Hartscreenings: noodzakelijk of schadelijk?

20 mei 2015 door GEW

Het plotse overlijden van voetballers Gregory Mertens en Tim Nicot na een hartstilstand wakkert de discussie over preventieve hartscreenings bij topsporters weer aan. Maar zo'n medisch onderzoek kan ook schadelijk zijn.

Het plotse overlijden van voetballers Gregory Mertens en Tim Nicot na een hartstilstand wakkert de discussie over preventieve hartscreenings bij topsporters weer aan. Ook in het buitenland buigen deskundigen zich over de vraag of zulke tests standaard zouden moeten ingevoerd worden.

De meeste topsporters worden in hun ploeg of club voortdurend medisch begeleid en krijgen een aantal cardiologische onderzoeken. De dood van enkele topsporters doet opnieuw vragen rijzen naar het invoeren van sportscreening voor alle sporters: doel is om bij een klachtenvrije sporter door middel van een elektrocardiogram (EKG) de diagnose te stellen van een hartziekte die later aanleiding kan geven tot een hartstilstand.

Het probleem is dat het EKG een onbetrouwbare test is om plotse dood bij een sporter te voorspellen. Terwijl voorstanders van screening hopen dat zij jaarlijks een aantal gevallen van plotse dood kunnen vermijden, redeneren tegenstanders dat hiervoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat, maar dat de nadelen van screening erg groot zijn. Het is niet denkbeeldig dat 1% van de gescreende jongeren finaal gediskwalificeerd wordt voor verdere competitieve sportbeoefening. Dit betekent dat indien er jaarlijks 500.000 'kerngezonde' jongeren onderzocht worden, er elk jaar 5.000 sport ontzegd wordt. Vanaf dan gaan ze ook door het leven als hartpatiënt (1).

Hoe moeten we dit nieuws interpreteren?

Omdat de ongerustheid rond sportscreening blijft, bekijken we hier hoe een eenvoudig onderzoek zoals een elektrocardiogram, of in andere gevallen een bloedonderzoek, een radiografie of elk ander medisch onderzoek, schadelijk kan zijn.

Een ideale medische test voldoet aan twee eisen: hij is afwijkend (‘positief’) bij alle mensen die een bepaalde aandoening hebben en hij is normaal (‘negatief’) bij alle mensen die de aandoening waar men naar zoekt níet hebben. Nemen we als voorbeeld het meten van de koorts als test om de diagnose van oorontsteking te stellen. Het ware ideaal indien bij een kind met een oorontsteking de diagnose met zekerheid kan gesteld worden wanneer het kind een lichaamstemperatuur heeft van precies 39,0 graden. Zo eenvoudig is het echter niet. Sommige kinderen met een oorontsteking hebben meer of minder dan 39,0 graden koorts. Ook kinderen met griep, maar zonder oorontsteking, kunnen 39,0 graden koorts hebben. Het volstaat voor de arts dus niet om de koorts te meten om een correcte diagnose (‘oorontsteking’) te stellen. Er zijn bijkomende testen nodig: heeft het kind oorpijn? Ziet het trommelvlies er ontstoken uit?

Een perfecte test bestaat niet. Soms zal hij een diagnose missen: de test is normaal, hoewel de patiënt de ziekte heeft. De test heet dan ‘vals-negatief’. Hij kan ook afwijkend zijn bij iemand die de ziekte níet heeft. In dat geval spreekt men van een ‘vals-positieve’ test. Een test die weinig valse resultaten oplevert is een goede test. In het andere geval is hij minder goed, of zelfs nutteloos. Maar testen kunnen ook schadelijk zijn. We geven enkele voorbeelden.

Het is duidelijk waarom een vals-negatieve of een vals-positieve test schadelijk kan zijn. Een vals-negatief onderzoek kan maken dat iemand die mogelijk voordeel had bij een vroegtijdige ontdekking van een kanker misschien niet meer kan geholpen worden als de kanker later ontdekt wordt. Een vals-positieve test is schadelijk omdat deze niet alleen angst en spanning veroorzaakt, maar ook leidt tot bijkomende onderzoeken en eventueel nutteloze behandelingen. Vrouwen die bij borstkankerscreening een vals-positieve mammografie ondergingen, zijn bovendien meer geneigd om zich later niet meer aan te bieden voor een tweejaarlijkse controle, om niet opnieuw onnodig ongerust gemaakt te worden. Zo verliezen ze het mogelijk voordeel van een tweejaarlijkse borstkankerscreening.

Ook in gevallen waar een test leidt tot een correcte diagnose kan hij schadelijk zijn. Een juist-positieve test is nuttig wanneer het betrokken individu daardoor beter kan behandeld worden dan zonder de test. Een correcte diagnose van appendicitis laat een arts toe meteen in te grijpen. Een correcte diagnose van het soort virus dat een verkoudheid veroorzaakt is nutteloos. Een verkoudheid hoeft geen behandeling en geneest vanzelf. Gaat het om de diagnose van een zeer kwaadaardige kanker waar niets meer aan te doen is, dan kan een vroegtijdige diagnose schadelijk zijn, omdat ze de nietsvermoedende patiënt vroeger en dus langer ongelukkig maakt. Een juist-negatieve test is ook niet noodzakelijk gunstig op lange termijn. Een roker die wegens angst voor longkanker een radiografie van de longen laat nemen en deze is negatief, kan zich daardoor veilig gaan voelen en beslissen om verder te roken.

Conclusie

Medische tests spelen een belangrijke rol bij het stellen van een correcte diagnose. Geen enkele test is evenwel perfect. In sommige gevallen kan een test nadelige gevolgen hebben. Alvorens een test uit te voeren – zelfs wanneer deze op zich totaal onschuldig lijkt – moet correcte informatie verschaft worden over de voor- en nadelen ervan. Het is momenteel niet geweten of screening van jonge amateursporters het risico op plotse dood vermindert. Daartegenover bestaat meer zekerheid over de mogelijke nadelen: veel sporters zou onterecht het sporten ontzegd worden.

Referenties

* (1) http://www.gezondheidenwetenschap.be/gezondheidsnieuws-onder-de-loep/moeten-amateursporters-gescreend-worden

* https://kce.fgov.be/nl/publication/report/moeten-jonge-sporters-een-hartscreening-ondergaan#.VVsTfeEpqT0