De dag waarop we niet meer hoeven te vrezen voor kanker komt stap voor stap dichterbij. Wetenschappers zitten de kankercel op de hielen. Sommigen zijn er nog maar enkele centimeters van verwijderd.
‘Neen, we gaan niet naar een wereld zonder kanker.’ Als de titel van zijn nieuwe boek valse hoop geeft, dan drukt Filip Lardon die meteen de kop in. ‘De aandoening zal in de toekomst nog meer voorkomen’, zegt hij. ‘Dat komt vooral door de vergrijzing. Kanker is in de eerste plaats een ouderdomsziekte.’
Toch ziet de toekomst er volgens Lardon bijzonder rooskleurig uit. ‘De tienduizenden wetenschappers die elke dag in de weer zijn om kanker te overwinnen, hebben de laatste jaren ontzettend veel over de cel ontdekt. Dat vertalen we nu volop naar nieuwe therapieën. Waar kanker tien jaar geleden nog een doodvonnis kon vellen over meer dan de helft van de patiënten, geneest vandaag al 60 procent. Binnen tien jaar wordt dat naar alle hoop 80 procent.’
Met genezen bedoelt Lardon echt dat een patiënt volledig ziektevrij is en blijft, of op zijn minst een chronische behandeling kan krijgen om de kanker te onderdrukken, waarvan hij afgezien daarvan geen last meer zal ondervinden.
De wetenschap heeft vooruitgang geboekt op twee fronten: het vroegtijdiger opsporen en het beter behandelen van kanker. Waarvan verwacht u het meest?
‘Met de behandelingen staan we het verst. Een van de fascinerendste vind ik de immunotherapie. We weten al lang dat ons afweersysteem tumoren probeert aan te vallen. Dat kan je duidelijk zien bij borstkankerpatiënten die ontstekingen krijgen op de plek van het gezwel. Alleen verliest het afweersysteem nog vaak de strijd met de tumoren. Dat willen we omkeren.’
‘We volgen twee strategieën. We versterken het afweersysteem zodat het de kanker beter kan aanvallen, en we verzwakken de tumorcellen zodat zelfs een niet perfect functionerend afweersysteem hen voldoende kan beschadigen.’
‘De meest intrigerende piste vind ik die van de immune checkpoint inhibitors. Elke afweercel heeft een handrem. Die staat meestal op, om te vermijden dat ze de lichaamseigen cellen gaan aanvallen. Van zodra de afweercellen een indringer naderen, laten ze de handrem los en vallen ze aan. Een schitterend systeem, ware het niet dat kankercellen in staat zijn, tegen de wil van de afweercellen in, de handrem terug op te trekken en zo te ontsnappen aan een aanval. Nu hebben we checkpoint inhibitors ontwikkeld, geneesmiddelen die de handrem weer loszetten.’
Proefdierstudies naar een universeel kankervaccin zijn hoopgevend. Wanneer komt zo’n vaccin eraan?
‘Ik betwijfel of er ooit een universeel profylactisch vaccin komt dat je aan gezonde mensen toedient om te vermijden dat ze ooit kanker krijgen. Voor zo’n vaccin zou je de oorzakelijke factor van kanker moeten kennen. Er bestaat een vaccin tegen baarmoederhalskanker, maar dat vecht tegen het virus dat de kanker veroorzaakt. Er zijn maar weinig andere kankers waarvan een virus aan de oorzaak ligt.’
‘Therapeutische kankervaccinaties zijn wel zeer interessant. Met zo’n vaccinatie halen we T-cellen – de soldaten van het afweersysteem, zeg maar – uit het lichaam van de kankerpatiënt en brengen we die met enkele van zijn kankercellen samen in een petrischaal. Door hen te laten vechten, leren de T-cellen hoe ze een kankercel moeten herkennen en vernietigen. Eens de T-cellen getraind zijn, injecteren we ze terug in het lichaam van de patiënt. Dat geeft heel goeie resultaten.’
‘Sinds kort gaan we nog een stapje verder. Enkele jaren geleden ontdekten we de dendritische cellen, de generaals van het afweersysteem. Ze vallen indringers niet zelf aan, maar vergaren informatie door de antigenen te screenen die aan de buitenkant van de kankercellen zitten. Die informatie geven ze door aan de T-cellen, die de kankercellen dan veel efficiënter kunnen aanvallen.’
‘Dat systeem werkt niet perfect bij kankercellen, omdat dendritische cellen hun informatie onvoldoende kunnen lezen. Daarom brengen we ook de dendritische cellen in een petrischaal samen met kankercellen, leren we hen de tumorantigenen beter te screenen en spuiten we hen daarna terug in bij de patiënt. Ook die dendritische-celvaccinatie werkt prima.’
Om kanker sneller op te sporen, werken wetenschappers aan een vloeibare biopsie. Hoe staat het daarmee?
‘We hebben de laatste jaren ontdekt dat tumorcellen heel snel erfelijk materiaal lekken naar hun omgeving. Vroeger dachten we dat tumoren vrij groot moesten worden voordat ze konden uitzaaien. Pas recent hebben we ontdekt dat zelfs premaligne cellen, de voorlopercellen van kankercellen, daartoe al in staat zijn.’
‘Vroeger konden we dat circulerend tumor-DNA pas detecteren als er al enkele honderden van die stukjes DNA in een bloedstaaltje zaten. Dat is pas het geval wanneer de patiënt een vergevorderde tumor heeft. Dat had dus weinig zin. Maar de laatste jaren zijn de technieken fel verbeterd, waardoor we nu ook heel kleine hoeveelheden DNA kunnen opsporen in bloed, speeksel en urine.’
‘Bovendien kunnen we het tumor-DNA nu volledig analyseren. Dat laat ons toe na te gaan of er ergens in je lichaam een tumor is, maar ook over welk type kanker het gaat en waar we de tumor moeten zoeken.’
Waarom zetten wetenschappers dieren in om kanker op te sporen?
‘Uit eerder onderzoek is gebleken dat dieren met een zeer fijne reukzin, zoals honden, bijen en ratten, bij diabetici een te lage suikerspiegel kunnen ruiken of in speekselmonsters tuberculose kunnen opsporen. Dat bracht onderzoekers op het idee om kanker op te sporen met de geur die patiënten verspreiden. Kanker doet de stofwisseling wijzigen en zorgt voor uitscheiding van metabolieten in onze adem en in ons zweet.’
‘Derdewereldlanden die niet over dure laboratoriumtechnologie beschikken, kunnen dieren binnenhalen om kanker op te sporen. Maar uiteraard zal geen enkele westerse kliniek dat doen. Onderzoekers werken aan elektronische geurdetectoren die als hygiënisch alternatief moeten dienen. Als we die in een heel vroeg stadium kunnen inzetten, kan de behandeling een pak vroeger en eenvoudiger.’
Met elektronische geurdetectoren kan je bevolkingsonderzoek voeren naar longkanker, een aandoening die meestal aan roken ligt. Is het inzetten op preventie daar geen betere optie?
‘Primaire preventie heeft uiteraard de voorkeur. Roken veroorzaakt wereldwijd dertig procent van alle kankergevallen en tachtig tot negentig procent van alle longkankergevallen. Dat moet eerst weg. Of je daarnaast ook geld moet investeren in de jaarlijkse screening van rokers en ex-rokers die een heel hoog risico lopen om longkanker te krijgen, is vooral een ethische vraag. Persoonlijk maak ik liever geen onderscheid tussen mensen die wel of niet gerookt hebben. Iedereen maakt zich wel schuldig aan iets.’
‘Omdat de detectiemethodes van vandaag, zoals CT-scans en bronchoscopieën, vrij ingrijpend zijn en de maatschappij veel geld kosten, moeten we wel focussen op een goedkopere en minder belastende screeningmethode. Vandaar onze zoektocht naar elektronische geurdetectoren. Natuurlijk mag dat nooit leiden tot een soort van straffeloosheid, waarbij iedereen er maar op los rookt omdat we de tumoren toch snel kunnen detecteren.’
Volgens schattingen kan preventie de helft van de kankers voorkomen. Hebben we kanker vooral zelf in de hand?
‘Als je het epidemiologisch en statistisch bekijkt, dan zie je wel degelijk meer kanker optreden bij patiënten met een ongezonde levensstijl. Roken is de belangrijkste vermijdbare factor voor kanker. Het is ook steeds duidelijker dat mensen die overmatig alcohol gebruiken en personen met obesitas een verhoogd risico lopen op tumoren en dat veel bewegen kan bijdragen tot het vermijden ervan.’
‘Maar er zijn ook veel mensen die heel gezond leven en toch kanker krijgen. Er zijn factoren die we niet kunnen ontlopen. Zo ademen we allemaal lucht in die vervuild is door fijn stof. Kanker kan ook ontstaan door een spontane fout in de miljoenen celdelingen die elke seconde plaatsvinden. Of we erven fouten van het DNA van onze ouders. Brute pech blijft altijd bestaan.’
Filip Lardon
Prof. dr. Filip Lardon is vicerector van de Universiteit Antwerpen, gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en diensthoofd van het Centrum voor Oncologisch Onderzoek. Met zijn team gaat hij op zoek naar nieuwe inzichten in het ontstaan en de ontwikkeling van tumoren en naar efficiëntere therapievormen.