan, om dezelfde reden - een habitat waar de voedselbronnen beperkt zijn. Dus terwijl T. rex de scepter zwaaide in het zuiden, zwierf er in de noordelijke wildernis een miniatuur-tyrannosaurus rond.
Onverwacht succes?
Deze nieuwe aanwinsten voor de stamboom van de tyrannosaurusfamilie hebben nieuw licht geworpen op de evolutiegeschiedenis van deze tot de verbeelding sprekende diersoort, maar er blijven nog belangrijke vragen over. Waar zijn de tyrannosauroïden ontstaan? En wanneer, in het Midden-Jura of al in het vroege Jura, een periode waaruit wereldwijd maar weinig fossielen zijn gevonden?
Leefden er van het Midden-Jura tot het Midden-Krijt ook tyrannosaurussen op het zuidelijk halfrond? De meeste fossielen zijn aangetroffen op de noordelijke continenten, met één uitzondering: een mysterieus bot uit Australië. We weten dat veel dinosaurussoorten tussen het Midden-Jura en het Midden-Krijt verspreid over de hele planeet voorkwamen, dus misschien gold dat ook voor de tyrannosauriërs. Wat voor type veren hadden de grootste tyrannosaurussen, zoals T. rex, en wat was de functie van die veren? En wat deden Qianzhousaurus en Alioramus precies met hun lange snuit?
Hoe onvolledig het verhaal van de tyrannosauriërs ook is, het onthult wel een diepere waarheid - namelijk dat de evolutie onvoorspelbaar is. Toen de eerste tyrannosauroïden ontstonden, meer dan 170 jaar geleden, had niemand kunnen vermoeden dat die miezerige roofdiertjes ooit over hele continenten zouden heersen.
Het stond niet in de sterren geschreven dat ze zo'n succes zouden worden. In tegendeel: meer dan 80 miljoen jaar moesten ze zien te overleven in een ondergeschikte rol, geduldig afwachtend tot veranderingen in het leefmilieu hen in staat zouden stellen machtige roofdieren aan de top van de voedselketen te worden. En toen, juist toen de tyrannosaurussen op het toppunt van hun macht stonden, viel er op een dag een asteroïde uit de lucht en werden ze weggevaagd. Toen de oerbossen in brand stonden, complete ecosystemen instortten en de zoogdieren hun zegetocht begonnen, konden hun kracht en omvang de tyrannosaurussen niet meer redden.