Waarom de VS twee keer onafhankelijk werden verklaard
24 december 2014 door ILIn Gent werd vandaag dag op dag 200 jaar geleden een historisch, maar zo goed als vergeten vredesverdrag ondertekend tussen het Verenigd Koninkrijk en de VS.
In Gent werd 200 jaar geleden een historisch, maar zo goed als vergeten vredesverdrag ondertekend tussen het Verenigd Koninkrijk en de VS. De Vrede van Gent (24 december 1814) bevestigde de onafhankelijkheid van de VS en luidde het begin in van het einde van de slavernij.
Dagelijks lopen duizenden mensen door de Veldstraat in Gent. Toch is het de vraag of iemand ooit stilstaat bij de gedenkplaat op de muur van het statige 18de-eeuwse gebouw op nummer 47, waarin tegenwoordig een kledingzaak is gevestigd. Op het bordje staat in het Nederlands en Engels: Verdrag van Gent – 1814-1964. Hier verbleef van juli tot december 1814 de Amerikaanse delegatie geleid door John Quincy Adams – later de VI-e president van de USA – tijdens de onderhandelingen met de Britse gevolmachtigden voor de ondertekening van het Vredesverdrag van Gent op 24 december 1814.
Het gebouw met de naam Huis Lovendeghem was in 1814 een adellijke residentie met prachtige interieurs, en dus een prima verblijfsplaats voor een belangrijke buitenlandse regeringsdelegatie. Even verderop, op het Fratersplein, hangt nóg een gedenkplaat. Hier verbleef, zo meldt de tekst, de Britse delegatie, met wie de Amerikanen maandenlang overlegden, én het was tevens in dit gebouw dat de twee partijen tot een akkoord kwamen: de Vrede van Gent. De zaal waarin dat gebeurde, bestaat nog, maar is door latere verbouwingen ernstig beschadigd geraakt. Twee plaquettes en een tot ruïne vervallen ruimte, dat zijn de enige zichtbare getuigen van een periode die cruciaal zou blijken voor de machtsverhoudingen in de daaropvolgende tweehonderd jaar. Maar laten we beginnen bij het begin.
De oorlog van 1812
In 1812 bevond het Franse rijk zich op haar hoogtepunt. De zelfverklaarde keizer Napoleon Bonaparte zat stevig in het zadel en had grote gebieden in Europa bij Frankrijk ingelijfd. Om de Franse expansiedrift te stoppen, vormden zich coalities van andere landen, meestal met het Verenigd Koninkrijk en Rusland voorop. In 1812 stond zo’n coalitie onder leiding van de Britten klaar om de strijd aan te gaan met Napoleon.
Net voor de ratificatie van het vredesverdrag bracht de Amerikaanse generaal (en latere president) Andrew Jackson de Britse troepen nog een verpletterende nederlaag toe in de Slag bij New Orleans (8 januari 1815). Schilderij van Edward Percy Moran, 1910.
In koloniaal Noord-Amerika boterde het ook al niet tussen de Fransen en Britten. Daarom had Parijs de Amerikanen tijdens hun eerste Onafhankelijkheidsoorlog (1778-1783) tegen het Verenigd Koninkrijk ruimhartig van wapens voorzien. Ook hadden de Verenigde Staten in 1803 voor een habbekrats het gigantische gebied tussen de Mississippi en de Rocky Mountains (ruim twee miljoen vierkante kilometer) van Frankrijk gekocht. Napoleon wilde op die manier voorkomen dat het Verenigd Koninkrijk het in handen zou krijgen. Vrienden waren ze misschien niet, maar in het schaakspel van de macht speelden de Fransen en de Amerikanen geregeld onder één hoedje tegen de Britten.
De Amerikaanse diplomaten stortten zich tijdens hun verblijf in Gent enthousiast in het rijke societyleven
Het Verenigd Koninkrijk was er alles aan gelegen om Napoleons macht in Europa te breken. Met een handelsboycot werd geprobeerd Frankrijk economisch te raken. In een speciale ‘order in council’, een koninklijke verordening, werd met geweld gedreigd wanneer zeeschepen van welk land dan ook het waagden een Franse (of door de Fransen gecontroleerde) haven binnen te varen. De Verenigde Staten trokken zich echter niets van de boycot aan. Het Verenigd Koninkrijk pikte die houding niet en trad streng op tegen Amerikaanse handelsschepen. Maar het ging nog verder. De Britse Royal Navy was een grootmacht op zee, met haar zeshonderd, voor die tijd zeer geavanceerde, oorlogsschepen. Natuurlijk hadden al die schepen voldoende ervaren personeel nodig, maar dat was vanwege de belabberde arbeidsomstandigheden moeilijk te vinden. Daarom vonden de Britten er niets beters op dan Amerikaanse zeelui te ontvoeren en hen te dwingen op hun schepen te werken.
De brute aanvallen schoten de Amerikanen in het verkeerde keelgat. Toen de regering in Londen op een gegeven moment merkte dat het geduld van de Amerikanen echt op was, trok premier lord Liverpool de verfoeide ‘order in council’ in. Op een oorlog zat het land niet te wachten, want het Verenigd Koninkrijk had zijn handen meer dan vol aan de fratsen van Napoleon. Het bericht kwam echter pas drie weken later in Washington aan, en in de tussentijd had president James Madison het Verenigd Koninkrijk de oorlog verklaard. En dus waren de Britten plotseling en ongewild in een tweede oorlog verzeild geraakt. Ook de VS wílden echter helemaal geen oorlog, het land stopte haar energie en geld veel liever in het verder koloniseren van het Noord-Amerikaanse continent. Verdeelder kon een land dan ook niet zijn, toen het Congres op 18 juni 1812 de oorlog verklaarde aan het Verenigd Koninkrijk. De ‘man in charge’, president James Madison, een zachtaardige en met zijn gezondheid sukkelende man, vond het vreselijk dat juist hij nu de geschiedenis in zou gaan als de eerste Amerikaanse president die een oorlog was begonnen.
Brand in het Witte Huis
De strijd van de VS tegen de dominante Britten heet ook wel de Tweede Onafhankelijkheidsoorlog. De Europese kolonisator moest wat de Amerikanen betreft nu echt een toontje lager zingen en de nieuwe democratie behandelen als gelijkwaardig. Daarom werd begonnen met een invasie van (Brits-)Canada, die jammerlijk mislukte.
De aanval was bedoeld als een eerste morele optater, maar de Amerikanen werden teruggedreven. Het eindigde er zelfs mee dat de Britten doordrongen tot Detroit en deze strategisch gelegen Amerikaanse plaats innamen. Dat laatste was vooral te danken aan de steun die de Britten kregen van honderden indianenstrijders onder leiding van de legendarische Tecumseh. Indianen vochten meestal aan Britse zijde, omdat ze meer te vrezen dachten te hebben van de Amerikanen, die ‘zomaar’ een nieuw land hadden uitgeroepen op hun grondgebied. Een jaar later hadden de Amerikanen zich herpakt en heroverden Detroit op de Britten.
Op deze gevel in de Gentse Veldstraat hangt sinds 1964 – 150 jaar na de Vrede van Gent – een weinig opgemerkte gedenkplaat.
Op zee hadden de Amerikanen in eerste instantie meer succes: niet alleen vernietigden ze enkele Britse oorlogsschepen, maar ook werden 50 schepen van de tegenstander op de Atlantische Oceaan overmeesterd. Daarna volgden ook successen in Canada. Zowel Kingston als de hoofdstad York (het huidige Toronto) moesten eraan geloven. De Britten waren woedend vanwege de volgens hen ‘onnodige en onwettige’ vernielingen die de Amerikanen aanrichtten bij hun aanvallen op Canadese forten en steden. Een jaar later, tijdens een aanval op Washington, betaalden ze de Amerikanen met gelijke munt terug. Alle publieke gebouwen werden in de as gelegd, waarna de soldaten optrokken naar het Witte Huis – de president was inmiddels naar Virginia gevlucht. Daar trokken ze eerst alle kasten leeg, haalden ze de schilderijen van de muur en tafelden ze uitgebreid met het chique zilveren servies alvorens ook dit gebouw, het ultieme symbool van de VS, in brand te steken. Ook het Capitool ging in vlammen op.
Amper drie weken later vielen de Britten de havenstad Baltimore aan. Maar hier was de Amerikaanse tegenstand taaier. Fort McHenry, dat de stad beschermde, hield stand. Toen de Amerikaanse dichter Francis Scott Key de Amerikaanse vlag gehesen zag worden boven het fort, schreef hij er een gedicht over. Dit gedicht zou later op (saillant genoeg Britse) muziek worden gezet en in 1931 door het Congres worden uitgeroepen tot het Amerikaanse volkslied: ‘The Star Spangled Banner’.
Naar Gent
Het kernprobleem van de oorlog van 1812 was dat geen van de strijdende partijen hem wilde. Daarom werd al vanaf het eerste kanonschot koortsachtig gezocht naar een diplomatieke uitweg. In de loop van 1814 stond zowel aan Amerikaanse als aan Britse zijde een delegatie klaar om aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Dat die tafel op neutraal grondgebied diende te staan, was duidelijk. Amerika en het Verenigd Koninkrijk vielen dus af. Stockholm was even in beeld maar werd wegens banden met Napoleon niet neutraal bevonden.
En toen kwam iemand aan met Gent. De stad was net verlost van de Fransen en was daarmee tijdelijk statenloos. Bovendien was Gent een aantrekkelijke stad voor de bourgeoisie, met veel prachtige residenties en openbare gebouwen. Niet alleen het feit dat het de hoofdstad was van het graafschap Vlaanderen, ook de bloeiende textielindustrie had de stad welvaart gebracht. In deze omgeving zouden de onderhandelingsdelegaties zich zeker thuis voelen. Zo gebeurde het dat in de loop van juni 1814 de Amerikaanse onderhandelaars in Gent arriveerden. Twee maanden (!) later kwamen ook de Britten aan en konden de besprekingen beginnen.
De Amerikaanse delegatieleider was diplomaat John Quincy Adams – de latere president van de Verenigde Staten. In zijn delegatie zat onder meer ook de bankier Albert Gallatin. Die kreeg de opdracht om, mochten de onderhandelingen mislukken, in Nederland een flinke som geld te lenen, waarmee de oorlog tegen de Britten kon worden voortgezet. De leiding van de Britse delegatie, die uit maar drie man bestond, was in handen van admiraal John Lord Gambier.
De Amerikaanse diplomaten stortten zich tijdens hun maandenlange verblijf in Gent enthousiast in het rijke societyleven aldaar, bezochten feesten en bouwden vriendschappen op. De Stadsbibliotheek in de voormalige Baudelo-abdij, toneelvoorstellingen in Parnassusberg aan de Houtlei en geregeld kaarten in de plaatselijke kroeg: de stad kende na een tijdje weinig geheimen meer voor de Amerikaanse regeringsdelegatie. Het tegenovergestelde gold voor de Britten, die zelden hun huis verlieten, of het moest zijn voor vredesbesprekingen bij de Amerikanen in de Veldstraat. Een verschil dat de bevolking opviel, maar verder geen aantoonbare invloed had op de onderhandelingen.
Kerstavond 1814
Ruim drie maanden spraken de Britten en de Amerikanen met elkaar over de voorwaarden van een vredesakkoord, tot op kerstavond 1814 de definitieve verdragen werden ondertekend door alle aanwezigen. In het 24 pagina’s tellende verdrag verzoenden de twee kemphanen zich met elkaar en werden de grenzen tussen de Verenigde Staten en Canada vastgelegd. En passant gaven bepaalde passages een voorzet voor de afschaffing van de slavenhandel en een respectvolle behandeling van de Native Americans.
John Quincy Adams schreef na de ondertekening van het verdrag, merkbaar opgelucht, in zijn dagboek: ‘I hope that the doors of the temple of Janus, closed here in Ghent, shall not be opened, for the next century’. Later zou Adams over zijn verblijf in Gent nog schrijven dat het ‘het meest gedenkwaardige jaar van mijn leven’ was.
Maar terwijl in Gent de vrede werd gevierd, stonden duizenden kilometers verderop soldaten van beide partijen elkaar nog naar het leven. Het bericht van de vredesovereenkomst kon Londen vrij snel bereiken, maar Amerika was een ander verhaal. Drie weken duurde de overtocht van het document, een periode waarin de oorlog gewoon doorging. Het Britse leger bereidde juist een nieuwe invasie voor om het strategisch belangrijke gebied rond New Orleans en de Mississippi-rivier te veroveren.
Op 8 januari (ruim twee weken na de ondertekening van de Vrede van Gent) vond de aanval plaats, die hardhandig door de Amerikanen werd neergeslagen. Tweeduizend Britse soldaten sneuvelden tijdens de Slag bij New Orleans, meer dan in welk ander gevecht ook tijdens deze oorlog. Een week of wat later kwam het vredesverdrag dan eindelijk in Washington aan, waar het op 16 februari 1815 door de Amerikaanse senaat werd goedgekeurd. Madison ratificeerde het document daags daarna in het Octagon Huis, waar hij vanwege de brand in het Witte Huis het jaar ervoor, tijdelijk woonde. De oorlog was nu ook in de praktijk ten einde.
Wie won de oorlog van 1812?
Niemand eigenlijk, al eisten beide partijen binnenskamers ongetwijfeld wel de overwinning op. Eigenlijk waren er vooral secundaire effecten van de oorlog te bespeuren: Canada dat niet meer bang hoefde te zijn voor de expansiedrift van de VS, die op hun beurt niet veel meer te vrezen hadden van het Verenigd Koninkrijk. Wel is er één belangrijke verliezer: de oorspronkelijke, indiaanse bevolking. De confederatie van indianen, onder leiding van Tecumseh en onder bescherming van de Britten, had ooit de hoop gekoesterd een soevereine indiaanse staat ten westen van de Mississippi te kunnen stichten. Hun verdediging van Canada tegen de Amerikanen in de eerste helft van de oorlog was van cruciaal belang geweest. Maar na de dood van Tecumseh verbrokkelde de samenwerking en trokken de Britten hun handen af van de indianen. Vanaf dat moment waren die vogelvrij. De hardvochtige behandeling en etnische zuivering van de indianen door de VS in de jaren die volgden is een van de pijnlijkste erfenissen van de negentiende eeuw.
Een duurzame vrede tussen het Verenigd Koninkrijk en de VS, het begin van het einde van de slavernij en de bevestiging van de onafhankelijkheid van Amerika én Canada: de Treaty of Ghent is historisch van grote invloed geweest op het verloop van de eeuwen die erop volgden. In 1914 wilde men het daarom uitgebreid herdenken, maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. Wel stamt uit dat jaar het schilderij van Amedée Forestier dat de ceremonie na de ondertekening van het vredesverdrag uitbeeldt – en dat in het Smithsonian American Art Museum in Washington hangt (zie pag. 48). Dit jaar zijn bij de 200ste verjaardag tal van activiteiten gepland in Gent en in de VS.
Met dank aan Donald Gabriëls, MaRf, JP De Smet, Richard Hanze, Marius Hovens, VZW Treaty of Ghent.