Heeft de levensduur van de mens een prehistorisch plafond? Uit nieuw onderzoek blijkt dat de dominantie van dinosaurussen miljoenen jaren geleden mogelijk nog steeds ons leven beïnvloedt.
Eén zekerheid in het leven is dat iedere mens veroudert. Als mens kunnen we ongeveer 120 jaar oud worden. Vanaf de leeftijd van dertig verdubbelt de kans om te sterven echter elke acht jaar. Dat betekent dat je de honderd wel kan halen, maar de keerzijde van de medaille is een zeer hoge kans op overlijden. Die hoge kans op overlijden gaat bovendien samen met een heel scala aan gezondheidsproblemen, zoals afnemende spiermassa, cognitieve achteruitgang en zintuigen die slechter worden. Die manier van verouderen ontstond mogelijk toen onze voorouders evolueerden tijdens de dinosaurusperiode. Hoe zit dat?
Soorten die niet verouderen
Vergeleken met andere zoogdieren hebben mensen een lange levensduur. Onze levensduur is langer dan die van eender welk ander landzoogdier en van de zeezoogdieren kan waarschijnlijk enkel een walvis ons overleven.
Waarin we niet verschillen van andere zoogdieren is het fysiologische verouderingsproces waarbij onder andere de vruchtbaarheid afneemt en kans op overlijden toeneemt. Zo komen bijvoorbeeld ook walvissen en dolfijnen in de menopauze.
Veel soorten amfibieën, reptielen en vissen hebben hier echter geen last van. Dit bleek uit een studie die in 2022 gepubliceerd werd in Science. De 77 onderzochte soorten vertoonden geen verhoogde kans op overlijden naarmate ze ouder werden.
Die diersoorten leven dus niet alleen langer dan de landzoogdieren met de langste levensduur, ze verouderen ook aanzienlijk trager. Daarnaast verhoogt de fertiliteit van vrouwtjes door hun leven heen, wat in sterk contrast staat met zoogdieren. Verder hebben sommige soorten het vermogen om weefsel, zoals een staart of een poot, opnieuw te laten aangroeien. In het wild sterven amfibieën, reptielen en vissen dus vooral door roofdieren en besmettelijke ziektes.
Zoogdieren als prooidieren
Welke rol spelen dinosaurussen nu in dit verhaal? Daarvoor moeten we heel wat jaren teruggaan en de evolutie van diersoorten bekijken. 370 miljoen jaar geleden evolueerden vissen in amfibieën, 50 miljoen jaar later ontstonden de reptielen en 250 tot 300 miljoen later ontstonden zoogdieren, waaruit dan later de mens zou ontstaan.
Ongeveer 200 miljoen jaar geleden stierf 76 procent van alle land-en zeezoogdieren uit, waardoor de dinosaurus de dominante soort werd. Dit zorgde ervoor dat zoogdieren vooral prooidieren onderaan de voedselketen waren en dus baat hadden bij een kort leven met snelle voortplanting, een leven als nachtdier en een klein gestalte.
De genen die zorgden voor de processen gelinkt aan een lange levensduur, zoals DNA-herstel en het aangroeien van ledematen waren dus niet meer nodig en zijn waarschijnlijk verloren gegaan. 66 miljoen jaar geleden stierven de dinosaurussen uit en veroverden zoogdieren de wereld. Er ontstond een enorme hoeveelheid nieuwe soorten met elk een eigen levensduur. Veel van die nieuwe soorten ontwikkelden een lange levensduur, maar behielden wel de beperkingen die tijdens het dinotijdperk ontstonden. Mogelijk hebben dinosaurussen dus schuld aan onze beperkte levensduur en ons verouderingsproces en alle kwalen die erbij komen kijken.
Dit artikel verscheen eerder in The Conversation.
Vertaling: June Roels