Farma-industrie beïnvloedt wat artsen voorschrijven
20 september 2016 door Eos-redactieHuisartsen en psychiaters die meer contacten hebben met de farma-industrie schrijven vaker duurdere antipsychotica zonder meerwaarde voor.
Huisartsen en psychiaters die meer contacten hebben met vertegenwoordigers van de farma-industrie, schrijven vaker duurdere antipsychotica zonder meerwaarde voor.
Dat blijkt uit een onderzoek door Manuel Morrens (UAntwerpen), dat morgen wordt voorgesteld op het Vlaamse Geestelijke Gezondheidscongres. Morrens nam bij meer dan honderd psychiaters en huisartsen een enquête af die peilde naar hun voorschrijfgedrag, hun mening over de effectiviteit van verschillende antipsychotica en hun contacten met de farmaceutische industrie.
‘De vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie proberen artsen ervan te overtuigen dat antipsychotica van de tweede generatie, die vanaf 1996 op de markt kwamen, beter zijn dan de oudere middelen’, zegt Morrens. ‘Daar is echter geen wetenschappelijk bewijs voor. De nieuwere middelen zijn gemiddeld wel tien keer duurder.’
‘Tussen 1997 en 2012 is de verkoop van antipsychotica in België meer dan verdubbeld’, zegt Morrens. ‘Dat is vooral te verklaren door het succes van antipsychotica van de tweede generatie. Maakten die in 1997 13 procent uit van het totaal, dan was dat in 2012 81 procent. Quetiapine is het meest voorgeschreven product, omdat het niet alleen bij psychose, maar ook bij bipolaire stoornis, depressie en slaapproblemen wordt voorgeschreven. In 2012 werden ruim 365.000 mensen behandeld met antipsychotica.'
Uit het onderzoek van Morrens blijkt verder dat psychiaters en huisartsen een voorkeur hebben voor olanzapine, risperidon en aripiprazol. Artsen die vaker deelnemen aan door de industrie gesponsorde bijscholingen en meer contacten hebben met vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie, schrijven die middelen vaker voor en zijn er – onterecht – sterker van overtuigd dat die beter werken en minder bijwerkingen hebben. Vooral jonge artsen blijken gevoelig voor beïnvloeding.
41 procent van de ondervraagde artsen gaf aan beïnvloed te worden door de farmaceutische industrie
41 procent van de ondervraagde artsen gaf aan beïnvloed te worden door de farmaceutische industrie. ‘Een cijfer dat veel hoger ligt dan in eerdere studies, waar doorgaans maar enkele procenten van de ondervraagden beïnvloeding toegeven’, zegt Morrens. ‘Wellicht zijn deelnemers aan ons onderzoek meer met deze problematiek bezig.’
Opvallend: uit een afzonderlijke analyse van de 59 procent die denkt niet beïnvloed te zijn, blijkt dat de impact van sponsoring en contacten met vertegenwoordigers op meningen en voorschrijfgedrag nog groter zijn. ‘Wie beïnvloeding ontkent, is net het meest beïnvloed’, aldus Morrens.
Maatschappelijke kost
Wat ligt aan de basis van de misverstanden over antipsychotica? ‘De industrie zet in de verf dat die middelen minder motorische bijwerkingen geven, zoals spierkrampen’, zegt Morrens. ‘Dat doet ze door nieuwe middelen steevast in klinische studies te vergelijken met haldol, een antipsychoticum van de eerste generatie dat de meeste motorische bijwerkingen geeft. Naar de vergelijking met andere oudere middelen is weinig goed onderzoek gedaan. Bovendien geven de middelen van de tweede generatie meer metabole bijwerkingen, zoals overgewicht en diabetes. Naast de hogere kost van de middelen zelf, brengen die bijwerkingen een aanzienlijke maatschappelijke kost met zich mee.’
‘Artsen moeten zeer kritisch zijn tegenover vertegenwoordigers van de industrie’, besluit Morrens, die ook de universiteiten op hun verantwoordelijkheid wijst. ‘We moeten jonge artsen leren hoe ze zichzelf goed kunnen bijscholen. Universiteiten en een vereniging als de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie zouden ook zelf bijscholingen kunnen organiseren, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en zonder beïnvloeding.’ (ddc)