Onze uitgestorven evolutionaire ‘neven en nichten’ kenden een tragere – en dus langere – ontwikkeling van de hersenen.
"Hoewel het neanderthalerkind zeker zijn zevende verjaardag al had gevierd, toont het skelet duidelijk nog de tekenen van een onvolgroeid brein"
Het is bekend dat neanderthalers iets grotere hersenen hadden dan onze voorouders, de Homo sapiens. Waarom dat zo is, is nog altijd voer voor discussie. Maar niet alleen de grootte van het neanderthalerbrein was anders, hun hersenpan ontwikkelde zich ook trager. Dat hebben Spaanse wetenschappers ontdekt dankzij het skelet van een neanderthalerkind.
In de grot van El Sidrón, in Noord-Spanje, werden jaren geleden al de restanten van tientallen neanderthalers gevonden, die hier omstreeks 49.000 jaar geleden leefden. Eén skelet blijkt dat van een zevenjarig kind te zijn, zo konden de Spaande onderzoekers opmaken uit de analyse van de tandmarkeringen. Hoewel het neanderthalerkind zeker zijn zevende verjaardag al had gevierd, toont het skelet volgens de vorsers duidelijk nog de tekenen van een onvolgroeid brein. Sterker, ze konden twee wervels identificeren die bij moderne mensenkinderen (en ook bij vroegere Homo sapiens) op die leeftijd allang samen met elkaar zijn vergroeid. Dit terwijl het brein van het neanderthalerkind minder dan 90 procent volgroeid was, terwijl dit bij ons op die leeftijd al voor 95 procent het geval is.
Volgens de wetenschappers toont hun onderzoek aan dat de hersenen van neanderthalers minder snel groeiden en er dus langer over deden om volwassen te worden – dit terwijl de rest van hun lichaam wél hetzelfde groeitempo aanhield als bij ons.