Koffie, ochtendlijke opkikker sinds 1616
15 januari 2016 door ILVierhonderd jaar geleden zorgden Hollandse koopmannen voor de grote doorbraak van koffie.
De eerste Europese geschreven bron over het drinken van koffie (in de Arabische wereld) staat op naam van de Duitse botanist en reiziger Leonard Rauwolf (1535-1596). Zijn beschrijving werd meteen in het vroeg-Nederlands vertaald. Die luidde: ‘de drank chaube genaamd die schier so swart is als inkt. Deese pleegen sij ’s morgens vroeg, ook aan open plaatsen, voor yeder en sonder schroom in te drincken, uyt aarde en diepe porselijne schaaltjes, soo heet als sij konden.’
Het centrum van de koffiehandel bevond zich in de zestiende eeuw in Jemen. In 1613 arriveerde de opperkoopman Pieter van den Broecke in de Jemenitische havenstad Mocha, alwaar hij in opdracht van de pas opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) nieuwe handelsmogelijkheden onderzocht. Om zich heen zag hij iedereen dat vreemde drankje drinken, ‘een specie van swarte boontjes gelijck Boontjes-holwortel daer sij swart water van maken en warm indrincken’
Koffieplant
Zijn pogingen in Mocha voet aan de grond te krijgen, verliepen moeizaam – de moslims wensten geen christelijke inmenging in hun handel en daarnaast dreigde voortdurend oorlog vanwege de strategische ligging van de haven. Nadat hij in 1616 tijdens een tweede expeditie weer tegen problemen was aangelopen, besloot Van den Broecke, om in elk geval niet met lege handen te vertrekken, een koffieplant het land uit te smokkelen en mee te nemen naar de hortus botanicus in Leiden. Een paar decennia later werden stekjes van de boom overgebracht naar Hollandse koloniën in de tropen, zoals Ceylon (het huidige Sri Lanka) en Java, in wat nu Indonesië is. Daar legde de VOC de eerste koffieplantages buiten de Arabische wereld aan. Binnen afzienbare tijd domineerden de Hollanders de koffiemarkt.
In 1723 plantte Frankrijk de eerste koffieplant – die de regering cadeau had gekregen van de Hollanders – op het Caribische eiland Martinique. Van daaruit verspreidde de cultuur zich over Latijns-Amerika. Dat de hele wereld als een blok viel voor het nieuwe drankje (de populariteit was zelfs zo groot dat de consumptie van wijn schrikbarend daalde), had alles te maken met de uitwerking ervan op de gebruiker. Aan de koffieboon werden van oudsher wonderbaarlijke, vooral medicinale eigenschappen toegeschreven.
Mensen gebruikten het tegen zo’n beetje alle maag- en spijsverteringsproblemen, als eetremmer en om vermoeidheid te verdrijven. De Franse schrijver Honoré de Balzac was misschien wel de fanatiekste koffiedrinker ooit: volgens de overlevering dronk hij zo’n vijftig koppen zware espresso’s per dag. Balzac schreef over het effect: ‘Alles komt in beroering. Vormen en karakters ontstaan spontaan. Het papier vult zich met inkt en dat alles omdat het nachtelijke werk begint en eindigt met stromen zwart water, zoals een gevecht op het slagveld begint en eindigt met zwart poeder.’
Op café
Koffie was in de eerste helft van de zeventiende eeuw nog een exotisch drankje. Maar vanaf 1650 werd het steeds algemener verkrijgbaar – eerst op straat en later in koffiehuizen, die cafés werden genoemd. Sommigen zagen de opkomst van koffie met lede ogen aan, zoals dokters die zich door de medische claims van de koffie in hun voortbestaan bedreigd voelden, en de katholieke kerk die het in eerste instantie als een duivelse drank veroordeelde. De Franse historicus Jules Michelet (1798-1874) zag vooral een positieve revolutie in de koffiecultuur. Want niet alleen verminderde koffie de consumptie van alcohol, maar het drankje ‘creëert tevens nieuwe omgangsvormen en gewoontes en verzacht het temperament’. Cafés brachten intellectuelen samen, die al koffie drinkend ideeën en levensfilosofieën uitwisselden. In die atmosfeer kon zomaar de kiem worden gelegd voor grote omwentelingen, zoals eind achttiende eeuw de Franse Revolutie. Tot op heden heeft koffie dat samenbrengende, sociale imago behouden.