Podcast

Radbraken - Podcast De Kronieken van de Dood (1/3)

In deze aflevering lezen we mee in de kroniek van Jan de Pottre, die in 1554 op de Grote Markt in Brussel de gruwelijke executie zag van Jan Pannant. Was deze straf en deze manier van terechtstellen gebruikelijk?

En wat vonden de toeschouwers ervan? We lezen het allemaal in het dagboek van Jan de Pottre. En zoals een goed dagboek betaamt, komen we ook wat persoonlijke details over hem te weten. En dankzij deze kroniekschrijver weten we vanaf nu ook hoeveel vis en wijn kostte in de 16de eeuw.

Hertaling kronieken

In deze aflevering leest historica Isabel Casteels voor uit de kroniek van een exectie. De (hertaalde) teksten kan je hieronder lezen.

Op 16 november van het jaar 1564 vond hier in Brussel de grootse terechtstelling  plaats op de Grote Markt, die ik zelf gezien heb, van een persoon genaamd Jan Pannant.

Zijn beide armen en beide benen onder de knie werden met een grote ijzeren hefboom geslagen, totdat ze in stukken braken. Daarna liet men hem zo een geruime tijd staan lijden.

Daarna kreeg hij een slag op zijn hoofd met een ijzeren hamer. Twee harde slagen op elke zijde, waardoor de hersenen langs zijn kaken op de grond vielen. En toch zagen we hem nog lang daarna leven.

 

We hebben hier nog nooit zo’n straffe terechtstelling gezien. En de mensen die het zagen vielen flauw.

Het heette: radbraken.

 

De reden waarom Jan Pannant ‘s avonds naar een oude vrouw ging, die een rijk huis bewaarde, was omdat hij had een kleed voor haar gemaakt, want het was een oude kleerkoopster.

Hij hielp haar het kleed aantrekken, hij nam een hamer, en sloeg haar van achter op haar hoofd, waardoor zij stierf.

En ook een klein hondje stak hij dood, en vervolgens nam hij de juwelen, ringen,  het zilverwerk en de gouden kettingen die er waren, ter waarde van 2000 gulden.

En op een andere plek stal hij nog 600 gulden, terwijl de bewoners thuis waren. Dat was in het huis van controleur Boesoit.

En hij had ook willen inbreken in het ook het kantoor van de Nieuwvaart, maar dat werd belet door de stadswacht.

 

En tijdens de vastenmaand was hij thuis bij Hieronymus van Hamme ‘s ochtends rond 8uur, toen die al naar de kerk was op een zondag, komen aanbellen.

Hij kende daar de oude meid,  die thuis was gebleven. En hij vroeg haar om iets te drinken, dus ging ze naar de kelder om bier te tappen.

Toen ze de trap af ging, nam hij dezelfde hamer en sloeg de vrouw twee keer op haar hoofd.

Vervolgens ging hij de kleder uit en ging hij Hieronymus kantoor binnen, waar zijn geld lag en nam er wel 5000 gulden uit, heb ik gehoord. Het was geld dat de koning toebehoorde.

Er zaten veel vreemde penningen bij, die wel 25 of 30 gulden per stuk waard waren, en daardoor werd hij betrapt.

Hij vluchtte toen naar Engeland, maar hij werd terug naar hier gebracht.

Toen hij gevangen en opgepakt was vond men geen geld, want hij had het allemaal verspeeld. Hij heeft bekend dat als zijn misdaden niet waren uitgekomen door de penningen, dat hij van plan was om nog twee rijke personen te beroven.

 

Ik, Jan de Pottre, ben geboren in het jaar 1525, op 14 mei, op een zondagmorgen vlak voor drie uur. In het jaar van onze heer 1549 op 12 oktober ben ik in ondertrouw gegaan met Madeleynken Trijsens. En op Sint-Andriesdag, een zaterdag, trouwden wij.

Ons trouwfeest was op een zondag, op de eerste dag van de Advent.

Ik was toen 24 jaar oud, en zij was ongeveer 25.

 

Op 12 september anno 1563 heb ik een huis gekocht op de Kaasmarkt.

Kort na mijn vaders dood, in juli van het jaar 1549, begon ik de handel te voeren die mijn vader ook gevoerd had.

Ik ben koopman geweest tot aan Sint-Jansmisse in het jaar 1557. Ik heb het acht jaar lang gedaan.

Ik, Jan de Pottre, ben begonnen in het kramersambacht in het jaar 1549

 

Tijdens de vastenmaand van het jaar 1576 was het leven zo duur, want we konden geen vis krijgen. Er mocht geen vis ingevoerd worden uit Holland, want de prins van Oranje had dat verboden op de doodstraf,  dat de Hollanders ons geen vis zouden mogen brengen of hier komen halen, waardoor er geen kwam.

Vaak kwam het ook niet uit Vlaanderen. En als het wel kwam, dan wilden ze een vierendeel kabeljauw verkopen voor 22 schellingen en een pond zalm voor 16 schellingen, en gezouten zalm voor 4 schellingen en 5 schellingen voor een pond. En abboerdaen al gauw het vierendeel 6 schellingen of meer; en een grote karper kostte 10 schellingen, een pladijs 4 schellingen en elft 5 schellingen het vierendeel.

Haring kostte een halve schelling per stuk, wat heel duur was.

 

Het is nog nooit zo’n dure vastentijd geweest.

Een kan wijn kostte 14 schellingen en een kan Spaanse wijn 16 schellingen.