Dat de Zuid-Europese wateren al vroeg werden bevaren, is geen nieuws. Maar in het zesde millennium voor Christus gebeurde dat al wel met goed uitgeruste kano’s, mogelijk mét zeilen.
Op de site van La Marmotta, gelegen op de meerbodem van het Lago Bracciano, een vulkanisch meer in de Italiaanse provincie Lazio, hebben archeologen de resten gevonden van de vroegste bekende bootjes in het Middellandse Zeegebied. De resten werden aangetroffen te midden van de overblijfselen van een dorp dat er ooit lag en dat tussen 5.700 en 5.200 voor Christus werd bewoond, vermoedelijk door vroege boeren – het was de tijd van het vroege neolithicum, toen vanuit het oosten de landbouw kwam overgewaaid. De neolithische nederzetting werd wellicht verlaten doordat ze onderliep: tegen het einde van het zesde millennium werd het natter in de regio en steeg het peil van het Lago Bracciano met ettelijke meters.
De archeologen vonden resten van vijf kano’s, alle gemaakt van uitgeholde boomstammen. Maar ze troffen niet alleen hout van deze stammen aan, maar ook van andere boomsoorten. Van dit hout waren verschillende soorten onderdelen gemaakt, van overdwarse versterkingen (die wellicht ook als zitbanken dienden) tot T-vormige elementen met gaten erin om touwen mee vast te maken of aan te spannen. Dit laatste doet vermoeden dat de kano’s voorzien waren van zeilen.
Dat de mens al vroeg in de steentijd de wateren bevoer, is geweten – het zorgde er bijvoorbeeld voor dat eilanden al snel werden bevolkt. Maar het hout van de prehistorische vaartuigen die werden gebruikt, is doorgaans allang vergaan. Dat is bij de kano’s van La Marmotta niet zo. En volgens de archeologen die ze vonden waren deze bootjes behalve meer-waardig ook zeewaardig. De vroegere inwoners van het verzonken neolithische dorpje hebben ze dus mogelijk ook gebruikt om de nabijgelegen Middellandse Zee te bedwingen.
Bron: Spanish Research Council in Plos One