Na een borstkankerbehandeling ervaart de helft van de patiënten geheugen- en concentratieproblemen. Ze kampen met een zogenaamd “chemobrein”. Een behandeling is er nog niet, maar erkenning van de klachten lijkt het herstel wel in gang te zetten.
Sinds haar behandeling voor borstkanker heeft Louise last van geheugen- en concentratieproblemen. In de winkel vergeet ze welke boodschappen ze moet kopen en haar huissleutels blijven telkens in huis rondslingeren. Ze merkt dat ze geen zin meer heeft om een boek te lezen, terwijl dit hiervoor haar favoriete manier was om te ontspannen. Het lukt haar ook niet meer om meerdere dingen tegelijk te doen. Wanneer haar dochtertje haar iets komt vragen tijdens het koken, moet ze even haar kookpotten links laten staan. Met aangebrand avondeten tot gevolg.
Louise had zo uitgekeken om terug aan het werk te gaan, maar nu zorgt dit alleen maar voor frustraties. Ze is niet meer zo snel om in te pikken tijdens vergaderingen, kan maar op één opdracht tegelijk focussen en is hopeloos zonder haar agenda. Haar omgeving zegt dat “het dringend tijd is om zich te herpakken, want zo kan het niet verder”. Alsof ze het opzettelijk doet. Louise voelt zich alleen en is ten einde raad. Via een vriendin komt ze bij mij terecht voor een neuropsychologisch onderzoek.
Chemobrein is het gevoel dat er mist in het hoofd is ontstaan na een behandeling voor borstkanker
Louise vertelt me over haar geheugen- en concentratieproblemen. We nemen een aantal testen af om dit verder te onderzoeken. Met enige schroom vraagt ze mij of ze een chemobrein heeft. Een wat? Ik moet toegeven dat ik nog nooit eerder van die term heb gehoord. Ze legt uit dat ze het gevoel heeft dat de mist in haar hoofd is ontstaan na haar behandeling voor borstkanker. Tegelijk voegt ze eraan toe dat ze wel een uitvlucht lijkt te zoeken voor haar verminderde prestaties.
Ik beloof haar om me in te lezen over het onderwerp en de resultaten naar haar terug te koppelen. Er gaat een nieuwe wereld voor mij open. Vier maanden later start ik aan mijn doctoraat om me te verdiepen in dit fenomeen en mogelijke behandelingen.
Wat weten we al?
Ik werd overweldigd door de cijfers. Ongeveer de helft van de patiënten heeft na behandeling voor borstkanker last van cognitieve klachten. Bovendien kunnen we die cognitieve achteruitgang ook vaststellen met een neuropsychologisch onderzoek bij 20-35% van de patiënten.
Cognitie is een parapluterm die onder meer verwijst naar geheugen, aandacht, snelheid van informatieverwerking en gedragscontrole. Onderzoekers omschrijven de cognitieve problemen na kanker vaak als cancer-related cognitive impairment, maar voor de meesten onder ons is het beter bekend als chemobrein. Deze term is een beetje misleidend, want ook andere behandelingen zoals hormoon-, radio-, en immunotherapie kunnen leiden tot cognitieve achteruitgang.
Wanneer je moe bent of onder druk staat, kan jij je dan nog even goed concentreren? Beeld je dit gevoel in. De ganse tijd
Naast de kankerbehandeling zijn er nog vele andere factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan en in stand houden van cognitieve problemen. Denk aan genetische risicofactoren, het type en stadium van de tumor, leeftijd en levensstijl. Verder spelen ook ontstekingsreacties in het lichaam een belangrijke rol. Deze kunnen zowel door de kankerbehandeling als door de tumor zelf veroorzaakt worden.
Tot slot zijn de effecten van stress en vermoeidheid niet te onderschatten. Wanneer je moe bent of onder druk staat, kan jij je dan nog even goed concentreren? Beeld je dit gevoel in. De hele tijd. Daarbovenop komt dat al deze factoren kunnen leiden tot subtiele veranderingen in de structuur en het functioneren van de hersenen, wat een milde vorm van cognitieve achteruitgang kan veroorzaken.
Gelukkig herstelt de schade zich spontaan bij de meeste patiënten, maar bij een kleine groep kunnen de problemen tot wel twintig jaar na de behandeling aanhouden. Het zal je dan ook niet verbazen dat deze problemen een enorm effect kunnen hebben op de levenskwaliteit na behandeling voor kanker.
Mindfulness, fysieke training of geen interventie?
In mijn doctoraatsproject streefden we om de levenskwaliteit van patiënten na behandeling voor borstkanker te verbeteren. We onderzochten hierbij 121 vrouwen met cognitieve klachten na behandeling met chemotherapie. We verdeelden de vrouwen in drie verschillende groepen: een mindfulness groep, een groep die fysieke training kreeg en een groep zonder interventie.
Ervaren therapeuten begeleidden beide interventies die telkens bestonden uit vier groepssessies, verspreid over een periode van acht weken. De deelnemers moesten ook dagelijks aan de slag met huiswerkoefeningen. Voor de interventie, onmiddellijk na en drie maanden na de interventie namen we vragenlijsten, neuropsychologische testen, MRI-scans van de hersenen en bloedstalen af om te peilen naar cognitieve klachten en achteruitgang, mentaal welzijn, veranderingen in de structuur en het functioneren van de hersenen en ontstekingsreacties in het lichaam.
Onze belangrijkste pijler was het verschil tussen de drie groepen in het verloop van de cognitieve klachten over de tijd. We verwachtten dat mindfulness zou zorgen voor de grootste daling in cognitieve klachten, omdat het op de verschillende onderliggende mechanismen kan inwerken. Daarnaast verwachtten we ook een positief effect van fysieke training, maar we verwachtten geen verandering in de groep die geen interventie kreeg.
Tot onze verbazing stelden we vast dat de cognitieve klachten in alle groepen afnamen, dus ook in de groep zonder interventie. We denken dan ook dat het erkennen van cognitieve klachten al een belangrijke eerste stap is in de strijd tegen chemobrein. Meer onderzoek naar een effectieve interventie voor cognitieve problemen na kanker is dus nog steeds nodig.
Deze resultaten willen daarom niet zeggen dat we mindfulness en fysieke training zomaar overboord moeten gooien. Enkel na de interventies, en dus niet in de groep die geen interventie kreeg, namen klachten van stress, angst, depressie en vermoeidheid af. Zowel mindfulness als fysieke training kunnen dus helpen om je weer beter in je vel te voelen en je levenskwaliteit te verbeteren.
Bovendien zagen we ook subtiele veranderingen in de structuur en het functioneren van de hersenen na beide interventies, maar niet in de groep die geen interventie kreeg. Enkel de interventies lijken dus een impact te hebben op onze hersenen, maar verder onderzoek is nodig om na te gaan of deze veranderingen te maken hebben met cognitie.
Kort samengevat: chemobrein is een veelvoorkomend fenomeen, waarbij cognitieve problemen ook na andere kankerbehandelingen dan chemotherapie de kop op kunnen steken. Hoewel we op dit moment nog geen bewezen behandeling hebben voor de cognitieve problemen die na een kankerbehandeling kunnen ontstaan, kunnen zowel mindfulness als fysieke training helpen om het mentaal welzijn te verbeteren van patiënten die klachten ervaren. Een belangrijke eerste stap is om chemobrein bespreekbaar te maken, zodat patiënten weten dat ze er niet alleen voor staan.