Van schaarse bronnen naar weelderig lustoord

‘De tuin van Rubens is niet zomaar een tuin, maar een historische tuin. Het is belangrijk dat we waken over de verhalen die erachter zitten’, aldus Dr. Klara Alen. Als tuinconservator van het Rubenshuis in Antwerpen onderzocht ze welke planten in Rubens’ tuin groeiden. Dat resulteerde in de aanleg van een weelderige baroktuin. Naar aanleiding van de feestelijke opening spraken we met haar over haar onderzoek.

Hoe zag de tuin van Rubens eruit? Dat is de vraag die Alen onderzocht. Jammer genoeg is er geen tuinplan bewaard gebleven dat pasklare antwoorden biedt. Wat we met zekerheid weten, is dat Rubens het perceel op de Wapper kocht in 1610. ‘Zoals dat nu nog vaak gaat, verbouwde hij eerst het woonhuis. In de herfst van 1615 installeerde hij er zich samen met zijn eerste echtgenote Isabella Brant en hun kinderen’, vertelt Alen. ‘Rond 1618 schreef een koopman dat Rubens al een fortuin ‘versnoept’ had in zijn huis. Pas rond 1620 kwam hij eindelijk toe aan de aanleg van de tuin.’ Alens onderzoek beslaat dan ook twintig jaar: vanaf 1620 toen hij begon met de aanleg van de tuin tot aan zijn dood in 1640.

Feit, fictie of fantasie?

Alen is niet de eerste die zich aan een reconstructie waagt. In 1946, toen de Stad Antwerpen het Rubenshuis inrichtte als stedelijk museum, werd al een poging ondernomen. De tuin is daarna meermaals aangepakt, maar het ontwerp ging lang terug op de Harrewijn-prenten uit 1684 en 1692. ‘Die prenten zijn gemaakt in opdracht van Hendrik Hillewerve, die toen in het Rubenshuis woonde. Hij liet de tuin heraanleggen naar de Franse smaak. Spijtig genoeg geven die prenten dus een heel andere tuin weer dan in de tijd van Rubens. Voor het onderzoek naar de beplanting van Rubens’ tuin zijn ze onbruikbaar.’

Rubens’ schilderij De wandeling in de tuin, dat zich vandaag in de Alte Pinakothek van München bevindt, kan ook als inspiratiebron dienen. Alen waarschuwt echter dat geschilderde tuinen en landschappen uit die periode meestal niet de werkelijkheid afbeelden. ‘Rubens liet zich inspireren door de werkelijkheid, maar hij nam graag een loopje met de waarheid. Dat geldt ook voor het schilderij De wandeling in de tuin. Zijn tuin diende als inspiratiebron, want het tuinpaviljoen, dat je vandaag nog ter plaatse kan zien, is erop afgebeeld. Maar hij schilderde een weids landschap met hoge bomen op de achtergrond, en we weten dat dat niet overeenstemt met de realiteit. Het perceel dat hij had gekocht, bevond zich in de binnenstad van Antwerpen, die toen al volgebouwd was. Het schilderij is dus zeker geen snapshot van zijn tuin.’

Op het schilderij De wandeling in de tuin zien we Rubens met zijn tweede vrouw en jongste zoon in de tuin. ‘Het schilderij is zeker geen snapshot van zijn tuin.’

Briefje van Rubens

Gelukkig zijn er bronnen die meer houvast bieden. ‘Rubens schrijft zelf één keer over zijn tuin’, legt Alen uit. ‘In 1638 paste de beeldhouwer Lucas Faydherbe op het huis van Rubens, die op dat moment op zijn buitenverblijf in Elewijt verbleef. In een briefje vroeg de schilder aan lieve Lucas of hovenier Willem wat rosilepeyrkens en vijgen naar Elewijt kon sturen, of iets anders lekkers uit mijn hof.’ Die toevallige opmerking, een PS in een briefje, is de enige directe bron over de tuin waarover we vandaag beschikken.

Een tweede document waarin de tuin wordt vermeld, is de Staetmasse, een lijst met openstaande betalingen opgesteld door een notaris voor de erfgenamen van Rubens. Daarin staat dat de kunstenaar op het einde van zijn leven dertig vijgenbomen kocht. Het document vermeldt ook betalingen aan een kuiper voor houten kuipen om sinaasappelbomen in te plaatsen, en betalingen aan hoveniers Willem en Jaspar voor het onderhoud van zijn tuin.

Tegen alle verwachtingen in ontdekte Alen samen met Dr. Bert Watteeuw, directeur van het Rubenshuis, een derde document. ‘De kans dat je zoiets vindt, is klein. Er zijn hele bibliotheken volgeschreven over Rubens en zijn huis. Historici voeren al sinds de negentiende eeuw onderzoek naar de barokkunstenaar. Voor het onderzoek naar de tuin hebben we nieuw archiefonderzoek gedaan. Met resultaat: in het familiearchief van Helena Fourment, de tweede echtgenote van Rubens, vonden we een lijstje met planten van de tuin, meer bepaald van sinaasappelbomen en een limoenboom.’

Ook in de tijd van Rubens sierden citrus- en vijgenbomen de tuin.

Verborgen hoekjes

Alen wist dus met zekerheid dat er één limoenboom, enkele sinaasappelbomen, minstens dertig vijgenbomen en een rosilepeyrken of perelaar in Rubens’ tuin stonden. Bij de heraanleg van de tuin wou ze natuurlijk niet alleen maar fruitbomen planten. Daarom onderzocht ze welke planten er tussen 1620 en 1640 in andere Antwerpse stadstuinen groeiden. ‘Gelukkig zijn de archieven in Antwerpen rijk aan informatie: in het stadsarchief zijn er veel procesdossiers en notarisakten bewaard gebleven. Van de uitgeversfamilie Plantin-Moretus is een huishoudelijk archief overgeleverd waarin alle aankopen genoteerd zijn, van kunstwerken tot dakpannen en tulpenbollen.’ Daarnaast bestudeerde ze ook schilderijen met bloemen, gemaakt door Antwerpse tijdgenoten van Rubens, zoals Jan Brueghel en Clara Peeters. Tot slot onderzocht ze het botanische meesterwerk Hortus Eystettensis, het grootste en duurste boek uit Rubens’ bibliotheek. Op basis van al die bronnen legde ze een lange lijst aan met planten die in Antwerpen aanwezig waren in Rubens’ tijd, waarmee de tuinarchitecten van Ars Horti aan de slag gingen. Modeontwerper Dries Van Noten gaf kleuradvies.

Het resultaat is een weelderige stadstuin met meer dan 17.500 planten, bloemen en bomen, waarvan er elke week meerdere soorten in bloei staan. ‘Vroeger bezochten mensen het Rubenshuis, en dan konden ze vrijblijvend in de tuin wandelen. Maar die tuin nodigde niet echt uit om op ontdekking te gaan. Vanop de binnenkoer had je ze in één oogopslag gezien. Terwijl de tuin voor Rubens zo belangrijk was. Je ziet dat in de architectuur: Rubens ontwierp zelf een portiek en het tuinpaviljoen. Dat grote Italiaanse portiek diende als toegangspoort naar de tuin. In Latijnse opschriften gaf hij aan dat de tuin voor hem een plek was om tot rust te komen en te ontspannen. Dat gevoel wilden we terugbrengen. Vandaar dat we verborgen hoekjes creëerden. De bezoeker kan dus niet meer in één oogopslag de tuin zien, maar wordt uitgenodigd om op ontdekking te gaan. Volgens Olivier de Serres, een tuinwetenschapper uit de zestiende eeuw, is dat een goede manier om een bloementuin aan te leggen: als een geheim kamertje van een stoffenhandelaar die er zijn meest kostbare stukken toont.’

Het grote Italiaanse portiek doet nog steeds dienst als toegangspoort naar de tuin.

Naar de geest van de plek

Een klassieke reconstructie is het niet geworden, wel een historisch verantwoorde interpretatie gebaseerd op onderzoek, waar ook plaats is voor verbeelding. ‘Als we beschikt hadden over een inventaris van Rubens’ tuin, dan hadden we ons genoodzaakt gezien om de tuin exact zo aan te planten. Dat zijn we als historische museumtuin verplicht. Het ongeluk, maar ook het geluk, is dat we slechts over een handvol documenten beschikken die een rechtstreekse link hebben met de tuin. Het gaf ons de vrijheid om de beplanting in te vullen niet zozeer naar de letter, maar wel naar de geest van de plek’, vertelt Alen. ‘We hebben geprobeerd om dat op een transparante en historisch verantwoorde manier te doen door te kijken naar andere Antwerpse stadstuinen uit die tijd.’

Neem bijvoorbeeld de duizend tulpenbollen die tijdens de heraanleg geplant zijn. ‘Uit de archieven blijkt dat er in Rubens’ tijd in Antwerpen tulpenverzamelaars waren. Het gaat over een vijftiental mannen die op geregelde tijdstippen samenkwamen in herberg De Zwaan op de Graanmarkt. Spijtig genoeg heb ik Rubens’ naam niet gevonden in het ledenbestand. Maar er zijn veel linken tussen hem en de andere leden. Hendrik Stockmans, de persoon die de bijeenkomsten organiseerde, was brouwer. Uit Rubens’ archieven blijkt dat Stockmans zijn vaste bierleverancier was. Misschien stonden er tulpen in de tuin die door hem geleverd waren? Op het schilderij De wandeling in de tuin is een tulpenveld te zien. Rubens’ vrouw Helena Fourment is er afgebeeld met een gevlamde tulp op haar hoed. De kans is dus groot dat er tulpen in de tuin bloeiden.’

Een duurzame toekomst

Bij de heraanleg van Rubens’ tuin werd niet alleen naar het verleden gekeken, maar ook naar de toekomst. Het Rubenshuis zet sterk in op duurzaamheid, zowel in de kunstenaarswoning als in de tuin. Zo vangen zes grote ondergrondse buffertanks het regenwater op, dat herbruikt wordt om de planten te besproeien en in het sanitair van het nieuwe onthaalgebouw. Ook werden er in de tuin bomen, struiken en klimplanten aangeplant om de stad groener, klimaatrobuuster en koeler te maken. ‘Een plek die vierhonderd jaar geleden zo gekoesterd werd, daar moet je goed voor zorgen. Het is belangrijk dat de tuin resistent is voor de toekomst, zodat ze de komende vierhonderd jaar kan blijven bloeien.’

Meer weten?

  • Je kan de tuin van het Rubenshuis elke dag bezoeken, behalve op woensdag. Met een tuinabonnement krijg je een jaar lang onbeperkt toegang. 
  • Dr. Klara Alen heeft haar onderzoek samengevat in het boek Rubens’ tuin, een meesterwerk in bloei, uitgegeven door het Rubenshuis en Hannibal, en te koop in de museumshop en de boekhandel.
  • Het Rubenshuis maakte samen met AudioCollectief Schik een podcast over de tuin, die je kan beluisteren op de museumwebsite, rubenshuis.be/nl/podcast