Opgegraven botten van noordkapers en van grijze walvissen in de buurt van de Straat van Gibraltar wijzen op een bloeiende walvisjacht en –nijverheid tijdens de Romeinse tijd.
Een Brits team van archeologen en ecologen heeft op verschillende sites in het uiterste zuiden van Spanje (bij Cadiz en Gibraltar) oude botten opgegraven die ze toeschrijven aan noordkapers en aan grijze walvissen, twee soorten die vroeger dichtbij West-Europese kusten leefden. De wijfjes van de twee walvissoorten gebruikten de Spaanse en Noord-Afrikaanse kustwateren om hun jongen te werpen.
De botten – de onderzoekers vonden er een tiental, op vijf verschillende sites – dateren van de jaren vlak vóór het begin van de jaartelling, en van vlak erna. De sites waar ze werden gevonden, konden eerder al geïdentificeerd worden als oude Romeinse ‘fabriekjes’ voor garum, de beroemde Romeinse vissaus.
De wetenschappers gebruikten het nog aanwezige DNA in de botten om de soorten te identificeren. Noordkapers en grijze walvissen komen nu nog enkel in de diepzee voor, en zelden in de buurt van Europese kusten. Wellicht heeft dit te maken met de eeuwenlange walvisjacht waarmee de Romeinen dus een begin maakten.