Hormonen lijken de impact van chemotherapie bij borstkanker te beïnvloeden. Jonge vrouwen krijgen hun eerste chemo mogelijk het beste in de eerste helft van hun menstruatiecyclus.
Die impact van hormonen is gevonden bij muizen. Die hebben een hormonale cyclus die lijkt op de menstruatiecyclus van vrouwen. Een groep Vlaamse en Nederlandse onderzoekers stootte eigenlijk per toeval op hun ontdekking. ‘We waren het effect van chemo op borstkankercellen aan het bestuderen’, zegt Colinda Scheele (VIB – KU Leuven). ‘Maar de resultaten van onze experimenten schoten alle kanten uit. Tot onze grote frustratie.’ Toen opperde een van de onderzoekers dat de verschillen wel eens te maken zouden kunnen hebben met de cyclus van de muizen.
‘Dat bleek te kloppen’, zegt Scheele. ‘Toen we groepen muizen ofwel in de eerste helft van hun cyclus, of in de tweede helft, chemo gaven, zagen we dat de chemo bij die eerste groep beter werkte. De chemo zorgde voor meer celdood in de tumor. De tumor groeide ook trager in deze groep.’
De resultaten golden zowel voor hormoongevoelige borstkanker als voor niet-hormonale bostkanker. En het lijkt erop dat ze ook van toepassing zijn op mensen. Scheele en haar team bestudeerden gegevens van zestig vrouwen die de afgelopen vijftien jaar waren behandeld voor borstkanker. In hun bloed, dat bewaard was voor onderzoek, bepaalden ze hormoonwaarden om zo na te gaan in welke fase van hun cyclus de vrouwen waren bij hun eerste chemokuur. Bleek dat ook hier de chemo beter had gewerkt bij vrouwen die in de eerste fase van hun cyclus waren behandeld. Die eerste fase loopt vanaf de eerste menstruatiedag tot de dag van de eisprong en duurt gewoonlijk twee weken. Ook hier bleef het resultaat overeind, of het nu om een hormoongevoelige of niet-hormoongevoelige borstkanker ging.
Eerste behandeling
De onderzoekers zijn inmiddels met een nieuwe studie gestart, waarin ze bij honderden patiënten willen nagaan welke impact hun cyclus heeft op de effectiviteit van de chemotherapie. ‘Over een aantal jaar verwachten we de resultaten daarvan’, zegt Scheele. ‘Als ook hier onze hypothese wordt bevestigd, kan dit vrij snel iets betekenen in de praktijk. Er hoeft immers geen nieuw medicijn te worden ontwikkeld. Het gaat enkel om een aanpassing van de timing.’
Het gaat overigens alleen over de eerste chemobehandeling. Chemotherapie verstoort de hormoonhuishouding van vrouwen, waardoor de meesten daarna geen menstruatiecyclus meer hebben. Scheele: ‘De gevoeligheid voor chemo blijft voor de rest van de behandeling hetzelfde als die eerste keer.’ Tenminste, dat was te zien bij de muizen.
Borstkanker komt vooral voor na de menopauze, maar bij jongere vrouwen is dit soort kanker gewoonlijk agressiever
Waarom hebben hormonen impact op chemotherapie? Het precieze mechanisme hebben de onderzoekers nog niet ontrafeld, maar ze kijken in de richting van macrofagen. Dat zijn een soort ‘pacmans’ die dode of beschadigde cellen in ons lichaam opruimen. Scheele: ‘In de tweede helft van de cyclus zijn er meer macrofagen aanwezig in het borstweefsel. Mogelijk ‘eten’ die macrofagen de bestanddelen in de chemo ook op. Of ze beschermen de kankercellen op een of andere manier tegen de behandeling.’
Dat macrofagen er wellicht iets mee te maken hebben, blijkt uit een ander experiment dat de onderzoekers opzetten. ‘We behandelden onze borstkankermuizen met een medicijn dat de macrofagen vernietigt. Als we vervolgens deze muizen zonder macrofagen chemo toedienden, werkte die altijd even goed, op welk moment in hun cyclus ze ook waren.’
Borstkanker komt vooral voor na de menopauze, wanneer vrouwen geen menstruatiecyclus meer hebben. Maar bij jongere vrouwen is dit soort kanker gewoonlijk agressiever. Mogelijk kan de timing van hun eerste chemobehandeling dus een verschil maken. Ook denkt Scheele dat het onderzoek mogelijk tot inzichten in de behandeling van andere types kanker kan leiden. ‘We denken in eerste instantie aan kanker in andere hormoongevoelige weefsels, zoals eierstokkanker. Maar ik vraag me bijvoorbeeld ook af of de hormonale cyclus ook impact zouden hebben op de behandeling van uitzaaiingen bij borstkanker.’