Roken verandert het sperma van mannen en dat veroorzaakt cognitieve problemen bij hun kinderen en kleinkinderen.
Wanneer moeders roken, stijgt het risico op gedragsproblemen bij verschillende generaties van hun nakomelingen. Of dat ook voor rokende vaders geldt, was tot nu toe onduidelijk. Het valt bij hen moeilijker uit te maken of de gedragsproblemen van hun kinderen en kleinkinderen te wijten zijn aan genetische factoren, zoals de genetische aanleg voor gedragsproblemen, dan wel aan omgevingsfactoren zoals de blootstelling aan sigarettenrook.
Onderzoekers van de universiteit van Florida deden de test bij muizen. Ze voegden lage doses nicotine toe aan het drinkwater van mannetjes op het moment in hun ontwikkeling waarop hun sperma werd geproduceerd. Vervolgens lieten ze de beestjes paren met wijfjes die nog nooit in de buurt van nicotine waren geweest. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke jongen die daaruit voortkwamen, hadden last van hyperactiviteit, aandachtstoornissen en verminderde cognitieve flexibiliteit.
Toen de onderzoekers deze vrouwelijke nakomelingen op hun beurt lieten paren met gezonde mannetjes, bleken ook hun nakomelingen cognitieve problemen te hebben. In mindere mate dan hun moeder, maar nog altijd significant.
Uit de analyse van de zaadcellen van de eerste generatie mannetjes, bleek dat er epigenetische veranderingen te zien waren in verschillende genen. Een van die genen was dopamine D2, wat een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling en bij leerprocessen. Dit kan erop wijzen dat veranderingen in het sperma van de vader bijdragen tot cognitieve problemen bij zijn nakomelingen.
De onderzoekers benadrukken dat mannen vaker roken dan vrouwen en dat daardoor meer onderzoek nodig is naar de invloed van het effect van rokende vaders op de ontwikkeling van hun kinderen.