Als er één muziekstijl is die iedereen met de VS associeert, is het wel jazz. Toch sprong België al heel vroeg op de jazztrein. Met live-optredens, jazz danceparty’s, de eerste jazzgeschiedenis, en grote namen als Adolphe Sax en de onvergetelijke jazzgitarist Django Reinhardt.
Voor velen is jazz een Noord-Amerikaans muziekgenre dat in het begin van de 20ste eeuw ontstaat in New Orleans, dat tot volle ontwikkeling komt in de grote steden van de Verenigde Staten en waarvan de meest recente ontwikkelingen nog steeds van daaruit gestuurd worden. Logisch. De eerste ‘helden’ zoals Louis Armstrong, Duke Ellington, Billie Holiday en later Charlie Parker en Miles Davis komen respectievelijk uit New Orleans, Washington, Philadelphia, Kansas City en Saint-Louis in de VS en vertoeven lang in de clubs rond 52nd Street in New York. Hoofdacts op festivals zoals Gent Jazz, North Sea Jazz Festival en Jazz Middelheim zijn nog steeds bands en muzikanten die voornamelijk uit de VS komen. Maar ook België speelde een rol in deze geschiedenis.
De voorlopers
Zelfs de voorlopers van de jazz waren hier te horen. In 1851 traden de Hooley’s Minstrels op in Brussel, en er waren ook minstrels te zien in de wildwestshows van Buffalo Bill, die tussen 1890 en 1906 verschillende Belgische steden aandeed. ‘A nigger quartet, a banjo duet and several negro comics and excentrics’ stond op de flyers die op 1 miljoen exemplaren verspreid werden. Volgens sommige bronnen hebben de voetballers van AA Gent hun roepnaam Buffalo’s overigens aan deze legendarische buffeljager annex circusdirecteur te danken. Vanaf 1900 waren er ook meerdere Belgische minstrelartiesten actief.
De kruisbestuiving verliep trouwens in beide richtingen. In het orkest van John Philip Sousa (die zijn naam gaf aan de sousafoon) zat een Belgisch saxofonist, Jean Moeremans. En nog geen 60 jaar eerder had Adolphe Sax zijn zelf uitgevonden blaasinstrument in Brussel aan het publiek voorgesteld tijdens de industriële tentoonstelling van 1841. Sax’ betrachting was een instrument te ontwikkelen met een klank zo dicht mogelijk bij deze van de snaarinstrumenten maar met een sterkere sonoriteit, dus luider.
En dat kwam van pas in militaire orkesten. Het orkest van Sousa kwam in 1900 op tournee naar Europa en concerteerde onder meer in het Alhambratheater aan de E. Jacqmainlaan in Brussel. In diezelfde concertzaal, die in 1974 werd afgebroken en enkel voortleeft in de naam van de parking ‘Alhambra’ die ervoor in de plaats kwam, was drie jaar later de eerste ragtime in ons land te beluisteren, de rechtstreekse voorloper van jazz. Wat dan weer gevolgd wordt door een rist Belgische ragtime-composities. De meest bekende was Toboggan uit 1907 en werd geschreven door Louis Frémaux.
De Alhambra swingt
Jazz verspreidt zich in ons land in den beginne via het uitgaansleven. In januari 1920 viel de live muziek al in ons land te beluisteren en wederom was het Alhambratheater in Brussel de place to be. De Mitchell’s Jazz Kings veroverden de harten van het publiek tijdens de dagelijkse revue en nadien in de foyer. Meest in het oog springend was daarbij het drumstel en de uitbundige en meeslepende speelstijl van leider Louis Mitchell.
Het beleven van muziek was in die tijd totaal anders dan nu. Er waren nog geen opnames en platen beschikbaar en radio was onvoldoende verspreid. Het duurde soms enkele jaren vooraleer een nieuwe stijl verspreid geraakte aan weerszijden van de oceaan. Maar meteen na de optredens van de Jazz Kings ontstonden al gauw de eerste Belgische professionele groepen, waaronder de Excellos Jazz Five, en er waren goede amateurorkesten zoals de Bistrouille Amateur Dance Orchestra. Zij speelden dansstijlen gebaseerd op dierennamen zoals turkey-trot, camel-trot en de nu nog bekende foxtrot en bleven daarbij niet altijd even trouw aan de pure jazzstijl.
Opnames en muziekpers
Hoe zat het met opnames? Félix-Robert Faecq, een gepassioneerd luisteraar en amateurmuzikant die al vanaf 1921 geregeld jazz danceparty’s organiseerde, opende in 1925 zijn Universal Music Store. Naast Europese opnames kon je hier ook terecht voor Amerikaanse merken, waaronder Paramount en OKeh, die bekend stonden om hun jazzcatalogus. En in datzelfde jaar organiseerde hij de eerste volledig Belgische opname met de band Chas Remue en The New Stompers Orchestra in de Londense Edison Bell-studio’s.
Faecq richtte daarnaast de International Music Company op, een uitgeverij waarmee hij onder meer Belgische componisten wilde ondersteunen en bekendheid geven. Hier duiken de eerste namen op van Belgische jazzmusici zoals David Bee (pseudoniem van saxofonist en klarinettist Ernest Craps) en Peter Packay (of trompettist Peter Paquet), beiden trouwens te horen op de eerste opname van de al eerder vernoemde Chas Remue. En via zijn tijdschrift Musique Magazine (vanaf 1925 Music) informeerde hij over de nieuwste stromingen binnen de muziek en jazz in het bijzonder. Een wereldprimeur, want het was het eerste magazine met een vaste jazzrubriek.
Met hun uitbundige en meeslepende speelstijl veroverden de Mitchell’s Jazz Kings al snel de harten van het publiek
België speelde ook een belangrijke rol in de geschreven verspreiding van jazz. Al in 1921 verscheen van jurist/dichter Robert Goffin Jazz Band, maar hij scoorde internationaal met het uitbrengen van ’s werelds eerste jazzgeschiedenis: Aux Frontières du Jazz, uitgegeven in Parijs in 1932. Het werk geeft als eerste een bondige ontstaansgeschiedenis, gevolgd door de belangrijkste stromingen in Europa en Amerika.
Radio en jazzorkest
In deze periode komt de radio op als verspreider van de nieuwe muziek. Onder meer de privézender Radio Belgique zorgde – rechtstreeks en mét livemuzikanten – voor shows met lichte muziek en dansmuziek. Jazz kwam niet zo vaak aan bod. Dat zal pas veranderen wanneer de nationale radio-omroep NIR deze zender overneemt en met een eigen orkest, onder leiding van Stan Brenders, de uitzendingen opluistert. Daaruit zal in 1936 een vijftienkoppig jazzorkest ontstaan dat zowel nationale als internationale succesnummers live uitvoert.
De Hot Club en Django Reinhardt
In de jaren dertig ontstonden structuren die de bevordering van jazz wilden stimuleren. Zo was er de ‘Jazz Club de Belgique’, in 1932 uit de grond gestampt door onder meer Faecq en Goffin. De club had afdelingen in het hele land, maar stak vooral veel tijd in het organiseren van wedstrijden die ruime media-aandacht genoten en heel wat talent aan het licht brachten. Faecq en co hadden zich laten inspireren door de ‘Hot Club de France’, in 1931 opgericht in Parijs.
Het is in deze periode dat de meest beroemde Belgische jazzmuzikant doorbreekt: gitarist Django Reinhardt, geboren in Liberchies. In 1934 vormde hij onder meer met violist Stéphane Grappelli het ‘Quintette du Hot Club de France’, waarmee hij onder andere Minor Swing en Nuages op plaat heeft gezet. Algemeen wordt Django Reinhardt als een van de beste jazzgitaristen aanzien en hij was de eerste Europese jazzgitarist die wezenlijke toevoegingen deed aan de nog jonge stijl. Zijn gitaarstijl wordt omschreven als zigeunerjazz of jazz manouche. Voor België betekende dit de start van generaties uitstekende gitaristen zoals René Thomas, Toots Thielemans en Philip Catherine.
Glokaal versus globaal
Het is duidelijk dat jazz redelijk snel toegang kreeg tot de Belgische muziekscene. Het waren telkens concerten van Amerikaanse muzikanten die de nieuwste ontwikkelingen in onze regio introduceerden, daarin snel gevolgd door uitvoeringen en nieuwe versies met jonge, Belgische muzikanten. Wat is nu de impact van België op jazz? Zonder Adolphe Sax geen saxofoon, toch een heel typisch instrument voor de stijl (denk alleen maar aan bigbandmuziek). Verder mogen we de eerste jazzgeschiedenis op rekening van een Belg schrijven. En mede dankzij Django Reinhardt werd de gitaar een uiterst populair instrument in de lichte muziek. Maar voor de rest blijft het vooral bij, hoe waardevol ook, ‘glokale’ realisaties in een muziekstijl die over de hele globe verspreid geraakt. Vandaar ook dat jazz bij iedereen meteen een terecht, ‘Amerikaanse’ impuls oproept.
De doorbraak van Django Reinhardt en het installeren van een jazzorkest in een nationale omroep leken me ideaal om deze periode af te sluiten. Anderzijds naderen we de periode van de Tweede Wereldoorlog, tijd waarin de bezetter bordjes liet uithangen met ‘Swing Tanzen Verboten’. En zo kwam er tijdelijk een stilstand in de ontwikkeling van jazz.
Overal? Neen. Enkele dapperen hebben zich hiertegen kranig verzet. De censuur, ingevoerd en gecontroleerd door de Duitse instanties, werd onder meer omzeild door het woordje dansavond te vervangen in dansles en door op play lists vertalingen te plaatsen van oorspronkelijke, Engelse titels. Zo werd ‘Honeysuckle Rose’, een standaard van Fats Waller, ‘Kamperfoelie Roos’ of ‘Rose de Miel’ en kon de muziek zoals van oudsher blijvend uitgevoerd worden… Na de oorlog werd jazz, de muziek van de bevrijder, tijdelijk populairder dan ooit. Dat de ban niet gebroken was, hoor je heel duidelijk in ‘Liberation Blues’ van Gus Deloof and His Music from the Victory Club, opgenomen op kerstavond 1944. De gelijkenis met ‘West End Blues‘ van Louis Armstrong uit 1928 is treffend.
Django Reinhardt was de eerste Europese jazzgitarist die iets wezenlijks toevoegde aan de nog jonge stijl