Een ‘depressieve’ darmflora levert minder bouwstenen voor de productie van stoffen die essentieel zijn voor ons mentaal welzijn.
Ik voel me vandaag een beetje blue, maar hé, dat is OK, want het is vandaag Blue Monday: de meest deprimerende dag van het jaar. Maar of u en ik dat even sterk aanvoelen, die 'deprimaandag', heeft los van het doorgaans druilerige weer op de derde maandag van januari zeker en vast ook iets te maken met de samenstelling van onze darmflora. Want - en dat wisten we eigenlijk al - de samenstelling van onze darmflora is gelinkt aan het risico op depressie (lees er hier meer over), hoewel het nog niet helemaal duidelijk is waarom precies. Recent onderzoek van een team van Franse onderzoekers biedt echter heel wat nieuwe interessante inzichten.
Depressie door chronische stress
In een studie, die recent gepubliceerd werd in Nature Communications, kon men aantonen dat de darmflora van muizen die depressief gedrag vertonen minder precursoren (bouwstenen) voor de aanmaak van cannabinoïden produceren. Cannabinoïden zijn stoffen die betrokken zijn bij de regeling van onze slaap, gemoed, eetlust, geheugen, vruchtbaarheid en voortplanting. Een daling van de hoeveelheid endogene (lichaamseigen) cannabinoïden (of endocannabinoïden) en de daaropvolgende wijziging in de werking van het endocannabinoïd systeem in de hippocampus in de hersenen kan aanleiding geven tot het ontstaan van depressieve gevoelens.
De muizen in de studie van Dr. Chevalier en zijn collega’s werden gedurende 8 weken blootgesteld aan milde chronische stress (zoals bv. de verstoring van het dag- en nachtritme). Die dieren vertoonden hierdoor een verminderde eetlust en fysieke activiteit, alsook een minder goede verzorging van de eigen vacht, wat wijst op een verminderd mentaal welzijn. Daarnaast zag men ook een verminderde groei van nieuwe zenuwcellen (of neurogenese) in de hippocampus van de muizen, wat bij volwassen zoogdieren gelinkt wordt aan depressie.
Om het onderliggend mechanisme verder te bestuderen, werd de darmflora van depressieve muizen overgebracht naar de darm van gezonde muizen. Wat bleek is dat de gezonde muizen acht weken na de transplantatie eveneens depressieve gedragingen en een beperktere neurogenese begonnen te vertonen. Door nog wat dieper te graven, konden de onderzoekers achterhalen dat de ‘depressieve’ darmflora een gewijzigde afbraak en productie van vetten vertoont, met onder meer een daling in de productie van het omega-6 vetzuur arachidonzuur. Dit is bijzonder relevant omdat arachidonzuur wordt gebruikt als bouwsteen voor de aanmaak van 2-arachidonoylglycerol (2-AG), een endocannabinoïd.
Succesvolle behandeling
In hetzelfde onderzoek behandelden Grégoire Chevalier en collega’s daarenboven ook 3 groepen muizen met afwijkend depressief gedrag op 3 verschillende manieren, ter bevestiging van hun bevindingen. Een eerste behandeling bestond uit de toediening van medicatie die de afbraak van het endocannabinoïd 2-AG blokkeert. Een tweede manier was de toevoeging van arachidonzuur aan het voeder gedurende 5 weken, om de muizen alsnog voldoende bouwstenen voor de aanmaak van 2-AG aan te leveren. De derde en laatste behandeling bestond uit de toediening van melkzuurbacteriën om de productie van arachidonzuur en 2-AG te herstellen.
Alle 3 de behandelingen zorgden ervoor dat de muizen opnieuw normaal gedrag vertoonden en de groei van nieuwe zenuwcellen in de hippocampus zich langzamerhand opnieuw herstelde. Dit biedt heel wat nieuwe inzichten, maar daarenboven ook interessante perspectieven voor de preventie en behandeling van stress-gerelateerde depressie door aanpassing van het dieet en/of het gebruik van probiotica.