Kanker in kaart: waar in België worden de meeste kankerdiagnoses gesteld?

Elk jaar krijgen zowat 70.000 mensen in België te horen dat ze kanker hebben. Prostaat-, borst-, long- en dikkedarmkanker zijn de meest voorkomende. Stichting Kankerregister registreert sinds 2004 de cijfers van alle nieuwe kankerdiagnoses en verwerkt ze tot incidentiekaartjes. Wij vroegen experts wat de kaartjes hen vertellen.

Over de kaartjes en methodiek

De incidentiekaartjes in dit artikel zijn de meest recente. Ze hebben betrekking op de periode van 2016 tot 2020. De kleurschakeringen geven het risico op een diagnose van een kankertype per regio weer. Per kankersoort overlopen we de belangrijkste risicofactoren die de incidentie ervan kunnen beïnvloeden.

 

Omdat kanker voornamelijk oudere personen treft – 69 procent van de vrouwen en tachtig procent van de mannen is ouder dan zestig bij de diagnose – zijn de incidentiekaartjes voor leeftijd gestandaardiseerd. Daardoor kunnen regio’s waarin de leeftijdsopbouw van de bevolking sterk van elkaar verschilt toch met elkaar vergeleken worden.

 

Steden met ten minste 150.000 inwoners worden weergegeven als cirkels waarvan de diameter in verhouding staat tot de bevolkingsomvang ervan. De negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – die samen meer dan één miljoen inwoners tellen – werden in drie afzonderlijke cirkels verdeeld op basis van socio-economische status. Die is het laagst in de meest westelijke cirkel en het hoogst in de meest oostelijke.

 

Belangrijk is nog dat de schaal op de kaartjes verschillend is voor alle kankers en per type kanker ook nog eens voor mannen en vrouwen. Dat maakt het moeilijker om kaartjes met elkaar te vergelijken, maar makkelijker om de regionale verschillen op elk kaartje te tonen. Met eenzelfde schaal worden die verschillen uitgevlakt.

Wordt voor hoofd- en halskanker eenzelfde schaal gebruikt voor mannen en vrouwen, dan verdwijnen vrijwel alle regionale verschillen, zeker bij vrouwen.

Blaaskanker: Lagere socio-economische middens

Het Kankerregister bracht eerder de incidentiecijfers van chronisch obstructief longlijden of COPD in kaart, een ziekte die bijna uitsluitend aan roken te wijten is. ‘Leg je de incidentiekaartjes van COPD naast die van blaaskanker, dan merk je een heel sterke correlatie tussen beide, wat bewijst dat roken ook bij blaaskanker een grote rol speelt’, vertelt prof. dr. Wouter Everaerts. Hij is uroloog in het UZ Leuven. ‘Zowel blaaskanker als COPD komen vooral voor in het zuiden van het land, met uitschieters in Charleroi en Luik. Dat komt wellicht omdat roken vaker voorkomt in lagere socio-economische middens.’

 

Aangenomen wordt dat roken verantwoordelijk is voor vijftig tot zestig procent van alle blaaskankers bij mannen en voor twintig tot dertig procent bij vrouwen, die gemiddeld minder roken. Verrassend op de incidentiekaartjes is dat Gent er tussenuit springt bij vrouwen, terwijl dat eerder minder uitgesproken was. ‘Mogelijk komt dat omdat vrouwen door de jaren heen meer zijn gaan roken’, vertelt Everaerts. Al benadrukt hij dat de schaal voor mannen en vrouwen anders is, waardoor het hoogste risico bij vrouwen kleiner is dan het laagste bij mannen.

 

Bij mannen speelt bij blaaskanker ook een beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen, wat ook vaker voorkomt in lagere socio-economische regio’s. ‘Tegenwoordig is er in veel westerse landen meer aandacht voor beschermingsmaatregelen, vroeger was dat vaak anders’, vertelt Everaerts. ‘Dat er nu nog vaak blaastumoren opduiken die terug te voeren zijn naar een beroepsmatige blootstelling aan schadelijke chemicaliën, is omdat er een latentietijd van tien tot twintig jaar zit tussen de blootstelling en het ontstaan van blaaskanker.’

Incidentie van blaaskanker.
Dikkedarmkanker: Een zelfgecreëerde situatie

Bekijken we alle kaartjes die tussen 2004 en 2020 zijn gemaakt, dan springt 2014 eruit. ‘Dat de incidentie in dat jaar veel sterker varieert dan in alle andere jaren is een situatie die we min of meer zelf uitgelokt hebben’, vertelt dr. Koen Van Herck. Hij is expert screeningsprogramma’s van de stichting Kankerregister. Van Herck doelt op het bevolkingsonderzoek dat eind 2013 in Vlaanderen van start ging. ‘Plots werden grote groepen mensen getest die geen klachten hadden, terwijl daarvoor vooral patiënten die iets abnormaals hadden opgemerkt zich lieten onderzoeken. Omdat er in de jaren daarvoor geen screeningsaanbod was, vonden we bij de start van het bevolkingsonderzoek alle dikkedarmkankers die zich in de jaren voordien geaccumuleerd hadden. Bovendien werden de leeftijdsgroepen waarvan het risico het grootst is eerst uitgenodigd: alle 55-plussers bij wie negentig procent van alle diagnoses worden gesteld. Waar we in de jaren voor de screening gemiddeld 8.700 diagnoses telden, waren er dat 9.800 in 2014.’

 

Dat de cijfers in de jaren daarna wat daalden, is volgens Van Herck niet vreemd. ‘Bij de screening werden bij een behoorlijk aantal mensen poliepen gevonden. We weten wel dat dikkedarmkanker bijna altijd uit zo’n goedaardig gezwel ontstaat, maar we kunnen nog niet voorspellen welke poliep wel en welke niet kwaadaardig zal worden. Daarom worden alle poliepen preventief weggenomen. Ook dat vertaalt zich in de cijfers, want het duurt acht tot tien jaar voor zich uit een poliep darmkanker ontwikkelt.’

 

De kaarten in Wallonië en Brussel verkleuren in die periode veel minder dan die in Vlaanderen. Dat ligt volgens Van Herck deels aan een verschil in deelnamegraad. ‘Hoewel ze in Wallonië en Brussel al in 2009 zijn beginnen screenen, maakt al jaren maar tien procent van de doelgroep er gebruik van, terwijl dat in Vlaanderen al sinds de opstart rond de vijftig procent draait.’

 

Dat de regio rond Henegouwen op dit moment de hoogste incidentie laat zien zou volgens Van Herck vooral aan de minder rooskleurige socio-economische situatie kunnen liggen, en aan het grotere gebruik van alcohol, tabak en slechte voeding en de kleinere neiging om aan screening deel te nemen die daarmee samengaat.

Incidentie van dikkedarmkanker.
Hoofd- en halskanker: Roken, alcohol en seks

Hoofd- en halskanker is een verzamelnaam voor verschillende types van tumoren. De meeste zijn te wijten aan tabak, alcohol en vooral de combinatie van beide. ‘Wie veertig pakjaren op zijn conto heeft staan – veertig jaar lang elke dag een pakje – loopt een zeven keer hoger risico op keelkanker’, vertelt prof. dr. Vincent Vander Poorten. Hij is neus-, keel- en oorarts en hoofd- en halschirurg in het UZ Leuven. ‘Wie per week meer dan dertig standaardeenheden alcohol gebruikt, loopt een vijf keer hoger risico. Maar wie beide risicofactoren combineert, loopt niet het additieve maar het multiplicatieve risico van 35 keer hoger. Dat komt omdat alcohol de slijmvliezen doorgankelijker maakt voor de toxische stoffen uit tabak.’

 

Op de incidentiekaartjes springen Charleroi, Luik en de westelijke bol van Brussel eruit. ‘Je vindt er een relatief grotere concentratie van mensen uit lagere sociale klassen, die meer dan gemiddeld genotsmiddelen gebruiken’, vertelt Vander Poorten.

 

Artsen zien tegenwoordig meer en meer keelkankers opduiken die aan HPV gerelateerd zijn. Het humaan papillomavirus is een familie van virussen die de huid en de slijmvliezen infecteren. Een aantal subtypes liggen aan de basis van baarmoederhalskanker, maar ze kunnen ook keelkanker veroorzaken. ‘Het virus kan in de keel terechtkomen, onder andere door orale seks met iemand die met HPV geïnfecteerd is’, vertelt Vander Poorten. ‘Het virus kan er latent aanwezig blijven en in bepaalde omstandigheden kankerverwekkend worden.’

 

Opvallend aan tumoren die het gevolg zijn van HPV is dat ze veel beter reageren op radiotherapie dan tumoren die het gevolg zijn van tabak en alcohol. ‘Het humaan papillomavirus zorgt ervoor dat cellen uitgroeien tot een kwaadaardig gezwel’, vertelt Vander Poorten. ‘Maar het vernietigt meestal niet de genetische informatie die cellen met een beschadigd genoom de opdracht geeft om zichzelf te vernietigen. Als die cellen bestraald en dus beschadigd worden, ruimt het lichaam ze op. Dat gebeurt veel minder efficiënt bij tumoren die het gevolg zijn van tabak en alcohol omdat daarin het mechanisme van automatische celdood vaak wél verstoord is.’

 

Bijkomend voordeel bij patiënten die keelkanker krijgen door HPV, is dat ze vaak tot een hogere sociale klasse behoren en sneller naar een arts stappen wanneer iets misgaat. Bovendien zijn dat mensen die vaak niet roken, terwijl de combinatie van HPV en roken resulteert in een slechtere prognose.

Incidentie van hoofd- en halskanker.
Longkanker: Radon onder de radar

Het is een open deur intrappen, maar mocht niemand nog roken, dan zou het aantal longkankers met negentig procent dalen. Afhankelijk van het aantal sigaretten per dag en hoeveel jaren je dat volhoudt, vermenigvuldigt je risico twintig tot vijfentwintig keer. Wie passief meerookt, ziet zijn risico met twintig tot dertig procent stijgen.

 

‘In de oncologie is roken een boosdoener op veel vlakken’, vertelt prof. dr. Yolande Lievens. Ze is radiotherapeut-oncoloog in het UZ Gent. ‘Maar we mogen longkankerpatiënten niet stigmatiseren, want ongeveer tien procent van de longkankers ontwikkelt zich bij niet-rokers. Ook bij hen heeft dat meestal te maken met een continue prikkeling van het longweefsel. Maar dan door ontstekingsfactoren, zoals bij tuberculose, of door aan het werk gerelateerde producten, zoals asbest, diesel en teer.’

 

Ook de blootstelling aan radioactieve straling is een belangrijke risicofactor. ‘Patiënten die vroeger behandeld zijn voor de ziekte van Hodgkin en aan grote bestralingsvelden zijn blootgesteld bijvoorbeeld, of patiënten met tuberculose waarbij veel röntgenfoto’s van de longen zijn gemaakt, lopen een verhoogd risico op borst- en longkanker.’

 

Een bijzonder verhaal is dat van radon, een natuurlijke bron van radioactieve straling die voornamelijk in natuurlijke bouwmaterialen zit en veel meer in het zuidelijke landsgedeelte voorkomt. ‘Volgens het Studiecentrum voor kernenergie SCK kunnen in België per jaar 440 longkankerdoden mee te wijten zijn aan radon’, vertelt Lievens. ‘En kan zeven procent van de longkankers ermee gerelateerd zijn. Dat zijn gigantische cijfers.’

 

Op de incidentiekaartjes zien we een groter risico op longkanker in het zuidoosten van het land, met uitschieters in Charleroi en Luik. ‘Ik kan daarover een aantal hypotheses formuleren’, vertelt Lievens. ‘Het percentage rokers is het laagst in Vlaanderen en het hoogst in Wallonië. Daarnaast speelt dat lagere socio-economische klassen meer neigen naar risicogedrag voor ziekten. In Charleroi en Luik werken bovendien veel mensen in de vervuilende industrie, is er meer luchtvervuiling en komt meer radon voor. Deze factoren kunnen elkaar ook versterken.’

 

Dat steeds minder jongeren roken, zal zich volgens Lievens pas over enkele tientallen jaren in de cijfers vertalen. ‘Dat vrouwen in de jaren 1950 en 1960 meer zijn gaan roken, had ook pas in de jaren 1980 en 1990 effect.’

Incidentie van longkanker.
Leverkanker: Hoop voor de toekomst

Bijgaande incidentiekaartjes gaan over hepatocellulaire carcinomen (HCC), de overgrote meerderheid van de kankers die ontstaan in de lever. Ze ontwikkelen zich in de nasleep van chronische leverziekten.

 

‘HCC ontstaat meestal na cirrose, wat het eindstadium is van een chronische leverontsteking’, vertelt prof. dr. Hans Prenen. Hij is diensthoofd oncologie in het UZA. ‘Bij de Belgische bevolking is die ontsteking in zestig procent van de gevallen het gevolg van jarenlang alcoholmisbruik, in tien tot twintig procent van chronische infecties zoals hepatitis B of C, en de laatste jaren steeds vaker van niet-alcoholische leververvetting of NASH, wat vooral ligt aan een westerse levensstijl met te veel vetrijk eten en te weinig beweging. Het duurt gemiddeld tien jaar voor je een chronische leverontsteking ontwikkelt, nog eens tien jaar voor je cirrose krijgt, en vaak nog eens tien jaar voor leverkanker ontstaat.’

 

Op de incidentiekaartjes valt op dat hepatocellulaire carcinomen vooral voorkomen in Charleroi, Luik en delen van Brussel. ‘De reden daarvoor is grotendeels socio-economisch’, vertelt Prenen. ‘Een minder gegoede klasse gaat vaak gepaard met meer alcoholmisbruik en een slechter voedingspatroon, wat tot vervetting van de lever kan leiden.’

 

Daarnaast mogen we volgens Prenen ook de invloed op de cijfers van de allochtone gemeenschap niet onderschatten. ‘Veel mensen die niet in ons land zijn geboren, hebben geen preventieve vaccinatie tegen hepatitis B gehad. Bovendien vinden ze minder makkelijk de weg naar de gezondheidszorg. Hepatitis B is nochtans goed te behandelen en hepatitis C zelfs te genezen, op voorwaarde dat de diagnose op tijd wordt gesteld. Kom je maar bij een arts terecht als je al cirrose hebt, dan is de schade onomkeerbaar.’

 

HCC is vooral een mannenziekte. Dat er opvallend meer levertumoren worden vastgesteld bij vrouwen in Antwerpen is volgens Prenen wellicht een hepatitisverhaal omdat vrouwen nog altijd gemiddeld minder drinken dan mannen, zeker in allochtone gemeenschappen.

 

Prenen vermoedt dat de kaartjes voor HCC er over twintig jaar helemaal anders zullen uitzien. Steeds minder jongeren drinken alcohol of beginnen er gemiddeld later aan. ‘We zien nu al dat de gemiddelde leeftijd waarop cirrose zich ontwikkelt steeds hoger ligt, wat die trend bevestigt.’

Incidentie van leverkanker.
Melanoom: Onregelmatig zonnen

Melanoom is een vorm van huidkanker waarin een mix van endogene en exogene factoren een rol spelen. ‘De belangrijkste exogene factor is de intermittente of onregelmatige blootstelling aan uv-straling’, vertelt prof. dr. Lieve Brochez. Ze is dermatoloog in het UZ Gent. ‘Veel mensen komen beroepshalve weinig buiten. Tijdens hun vrije tijd willen ze dan ook intensief genieten van de zon. Die afwisseling tussen helemaal geen zon en heel intensieve zon wordt epidemiologisch erkend als risico voor melanoom.’

 

Verder zijn er endogene of aangeboren factoren, die de kwetsbaarheid om melanoom te ontwikkelen kunnen verhogen. ‘Een bleek huidtype maakt mensen kwetsbaarder voor de schadelijke effecten door uv-straling, waardoor hun risico op melanoom licht verhoogd is’, vertelt Brochez. ‘Wat nog zwaarder doorweegt, is dat in sommige families meer dan honderd moedervlekken en/of melanoom opvallend vaker voorkomen en dat er soms zelfs sprake is van een overerfbaar hoger risico op melanoom. De combinatie met gedragsmatige risicofactoren verhoogt het risico nog meer.’

 

Mochten we voor de kaartjes van melanoom dezelfde schaal gebruiken bij mannen als bij vrouwen, dan zou het kaartje bij mannen volledig in de blauwe tinten zitten. ‘Dat bevestigt dat melanoom in België significant vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen’, vertelt Brochez. ‘Maar op wereldvlak, met name in de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland en in de meeste delen van Europa (met uitzondering van Noord-Europa) is er een hogere incidentie bij mannen.’

 

Op de vraag waar dat verschil vandaan komt, moet Brochez het antwoord schuldig blijven. ‘Net als in Nederland is de incidentie van melanoom bij vrouwen het hoogst aan de kust. Maar waarom dat zo is, blijft koffiedik kijken. Misschien zijn vrouwen in Noord-Europa het zonnebaden wat meer genegen.’

 

Wat ook opvalt op de kaartjes is dat melanoom een veel lagere incidentie kent in de grote steden dan daarbuiten. ‘De verklaring daarvoor is wellicht multifactorieel’, vertelt Brochez. ‘Het kan te maken hebben met de populatiesamenstelling. Melanoom treft vooral bleke huidtypes die makkelijker verbranden. Het zou kunnen dat de populaties in grote steden meer een mix van verschillende huidtypes zijn.’

Incidentie van melanoom.
Prostaatkanker: Wie zoekt die vindt

De incidentie van prostaatkanker neemt toe met de leeftijd. ‘In autopsiestudies vinden we bij mannen onder de dertig quasi nooit prostaatkanker’, vertelt prof. dr. Wouter Everaerts. Hij is uroloog in het UZ Leuven. ‘Bij vijftigers staat de teller op een derde en bij tachtigplussers op twee derde.’ Dat de bevolking in heel wat kustgemeenten gemiddeld ouder is dan in de rest van het land, kan de hogere incidentiecijfers in West-Vlaanderen niet verklaren, aangezien alle kaartjes voor leeftijd werden gecorrigeerd.

 

Wat is er dan wel aan de hand? ‘Hoewel er bij twee op de drie tachtigjarigen een vorm van prostaatkanker wordt gevonden, zijn die klinisch vaak niet belangrijk’, vertelt Everaerts. ‘Ze geven geen klachten en leiden niet tot vroegtijdige sterfte. Dat de incidentie van prostaatkanker in West-Vlaanderen volgens het kaartje dertig procent hoger ligt dan in Luik wijst dus eerder op een verhoogde diagnostiek dan op een verhoogde incidentie.

 

Over de achterliggende redenen voor die verhoogde zoektocht spreekt Everaerts zich voorzichtig uit. ‘Wellicht is er in West-Vlaanderen sprake van een hogere awareness voor prostaatkanker, waardoor artsen meer PSA-tests aanbieden en patiënten er meer naar vragen. Die awareness kan het gevolg zijn van het actief promoten van PSA-tests, onder andere door patiëntengroepen. Mogelijk speelt de oudere populatie toch een rol: komen oudere mannen vaker in contact met leeftijdsgenoten die prostaatkanker hebben gehad, dan zijn ze misschien sneller geneigd om zich te laten onderzoeken.’

 

Dat er minder prostaatkanker voorkomt in Luik en in de linkse cirkel in Brussel, heeft volgens Everaerts wellicht ook met een verschil in diagnostiek te maken. ‘Patiënten met een lagere socio-economische status komen gemiddeld minder in aanraking met de medische wereld en al zeker niet met preventieve opsporingstests.’

 

Prostaatkanker kan ook te maken hebben met etniciteiten en omgevingsfactoren, al is niet duidelijk of dit ook in België speelt. ‘Het risico op prostaatkanker van Aziaten die geboren zijn in de Verenigde Staten ligt vijftig procent hoger dan dat van Aziaten die jaren na hun geboorte naar de VS verhuizen’, vertelt Everaerts. ‘Dat ligt grotendeels aan een westerse levensstijl.’

Incidentie van prostaatkanker.
Schildklierkanker: Toevallige vondsten

De incidentiekaartjes voor schildklierkanker vertonen een significante noord-zuidgradiënt die erop lijkt te wijzen dat deze kankersoort veel vaker voorkomt in Wallonië dan in Vlaanderen. De geografische variatie is dr. Harlinde De Schutter en prof. dr. Brigitte Decallonne bekend. Ze zijn respectievelijk arts-onderzoeker bij het Kankerregister en endocrinoloog in het UZ Leuven.

 

Uit internationale literatuur blijkt dat een stijgende incidentie deels samenhangt met overdiagnose, waarbij meer kankers worden vastgesteld door meer diagnostische tests en heelkundige ingrepen. Op vraag van de toenmalige minister van Volksgezondheid onderzocht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg samen met het Kankerregister in 2010 of de geografische variatie in België mee kon worden verklaard door overdiagnose. Decallonne en De Schutter waren betrokken bij deze studie en voerden ook aanvullend onderzoek uit.

 

Uit de resultaten bleek dat de papillaire schildklierkankers, het meest voorkomende subtype, meestal nauwelijks een centimeter groot waren bij diagnose, en dat ze beduidend meer voorkwamen in Wallonië. Dat op zich leek al te wijzen op overdiagnose.

 

Een blik op de diagnostische en therapeutische handelingen in Vlaanderen en Wallonië maakte bovendien duidelijk dat de drempel om over te gaan tot een chirurgische ingreep in Wallonië lager ligt dan in Vlaanderen. ‘Er worden niet alleen meer schildklieren weggehaald, er worden ook minder pre-operatieve puncties uitgevoerd om na te gaan of er sprake is van kanker en een operatie wel nodig is’, vertelt De Schutter.

 

Dat er samen met de schildklieren ook minder halslymfeklieren worden weggenomen – om na te gaan of er sprake is van uitzaaiingen – bevestigt dat er in Wallonië ook wordt ingegrepen als er geen ernstig vermoeden is van kanker. ‘De kleine tumoren die na de operatie worden gevonden zijn vaak toevallige vondsten die niet noodzakelijk bedreigend zijn voor de patiënt’, vertelt De Schutter. ’Vaak gaan ze niet verder evolueren of gaat dat zeer traag, en is er geen invloed op de hoge vijfjaaroverlevingscijfers van 98 procent.’

 

De vorsers onderzochten nog of het hogere aantal operaties te maken kon hebben met een lagere jodiuminname in Wallonië. Bij patiënten die jarenlang te weinig jodium binnenkrijgen, zwelt de schildklier op om voldoende schildklierhormonen te produceren. Maar ook dat bleek geen onderliggende rol te spelen. ‘Het gemiddelde gewicht van de verwijderde schildklieren lag in Wallonië zelfs lager dan in Vlaanderen’, vertelt De Schutter.

 

Deze vaststellingen betekenen volgens De Schutter niet dat er in Vlaanderen geen overdiagnostiek voorkomt. Bovendien lijken geografische noord-zuid-verschillen in schildklierkankerincidentie af te nemen. ‘Er worden in Wallonië steeds meer puncties uitgevoerd, wat doet vermoeden dat chirurgische ingrepen selectiever worden.

 

Anderzijds suggereren de cijfers voor 2020, toen veel niet-noodzakelijke zorg werd uitgesteld omwille van de coronacrisis, dat overdiagnostiek nog steeds voorkomt in België. Er werden toen zestien procent minder schildklierkankers vastgesteld dan in 2019, wat een veel sterkere daling is dan voor andere kankertypes.’

Incidentie van schildklierkanker.
Slokdarmkanker: Twee types, twee verhalen

Er zijn twee belangrijke types van slokdarmkanker die te wijten zijn aan zeer uiteenlopende oorzaken.

 

Spinocellulaire epitheliomen (SE) ontstaan in de cellen van het slijmvlies dat de slokdarm bekleedt. ‘Alcohol is daar een sterke risicofactor voor’, vertelt prof. dr. Philippe Nafteux. Hij is thoraxchirurg in het UZ Leuven. ‘Ook roken verhoogt het risico, maar vooral de combinatie van beide bevordert het ontwikkelen van slokdarmtumoren.’

 

Het tweede type, adenocarcinomen (AC), is het gevolg van een chronische irritatie van het slijmvlies van de slokdarm door de terugvloei van maagzuur. ‘Om zich tegen deze constante irritatie te beschermen, gaat het slijmvlies meer op maag/darmslijmvlies lijken’, vertelt Nafteux. ‘In dat Barrett-slijmvlies kan een abnormale groei van slijmweefsel ontstaan, wat het risico op kanker verhoogt. Alles wat de terugvloei van zuur in de hand werkt – hoge cholesterol, gebrek aan beweging, roken en overgewicht – verhoogt het risico.’

 

De twee types kregen aparte kaartjes en laten duidelijke trends zien. Op die voor spinocellulaire epitheliomen zien we een gradiënt die toeneemt vanuit het noordoosten naar het zuidwesten. ‘Het Kankerregister heeft het alcoholgebruik in België in kaart gebracht door te kijken naar het voorkomen van chronische leverziekten die nauw samenhangen met alcoholmisbruik’, vertelt Nafteux. ‘Ook daar kwam die gradiënt naar boven.’

 

De incidentiekaartjes voor adenocarcinomen vertonen een ander patroon. De lagere incidentie zit in het zuidoosten, de hogere in het noordwesten en in bepaalde steden. ‘De verklaring daarvan ligt moeilijker’, vertelt Nafteux. ‘Onderzoekers nemen aan dat adenocarcinomen typisch zijn voor een welvarende westerse wereld. Het lijkt dus logisch dat de frequentie hoger ligt in Vlaanderen, dat economisch sterker is dan Wallonië en Brussel. Daar staat tegenover dat obesitas meer voorkomt in Wallonië en het hoogst is in Brussel. Wellicht spelen ook socio-economische risicofactoren hierin een rol.’

 

Enigszins verrassend is dan weer de hogere frequentie in West-Vlaanderen. ‘Statistieken over reflux, Barrett en de behandelingen ervan kunnen nuttig zijn voor een analyse van deze verschillen, maar zijn momenteel niet beschikbaar.’

 

Nafteux merkt nog op dat de kaartjes van de vrouwen bijna karikaturaal kleine verschillen uitvergroten, vandaar dat we ze niet tonen. ‘Drie kwart tot vier vijfde van de patiënten zijn mannen. Er zijn bijgevolg te weinig vrouwen met deze tumoren om trends te kunnen opmerken.

Incidentie van slokdarmkanker.
Teelbalkanker: een succesverhaal

Hoewel de uitgesproken kleuren op de Belgische incidentiekaartjes voor teelbalkanker laten vermoeden dat er grote verschillen zijn tussen het aantal gevallen in West-Vlaanderen en de regio langs de grens met Duitsland, gaat het over nauwelijks 2 extra gevallen per 100.000 inwoners. Dat kan ook aan toeval worden toegeschreven.

 

In het buitenland zijn er grotere regionale verschilllen vastgesteld, zoals tussen aangrenzende landen als Noorwegen en Finland, of tussen verschillende bevolkingsgroepen in Nieuw-Zeeland. Maar of dat effectieve verschillen zijn of eerder een verschil in registratie is vooralsnog onduidelijk.

 

Mannen waarbij er bij de ontwikkeling van de teelballen iets is misgelopen of waarbij de teelballen niet goed zijn ingedaald lopen een vier- tot zes keer verhoogd risico op teelbalkanker. En ook mannen die onvruchtbaar zijn lopen een licht verhoogd risico op het ontwikkelen van teelbaltumoren. ‘Wat daarvan de oorzaak is weten we niet’, vertelt prof. dr. Wouter Everaerts. Hij is uroloog in het UZ Leuven. ‘Waarschijnlijk is er een gemeenschappelijke oorzaak die zowel de afwijkingen als het ontstaan van de tumoren verklaart. Maar of zij de regionale verschillen verklaren is niet duidelijk.’

 

Helaas treft teelbalkanker vooral jonge mannen, het is de meest voorkomende vastweefsel tumor bij mannen tussen de 20-35 jaar. Bemoedigend is nog dat teelbalkanker een zeldzame kanker is en dat de behandeling ervan een succesverhaal is. De gemiddelde overlevingskans na 5 jaar bedraagt bij behandelde patiënten maar liefst 95 procent en dankzij chemotherapie valt teelbalkanker in de meeste gevallen helemaal te genezen, zelfs in een ver gevorderd stadium. Lance Armstrong, die teelbalkanker had met uitzaaiingen in de hersenen, overwon de ziekte helemaal.

Incidentie van teelbalkanker.

Bij onze noorderburen laat de Nederlandse Kankeratlas de impact zien van de 24 meest voorkomende kankers per regio. Deze interactieve digitale atlas is gebaseerd op waar mensen woonden toen ze de diagnose kanker kregen. Klikken op een gebied opent een venster met een lijst van cijfers over alle kankersoorten in die regio. Je vindt er patronen van hoe vaak die kankersoorten daar voorkomen, en of dat hoger, lager of gelijk is aan wat wordt verwacht op basis van het Nederlandse gemiddelde. De gegevens slaan op de periode van 2011 tot en met 2020 en je kan de cijfers zien voor mannen, vrouwen of alle personen samen. Je vindt de Nederlandse Kankeratlas via kankeratlas.iknl.nl

Stijgt het aantal kankergevallen in vergelijking met 100 jaar geleden?

Lees hier het antwoord