21 september 2019. Exact één jaar na mijn zevendaagse fietstocht doorheen de Zwinstreek trap ik Pourbus Troubadour opnieuw in gang. Het concept blijkt succesvol, dus ongewijzigd: Fietsn & verteln, deze keer langs Zeeuwse wegen.
Net als vorig jaar fiets ik aan de hand van Pourbus’ geschilderde kaart van het Brugse Vrije over voornamelijk middeleeuwse wegen. Overdag ga ik op zoek naar restanten van de middeleeuwen in het huidige landschap. ’s Avonds zoek ik onderdak bij gastgezinnen die ik – in ruil voor één avond kost en inwoon – trakteer op een huiskamerlezing waarop vrienden, familie en buren uitgenodigd worden. Net als vorig jaar fiets ik tijdens de Week van de Zwinstreek, een week waarin de cultuur, natuur en gastronomie van deze unieke grensregio centraal staan. Vorig jaar heb ik er zeven dagen over gedaan om het West-Vlaamse deel van de kaart te verkennen. Dit jaar staat het Zeeuwse deel op het programma; een regio waar ik zelf iets minder vertrouwd mee ben. Vandaar dat ik voor enkele etappes extra experten heb uitgenodigd om mij te vergezellen. Dante de Ruijsscher leidt mij één dag langs verdronken dorpen van Coxyde en Scoondike in het centrum van de kaart, terwijl Prof. Wim De Clercq en Gerben Verbrugghe mij langs Middelburg en Sint-Margriete over de zuidrand van de kaart zullen loodsen.
Plaatsnamen die niet meteen een belletje doen rinkelen? Dit westelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen is inderdaad minder goed gekend bij de meeste Vlamingen. Nochtans was deze regio tijdens de middeleeuwen deel van het Graafschap Vlaanderen. Pas tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zou de regio een onderdeel van het latere Nederland worden. De oorlog zorgde overigens niet enkel voor nieuwe administratieve grenzen. Ook het landschap werd ingrijpend veranderd, vooral in Zeeuws-Vlaanderen. De geschilderde kaart die Pourbus maakte aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog geeft ons een laatste blik op het laatmiddeleeuws landschap, net voor de militaire metamorfose. Die landschappelijke veranderingen werden vooral bewerkstelligd door grootschalige overstromingen. Inundatie of onderwaterzetting was één van de meest efficiënte strategische wapens die tijdens dit conflict werden ingezet. Lang voordat de Duitse opmars in de Westhoek zou vastlopen in de overstromingsvlakte van de IJzer, werden de Zeeuws-Vlaamse weiden al herschapen in een ondoordringbare modderzee om zo de Spaanse troepen tot stilstand te brengen.
Door de onderwaterzetting spoelden grote delen van Zeeuws-Vlaanderen weg. Andere werden bedolven onder het slijk. Van de dertien middeleeuwse dorpen die we terugvinden op de oostelijk deel van de kaart verdronken er maar liefst negen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zodra de Nederlandse economie na de oorlog opnieuw onder stoom kwam, werd het verdronken land opnieuw ingedijkt. Dat gebeurde aan de hand van een nieuwerwets, verlicht model: met grote strak afgelijnde polders. Dit vlak en rimpelloos landschap is het panorama dat veel mensen nog steeds met Zeeuws-Vlaanderen associëren. Ten onrechte. Onder die ogenschijnlijk steriele vlakte, bevindt zich immers heel wat middeleeuws erfgoed. En naast de heringepolderde moddervlaktes zijn er bovendien grote delen goed bewaarde middeleeuwse wanorde. Je hebt enkel de juiste gids nodig om naar dat landschap te kijken. De kaart van Pourbus is in deze de best mogelijke leidraad.
Ik start mijn tocht dit jaar aan de Zwinmonding in het midden van de kaart. In het voorbije jaar vond daar een van de grootste landschappelijke veranderingen in eeuwen plaats: de 19e-eeuwse afsluitdijk op het Zwin werd geslecht en enkele honderden meters verder landinwaarts terug opgebouwd. Op die manier verdubbelde het slikken- en schorrengebied, wat op middellange termijn tot meer biodiversiteit en een betere buffering bij stormvloeden zou moeten leiden. Waar Knokke en Cadzand tijdens de werkzaamheden het makkelijkst te verbinden waren door bij eb doorheen te geul te waden, kan je nu opnieuw gewoon de dijk rondfietsen. Via dit wel zéér recente landschap, kom ik aan in een van de best bewaarde middeleeuwse landschappen van de streek: het voormalige eiland Cadzand.
Op de kaart van Pourbus zie je nog hoe een smalle waterloop het eiland omgordt. Vandaag zijn deze geulen allemaal ingepolderd en heb je hoegenaamd geen ‘eilandgevoel’ meer op Cadzand. Toch kan je met wat historisch inlevingsvermogen (en enkele oude kaarten), via de oude dijken perfect de voormalige contouren van het eiland rondfietsen. Met nóg meer inlevingsvermogen kan je zelfs laag per laag terugfietsen tot de kern van Cadzand. Het eiland is immers opgebouwd en ontstaan als een soort gelaagde ajuin. Dat zie je al deels op de kaart, maar nog veel beter op het digitaal hoogtemodel. Vanuit de kern (Cadzand) groeit het eiland in alle richtingen: laag per laag, polder per polder, kade per kade. In feite is de 16e-eeuwse situatie al een samensmelting van twee eilandkernen: Cadzand en Zuidzande. Hoewel die opeenvolging van dijken ook vandaag nog zichtbaar is in het microreliëf van Cadzand, moet ze ook ten tijde van Pourbus al een relict uit het verleden hebben geleken. Het merendeel van de dijken beeldt hij immers niet af. De dijken en wegen die hij wél afbeeldt, zijn vandaag nog steeds in gebruik. Dikwijls zijn het onverharde zand- en grindpaden.
Ergens in de geul tussen de voormalige eilanden Cadzand en Zuidzande, vind ik mijn eerste gastgezin. Björn & Veronique baten Cadzandië uit, een verblijfplaats met een opvallende geschiedenis. Een Duits kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog, een vluchtelingenopvangplaats tijdens de Kosovocrisis, vervolgens een boeddhistisch centrum, en een groepsaccomodatie vandaag de dag. Hoe multifunctioneel deze locatie de voorbije eeuw ook moge geweest zijn, ten tijde van Pourbus was er nog niet veel te beleven. Al staat er exact op deze locatie wel een enigmatische ‘P’ afgebeeld op de kaart. Normaliter staat ‘P’ voor ‘paal’. Pourbus duidde zo – meestal samen met de afbeelding van een rode paal – de begrenzing van steden aan.
Maar deze paalloze ‘P’ staat pal in niemandsland. Er zijn in de verste verten geen steden te bekennen. Hoewel er ongetwijfeld een sluitende verklaring voor bestaat, heb ik die vooralsnog niet gevonden. Normaal leg ik dergelijke raadsels meteen voor aan mijn huiskamerpubliek, in de hoop een antwoord te vinden bij lokale kennishouders. Die avond zijn mijn toehoorders echter voor één keer geen locals, maar geïnteresseerden uit de twee yoga- en tai chi groepen die op dat moment in de groepsaccommodatie verblijven. Vooralsnog blijft de ‘P’ op Cadzand dus zijn enigmatisch karakter behouden.
De omgeving van Cadzand heeft zoveel goed bewaarde middeleeuwse dijken en wegen, dat ik hier makkelijk ook mijn tweede dag kan rondfietsen. Ook enkele hoeves blijken nog rechtstreeks terug te voeren op hun 16e-eeuwse voorgangers. Vlakbij Cadzandië is er bijvoorbeeld de Vijverhoeve, die met zijn zogenaamde ‘Vlaamse keet’ terug zou gaan tot 1700. Maar op exact deze locatie moet volgens Pourbus’ kaart ook al een middeleeuwse voorganger hebben gestaan. De buren iets verderop is het iets minder voortvarend vergaan. Hoewel er op het eerste gezicht niets meer rest van hoevecomplex dat Pourbus schilderde, toont het hoogtemodel wel nog de licht verzonken contouren. Ook op het veld zijn nog duidelijke bewoningsresten aanwezig. Binnen de 5 minuten verzamel ik twee handen vol aardewerk en bouwmateriaal uit de middeleeuwen.
In de buurt van Oostburg hoop ik een vergelijkbare vondst te kunnen doen. Net ten oosten van dat stadje heb ik op de kaart immers een subtiel getekende heuvel kunnen ontwaren. De kale bult bevindt zich in een relatief klein veld dat wordt afgebakend door enkele wegen. Spijtig genoeg wijst alles erop dat een moderne boerderij bovenop de heuvel is gebouwd. In welke historische context we deze heuvel moeten plaatsen valt dus waarschijnlijk niet meer te achterhalen. De enige informatiebron blijft vooralsnog de subtiele afbeelding op de kaart van Pourbus.
Het omgekeerde fenomeen doet zich 5 km verder noordwaarts voor, nabij het dorpje Groede. De zogenaamde ‘kasteelheuvel’ van Groede waar het slot Zaemslag op gestaan zou hebben, is één van de meest opvallende oneffenheden in het platte polderlandschap. Vreemd genoeg is de heuvel niet terug te vinden op de kaart, terwijl we zeker weten dat die er in de 16e eeuw ook al moet gelegen hebben. Dergelijke verhoogde landschapsposities vormden een uitgelezen plek om topografische opmetingen uit te voeren. Het ontbreken van zulke karakteristieke elementen is bijgevolg vanuit historisch-cartografisch perspectief belangwekkender dan de vondst van een tot dusver ongekende heuvel. Betreft het een onschuldige tekenfout, of ‘vergat’ de schilder deze heuvel moedwillig? Gebaseerd op de detailleringsgraad en correctheid van de rest van de kaart, neig ik naar de tweede verklaring. Maar waarom zou een schilder-cartograaf bewust elementen niet afbeelden? Betrof het een persoonlijk conflict? Werd Pourbus de toegang tot deze heuvel misschien ontzegd en nam hij op deze manier zijn cartografische revanche? Een minder sappige, maar misschien geloofwaardiger (en makkelijker te onderzoeken) hypothese is dat de opdrachtgever er voor iets tussen zat. Hield het Brugse Vrije deels de penseel vast bij het op kaart stellen van zijn grondgebied? Moesten bepaalde zones, families of gebouwen koste wat het kost aan de aandacht onttrokken worden? Een verborgen agenda bij de opmaak van 16e-eeuws kaartmateriaal zou zeker geen uitzondering zijn. Alleen is voor Pourbus’ kaart nooit zo’n verborgen agenda gevonden. Wie weet is de kasteelberg van Groede wel the smoking gun die ons naar een antwoord kan leiden.
Net op het moment dat ik bemerk dat de kasteelberg van Groede niet op de kaart staat afgebeeld, spreekt een voorbijganger me aan. “Of ik de weg kwijt ben?” Het is een bijna rituele omgangsvorm met de lokale bevolking tijdens deze tocht. De aanleiding is steeds dezelfde: een passant ziet mij stilstaan langs de weg en interpreteert mijn onderzoekende blik, die heen en weer beweegt tussen kaart, gps en landschap, als verwarring. De conclusie is dan simpel: die stakkerd is de weg kwijt. De behulpzame vervolgvraag “vind je de weg?” is voor een troubadour een regelrechte binnenkopper. Na het uitproberen van verschillende antwoorden, blijkt de variant waarbij ik hen (schijnbaar) verward de 16e-eeuwse kaart onder de neus schuif en hen vervolgens om aanwijzingen vraag, veruit de leukste. Zodra ik mijn onderzoek en het doel van Pourbus Troubadour heb uitgelegd, begint steevast een zoektocht naar de straat en misschien wel het huis van de passant. Op die manier behulpzame burgers trakteren op gepersonaliseerde wetenschapscommunicatie moet wel de ultieme variant van het troubadourschap zijn. Vooralsnog houd ik het echter nog steeds bij huiskamerbezoeken.
Op zondagavond beland ik bij Rogier & Ria in het stadje Aardenburg. Omdat er in hun huiskamer meer geïnteresseerde toehoorders zijn dan vierkante meters, verhuist de lezing naar Casa Portiera. Dat is een kunstgalerie/boekenwinkel/B&B met een uitgesproken huiskamersfeer. Die avond word ik bovendien vergezeld door streekarcheoloog Dante de Ruijsscher, die zijn kersvers doctoraatsonderzoek naar middeleeuws Aardenburg komt voorstellen op een bedje van Pourbus-cartografie. Een gastoptreden dat erg gesmaakt wordt door het publiek en een welgekomen rustpauze voor mezelf. Terwijl Dante na de lezing nog een uur lang vragen beantwoordt, kan ik rustig het gamma van lokale bierbrouwer Rodanum (de Romeinse naam van Aardenburg) proeven. Het verkennen van lokale en historisch verantwoorde gastronomie past immers perfect in het concept van de Week van de Zwinstreek.
De lezing in Aardenburg is een mooie afsluiter van een zonovergoten openingsweekend waarin ik vooral het goed bewaarde noordelijk deel van de kaart heb verkend. De komende dagen belooft de herfst zijn intrede te doen. Toevallig (of niet?) staat dan het verdronken gedeelte van de kaart op het programma. Maar dat is voor een volgende blog.