Binding van antistoffen
Viroloog Linos Vandekerckhove van het UZ Gent maakt zich zorgen. ‘Bij vaccins ontwikkelen sommige mensen, zeker ouderen, antistoffen die niet sterk genoeg zijn’, vertelde hij onlangs in De Standaard. ‘Als zij dan toch besmet raken, slaat het virus eens zo hard toe.’
Vandekerckhove verwijst daarbij naar wat in wetenschappelijke kringen ADEI wordt genoemd - antibody dependent enhancement of infection of door antistoffen gemedieerde verergering van infecties. ‘Covid-19 verloopt in twee fasen’, vertelt hij. ‘In de eerste fase zien we wat er bij de meeste virale infecties, zoals de klassieke griep, gebeurt. Ons lichaam maakt antistoffen aan die het virus gaan neutraliseren en het binnen de vijf dagen gaan opruimen. In de tweede fase ontstaat er een soort overdreven afweerreactie tegen het virus. De grote open vraag hierbij is: spelen de antistoffen die we in de eerste fase maken een rol in die tweede fase? Zijn het met andere woorden de antistoffen uit de eerste fase die de ziekte in de tweede fase verergeren? Daarop hebben we momenteel nog geen antwoord.’
Het probleem waar ADEI om draait is de sterkte waarmee antistoffen zich aan een virus binden. ‘Stel dat we antistoffen een maat geven van 0 tot 10 voor die sterkte, waarbij 0 staat voor een zwakke binding en 10 voor een sterke. Krijgt die binding een score van 9 of 10, dan zullen de antistoffen het virus snel verwijderen. Is de binding zwak, met een score van 1 tot 3, dan gaan de antistoffen niet veel doen tegen het virus, maar zullen ze ook geen problemen opleveren. Dat is anders wanneer de antistoffen matig binden en 5 tot 7 scoren. Dan binden ze zich niet heel sterk aan het virus, waardoor ze het niet neutraliseren, maar zetten ze ook een proces in gang waarbij het virus veel gemakkelijker cellen kan binnendringen en de infectie nog verergert.’
'Bepaalde risicogroepen maken antistoffen aan die zich minder goed aan virussen binden'
Van bepaalde risicogroepen is het volgens Vandekerckhove geweten dat ze antistoffen aanmaken die zich minder goed aan virussen binden, omdat hun immuunsysteem uitgeput is of niet goed werkt. ‘Bij kankerpatiënten die tijdens hun chemotherapie SARS-CoV-2 oplopen bijvoorbeeld, zien we dat het virus in hun lichaam blijft circuleren omdat ze door de chemotherapie geen goede antistoffen kunnen aanmaken. Ook ouderen, zware diabetespatiënten, mensen die een transplantatie hebben ondergaan, of mensen met een immuunstoornis behoren tot de waaier van patiënten waar we ons zorgen over maken’.
Jonge en gezonde proefpersonen
Daarbij komt dat de meeste vaccins naar veiligheid tot nog toe alleen worden getest bij proefpersonen tussen de 18 en de 55 jaar. Dat is ook zo voor het veelbelovende vaccin waaraan de universiteit van Oxford en het farmaceutische bedrijf AstraZeneca werken. Ook zij testten tot op heden niet hoe ouderen en andere risicopatiënten met een minder performant immuunsysteem op het vaccin reageren. ‘Naar veiligheid in de eerste fase, waarbij gekeken wordt naar lokale allergische reacties op het vaccin of naar andere nevenwerkingen zoals spierpijn en koorts zal dat niet zo’n probleem zijn’, vertelt Vandekerckhove. ‘Maar de echte veiligheid van een vaccin hangt af van de efficiëntie ervan, namelijk of het covid-19 gaat voorkomen of net verergeren. Dat gaan we niet weten omdat dat heel moeilijk te testen is. Je zou daarvoor ouderen moeten vaccineren en vervolgens blootstellen aan het virus, wat onethisch is en dus niet wordt overwogen.’
'Wie zou zich moeten opofferen en potentieel zeer ziek worden?'
Worden andere mensen die een vaccin testen blootgesteld aan het virus? ‘Tot nu toe heeft men dat niet gedaan’, vertelt Vandekerckhove. ‘De pro’s en contra’s ervan worden wel afgewogen. Een van de voordelen zou zijn dat je veel mensen zou kunnen redden door het te doen. Maar wie zou zich daarvoor moeten opofferen en potentieel zeer ziek worden? In eerste instantie wordt dan gedacht aan jonge volwassenen tussen 25 en 35 jaar oud, waarvan we weten dat ze het minst symptomen zullen ontwikkelen. Bij hen zou men kunnen nagaan: maken die effectief de virusinfectie door of niet? Maar ook daar gaat men waarschijnlijk geen antwoord krijgen op de vraag of er sprake zal zijn van ADEI, omdat we van die jongvolwassenen weten dat ze sterke antistoffen aanmaken die een goede binding maken met het virus.’
Wat wel mogelijk is, is wat Vandekerckhove cluster randomised trials of clustervaccinatie noemt. ‘Je zou in theorie kunnen zeggen: we vaccineren alle ouderen in rusthuizen in een streek en in andere niet, om dan te kijken of er in die streken aantoonbaar meer of minder infecties voorkomen. In Zuid-Afrika heeft men op die manier aangetoond dat door in twee provincies iedereen te behandelen tegen hiv en in twee andere niet, er grote verschillen in nieuwe infecties waren. Maar de vraag is: gaat men dit durven toepassen op SARS-CoV-2 met het risico dat de ziekte door het vaccin verergert?’
Er moet volgens Vandekerckhove dus goed worden nagedacht over de risico’s van een vaccin vooraleer het ook massaal wordt toegediend aan risicogroepen.