Scheelzien of loensen is een oogafwijking waarbij de ogen niet (altijd) in dezelfde richting kijken. Maar in lichte vorm kan de aandoening een hulpmiddel zijn, bijvoorbeeld bij het tekenen en schilderen.
Van tal van beroemde kunstenaars wordt vermoed dat ze aan strabisme leden. Dat is een oogafwijking waarbij één oogbol sterker naar buiten of naar binnen kijkt dat de andere. Chronisch strabisme wordt in de volksmond ook wel scheelzien genoemd.
Onder andere Rembrandt van Rijn zou de aandoening hebben gehad. Bij hem zou het geholpen hebben om de driedimensionale wereld die hij aanschouwde over te brengen op het doek. Bij strabisme gebruikt het brein maar één oog om naar een bepaald punt te kijken (het andere kijkt immers in een andere richting). Een strabische blik zou je daardoor kunnen vergelijken met kijken met een oog gesloten.
Britse kunsthistorici denken nu dat ook de beroemde Italiaanse kunstenaar (en alleskunner) Leonardo Da Vinci aan een oogaandoening leed – al is ‘lijden’ hier niet echt op z’n plaats. Ze komen tot die conclusie na een grondige analyse van schetsen, schilderijen en beeldhouwwerken van Da Vinci. Volgens de historici had de beroemde renaissancekunstenaar een linker- of rechteroog dat extra hard naar buiten keek – ook weleens exotropie genoemd, oftewel buitenwaarts scheelzien.
De aandoening zou Da Vinci – net als Rembrandt – geholpen hebben bij het transponeren van de driedimensionale werkelijkheid naar een tweedimensionale afbeelding, zonder dat hij daarvoor een oog moest dichtdoen.