De richting van honderden monumentale gebouwen ten opzichte van verschillende hemellichamen onthult dat de oude Olmeken en Maya al rond 1000 v. Chr. gebruik maakten van de 260-dagen kalender. Dat is eeuwen eerder dan archeologen tot nu toe konden bewijzen.
Beeld: Takeshi Inomata
De Maya en Olmeken zijn volkeren die leefden in Midden-Amerika. Terwijl de Olmeekse beschaving op zijn einde liep enkele eeuwen voor de start van de huidige jaartelling, leven er nog steeds miljoenen Maya in hetzelfde gebied als hun voorouders.
De volkeren deelden een kalender met 260 dagen. Individuele dagen in het jaar duidden ze met een unieke combinatie van dertien nummers en twintig kalendertekens. De Meso-Amerikanen markeerden op die manier belangrijke data voor hun geloof en de landbouw. Daarom had de kalender een enorm ritueel belang voor hen.
Onderzoekers vermoeden dan ook dat de oorsprong ervan al vroeg plaatsvond, rond 1000 v. Chr., maar bewijs daarvoor ontbrak tot nu toe. Een vondst in Guatemala bracht het vroegst bekende bewijs van de kalender terug tot de derde eeuw v. Chr. Op fragmenten van een muurschildering vonden archeologen een van die unieke combinaties van kalendernummer en -teken die naar een specifieke dag in de 260-dagen kalender verwijst.
Ivan Šprajc van het onderzoekscentrum van de Sloveense Academie voor Wetenschap en Kunst en zijn collega’s analyseerden LIDAR-data van meer dan vierhonderd monumentale complexen aan de zuidelijke Golfkust in Mexico die dateren van 1100 v. Chr. tot 250 n. Chr. De complexen bestaan uit rijen heuvels, rechthoekige bouwwerken en piramides rond pleinen.
LIDAR, of Light Detecting and Ranging, is een methode waarbij een laser gemonteerd op een vliegtuig pulsen naar de grond stuurt. Op basis van de timing van de teruggekaatste straling kunnen archeologen een zeer nauwkeurig hoogtemodel maken van de Meso-Amerikaanse structuren. LIDAR kan zelfs door het gebladerte van het dichte regenwoud in Midden-Amerika kijken. Hierdoor is de techniek uitermate geschikt om de culturele patronen in dit oude landschap te bestuderen.
De analyse van de LIDAR-data bewijst dat de 260-dagen kalender al in gebruik was tussen 1100 v.Chr. en 750 v. Chr. Dat is dus eeuwen eerder dan af te leiden was uit de schilderijfragmenten die vorig jaar werden gevonden.
Een groot deel van de monumenten is namelijk gebouwd in de richting van de opkomst en ondergang van hemellichamen zoals de zon op betekenisvolle dagen van de kalender. Er zijn ook gebouwen gericht naar zonnewendes, de maancyclus of zelfs de bewegingen van de planeet Venus aan de hemel.
De Maya of Olmeken konden van een vast punt op deze structuren de hemellichamen observeren. Als de bewegingen hiervan overeenkwamen met de richting van het gebouw, wisten ze welke dag van de kalender het was. Op die manier planden ze minutieus hun rituelen.
Uit deze studie blijkt niet alleen dat de Olmeken en Maya de 260-dagen kalender al zo vroeg hanteerden, maar ook een millennium voor het jaar nul gesofisticeerde kennis hadden van sterrenkunde.