Niet iedereen veroudert even snel. Wetenschappers experimenteren met manieren om het verouderingsproces te meten. En, als het even kan, het ook af te remmen.
‘Kom op! Harder! Harder! Stop!’ Als een drilinstructeur spoort arts en onderzoeker Jeanine van Ancum, chronometer in de hand, mij aan om zo hard mogelijk in de handdynamometer te knijpen. Ik knijp alsof mijn leven ervan afhangt. En dat is ook een beetje zo. De knijpkrachttest geeft immers een goed idee van je algemene spierkracht en kan voorspellen hoe lang je leeft. Wie harder knijpt, heeft een grotere kans om ouder te worden. Om een potje confituur te kunnen openen, moet je ongeveer 20 kilogram kunnen knijpen. Met mijn 53 kilogram hoef ik de komende jaren dus geen onbelegde boterhammen te vrezen en scoor ik beter dan gemiddeld.
Genen spelen een rol bij de veroudering. De ene komt als een Rolls-Royce ter wereld, de andere als een Alfasud
De knijpkrachttest maakt deel uit van een batterij proeven die moeten uitwijzen in hoeverre ik – een dartel veulen van 34 – al aan het aftakelen ben. Dat doet niet iedereen even snel. Naast de chronologische leeftijd, de tijd verstreken sinds je geboorte, is er de biologische leeftijd: de staat waarin je lichaam zich bevindt, of hoe oud je écht bent. Volgens sommige studies voorspelt de biologische leeftijd beter hoe lang je nog te leven hebt dan de chronologische.
Ik voer de test uit in een lab op de faculteit bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam, onder het goedkeurend oog van verouderingsexpert Andrea Maier. Ook een vetpercentage- en spiermassameting staan op het programma, net als een meting van de stapsnelheid en de beenspierkracht, diverse evenwichtsoefeningen en een reeks cognitieve testen, zoals woordenlijstjes onthouden en getallenrijen nazeggen. Met deze testbatterij evalueren Maier en haar collega’s doorgaans de gezondheid van zestigplussers. Hoe ouder mensen zijn, hoe makkelijker de verschillen in het verouderingsproces aan het licht komen.
Maar ook op relatief jonge leeftijd kan al duidelijk worden dat de tijd niet voor iedereen even genadig is. De Nieuw-Zeelandse Dunedin-studie volgt ruim duizend mensen die geboren zijn in 1972 en 1973. Op 38-jarige (chronologische) leeftijd bleek hun biologische ouderdom te variëren tussen 28 en 61 jaar. De biologisch oudere 38-jarigen werden door een panel ook op foto ouder geschat. De onderzoekers bestudeerden de groep ook al op 26- en 32-jarige leeftijd en konden zo vaststellen dat het verouderingsproces bij de biologisch oudere proefpersonen sneller verliep. Daarom is het volgens Andrea Maier ook zinvol om jongere mensen te onderzoeken. Zo kunnen ze gericht advies geven om de veroudering voor te zijn.
Tanden poetsen op één been
Veroudering is de opstapeling van schade in onze cellen. Er sluipen foutjes in het DNA. De telomeren – beschermende kapjes op het einde van onze chromosomen – worden korter, de mitochondriën – de energiecentrales in onze cellen – beginnen minder goed te functioneren en de communicatie tussen cellen verloopt minder vlot. Dat proces begint vroeg.
‘Het start al bij de conceptie’, zegt Maier. ‘Bij elke celdeling kan er iets mislopen. Rond je 25ste à 30ste begin je fysiek en cognitief achteruit te gaan, dan begint de schade die zich al die tijd heeft opgestapeld, zich te uiten. Vanaf ongeveer je 45ste zien we de eerste verouderingsziekten optreden. Wat gewoon betekent dat we de opgetreden schade dan als ‘ziekte’ definiëren.’
Dat het verouderingsproces niet bij iedereen gelijk verloopt, illustreert Maier graag aan de hand van auto’s. Genen spelen een rol. De ene komt als een Rolls-Royce ter wereld, de andere als een Alfasud, bedacht met de slogan ‘hij roest al in de folder’. Daarnaast moet je je lichaam, net als een auto, een beetje onderhouden. Hoe belangrijk dat is, blijkt onder meer uit onderzoek met tweelingen. Proefpersonen die pasfoto’s zien van eeneiige tweelingen, schatten de ongezond levende helft steevast ouder in.
Niet roken, gezond eten, fysiek en mentaal actief blijven; we kennen de onderhoudsadviezen wel. Wat voegt een test als deze daar dan nog aan toe? ‘Iedereen kent die adviezen, maar toch hebben we het moeilijk om er ons aan te houden’, zegt Maier. ‘Een test opent mensen de ogen en maakt vooruitgang meetbaar. Dat is stimulerend.’ Een onderzoek zoals ik er net een heb ondergaan helpt volgens Maier om zwakke schakels aan het licht te brengen. Je ziet waar je staat ten opzichte van je chronologische leeftijdsgenoten. Biologisch blijk ik ongeveer zo oud te zijn als op mijn paspoort staat, maar mijn evenwicht is een zwak punt. Op één been staan lukt prima, maar met de ogen dicht sla ik aan het wankelen en wiebelen. ‘Dat was echt niet goed’, lacht Maier. ‘Als ik je één advies mag geven: doe evenwichtsoefeningen.’
Mensen die uit lang levende families komen, hebben lagere bloedsuikergehaltes
Een slecht evenwicht verhoogt het risico op valpartijen, zeker in combinatie met een verlies aan spiermassa. Maier ziet hoe ik mijn gebrek aan evenwicht compenseer met kracht. Dat zal steeds minder evident worden. ‘Geen enkel orgaan krimpt zo snel als de spieren’, zegt Maier. ‘Vanaf je 30ste verlies je gemiddeld 1 procent spiermassa per jaar. Ongeveer een derde van de 65-plussers heeft te weinig spieren. In het jargon noemen we dat sarcopenie.’
Sarcopenie gaat vaak gepaard met verminderde levenskwaliteit en een kortere levensverwachting. Maier poetst zelf al jaren haar tanden op één been, en raadt mij en iedereen aan hetzelfde te doen. ‘Ik wil niet dat u over dertig jaar valt en een heup breekt.’
Oude cellen
In haar boek Eeuwig houdbaar breekt Maier een lans voor een veel meer op preventie gerichte geneeskunde, die naar het totaalplaatje kijkt. Maier: ‘We hebben specialisten voor elk orgaan, maar vergeten dat vooral hun onderlinge samenwerking belangrijk is.’ Ze droomt van een toekomst waarin iedereen vóór een bezoek aan de cardioloog, nier- of longspecialist in het ziekenhuis op zijn biologische leeftijd en zwakke schakels wordt getest. Met een reeks tests zoals we die net hebben gedaan, of – nog eenvoudiger – met een bloedprik.
Om dat te kunnen, moeten wetenschappers stoffen en processen identificeren – biologische merkers – die met veroudering gelinkt zijn én aantonen dat je aan de hand van die merkers iets kan zeggen over hoe het mensen zal vergaan.
P16INK4a is zo’n merker. Dat eiwit geeft aan hoeveel senescente cellen we in ons lichaam hebben, cellen die nog wel leven maar zoveel schade hebben opgelopen dat ze niet meer delen. Maier doet zelf onderzoek naar die senescente cellen. ‘Dat ze niet meer delen is positief’, zegt de professor. ‘Want zo kunnen ze hun slechte eigenschappen niet doorgeven. Maar zo’n cel geeft wel allerlei stofjes af die voor ontstekingen zorgen en andere cellen aanzetten tot delen. Daardoor kunnen de cellen errond niet meer goed functioneren, of zich tot kankercellen ontwikkelen.’
In het lichaam van biologisch jongere mensen komen minder senescente cellen voor. Bij mensen die al aan ouderdomsziekten lijden, zijn ze talrijker aanwezig. ‘De alvleesklier van een mens met diabetes bevat meer senescente cellen’, zegt Maier. ‘Net als het brein van een mens met dementie.’
De regeling van het suikergehalte in het bloed is een andere indicator. ‘Wie een hogere bloedsuikerspiegel heeft – vaak een teken van een minder goed werkende pancreas – heeft op latere leeftijd een groter risico op diabetes’, zegt Maier. De bloedsuikerspiegel blijkt een goede indicator voor de biologische leeftijd. Maier liet een panel foto’s van proefpersonen beoordelen. ‘De mensen met een hoger suikergehalte werden ouder geschat. We zien ook dat mensen die uit lang levende families komen, lagere bloedsuikergehaltes hebben.’
Tot dusver kan je met extra hulp van dergelijke merkers op celniveau wel nog niet veel beter voorspellen hoe lang iemand het zal uitzingen, dan op basis van een aantal relatief simpele metingen en proeven. Daarvoor zijn langlopende studies nodig, en die zijn zeldzaam. Het blijft dus nog even wachten op een moleculaire verouderingstest.
De antiouderdomspil
Het wachten geldt ook voor die andere heilige graal in het verouderingsonderzoek: een behandeling die het proces tegenhoudt. Vorig jaar dienden Nederlandse onderzoekers de stof proxofim toe aan muizen. Proxofim zet senescente cellen ertoe aan zelfmoord te plegen. De testmuizen leefden niet langer, maar hadden wel minder last van ouderdomskwalen dan hun leeftijdsgenoten. Het nieuws over het ‘verjongingsmiddel’ verspreidde zich snel. Een Chinese firma biedt het zelfs te koop aan ‘voor onderzoeksdoeleinden’, maar de wetenschappers gaan ervan uit dat mensen het al gebruiken. Gevaarlijk, want het middel is nog niet getest op effectiviteit en veiligheid in mensen.
Op korte termijn verwacht Maier meer van al bestaande medicijnen, die wél uitvoerig op veiligheid zijn getest. ‘Metformine, een middel dat de bloedsuikerspiegel verlaagt bij diabetici, wordt nu al in lage dosissen onderzocht bij gezonde proefpersonen. Vanuit de idee dat een lagere bloedsuikerspiegel het verouderingsproces vertraagt. Ook rapamycine, een middel tegen afstotingsverschijnselen na orgaantransplantatie, wordt op zijn antiverouderingseigenschappen onderzocht.’
Door het verouderingsproces te remmen, zouden we als samenleving flink kunnen besparen, denkt Maier. ‘Veroudering ligt aan de basis van allerlei ziektes. Het is beter die te voorkomen dan ze te moeten behandelen.’ Maar waaraan gaan we dan nog dood? ‘Elke auto, hoe goed je hem ook onderhoudt, begeeft het op een gegeven moment’, zegt Maier. ‘Stel je je lichaam voor als een gebouw, ondersteund door pilaren. Nu grijpen we in telkens wanneer een pilaar het begeeft. Beter zou zijn dat alle pilaren gelijkmatig dunner worden, maar toch nog voldoende steun blijven bieden. Tot er van het lichaam een extra inspanning wordt gevraagd die het niet meer kan opbrengen, zoals bij een infectie en alle pilaren tegelijk inklappen. Zo zou ik het graag hebben.’
Duizend jaar jong
Nog voor ik er iets van kan zeggen, heeft Maier het al in mijn notitieboekje zien staan: ‘De Grey: duizend jaar?’ In het verouderingsonderzoek kan je niet om de bovengemiddeld bebaarde Aubrey de Grey heen. De Britse gerontoloog toetert dat de eerste mens die duizend jaar zal worden vandaag al rondloopt. ‘Verschrikkelijk’, vindt Maier dat. Maar ook: ‘Het is wel zijn verdienste dat hij verouderingsonderzoek op de kaart heeft gezet.’
Voor Maier draait het niet om zo oud mogelijk worden, tegen elke prijs, maar om gezond oud worden. Door betere leefomstandigheden en de vooruitgang in de geneeskunde is de gemiddelde levensduur de voorbije decennia spectaculair gestegen. Wie in 2016 is geboren, mag gemiddeld verwachten 81,4 te worden – 83,8 jaar voor vrouwen en 79 jaar voor mannen. De gemiddelde levensverwachting is de voorbije twintig jaar elk jaar met ruim twee maanden toegenomen. ‘Elke maand krijgen we er een lang weekend bij’, zegt Maier. ‘Maar we brengen die extra dagen wel vaak in slechte gezondheid door. Als we erin slagen langer gezond te leven, is langer leven een aangename bijwerking.’
Hoeveel langer? Maier houdt het doorgaans op een iets bescheidener 130 jaar, al is zelfs dat volgens sommigen te hoog gegrepen. Onze gemiddelde levensverwachting mag dan wel gestegen zijn, de maximale levensduur is al die tijd vrijwel ongewijzigd gebleven. In 1997 overleed Jeanne Calment op haar 122ste. Volgens de officiële statistieken leefde niemand ooit langer dan de Française. En op veel meer jaren hoeven we ook niet hopen, volgens sommige wetenschappers.
Amerikaanse onderzoekers meldden enkele jaren geleden in vakblad Nature hoe onze maximale leeftijd lijkt te plafonneren rond de 115 jaar. Dat lijkt onze houdbaarheidsdatum zijn. Maier was niet erg onder de indruk. ‘Als ze dit onderzoek vijftig jaar geleden hadden gedaan, zouden ze besloten hebben dat de maximale levensduur 100 of 105 was. Tot nog toe stellen we mensen niet bloot aan interventies die veroudering tegengaan. Doen we dat wel, dan zal ook die 115 door de feiten worden ingehaald. Dat is een logische evolutie.’