Chemotherapie doodt kankercellen. Maar de manier waarop is niet altijd zoals wetenschappers tot nu toe dachten.
Als er schade is aan het DNA, zorgt het p53-eiwit voor het herstel ervan. En als de schade de spuigaten uitloopt, trekt p53 de stekker eruit en sterft de cel af. Zo voorkomt p53 dat cellen zich ongeremd gaan delen en kanker vormen. Heel wat kankerbehandelingen zijn op dit mechanisme gebaseerd. Maar het verklaart niet alles. Want in meer dan de helft van alle tumoren werkt p53 niet meer, maar gaan de kankercellen wel dood als hun DNA beschadigd wordt met chemotherapie of bestraling. Tot nu toe bleef het onduidelijk hoe dat in zijn werk ging.
Onderzoekers van het Nederlands Kanker Instituut onder leiding van Thijn Brummelkamp ontdekten samen met de onderzoeksgroep van collega Reuven Agami een tot dusver geheel onbekende manier waarop cellen na DNA-schade aan de noodrem trekken en doodgaan. In het lab gaven ze chemotherapie aan cellen waarvan ze genen gericht uitschakelden om een genetische verandering te vinden waardoor cellen chemotherapie kunnen overleven. Uit het onderzoek bleek dat bij DNA-schade het gen SLFN11 de ribosomen – de eiwitfabriekjes van de cellen – stillegt, wat voor zoveel stress in de cellen zorgt dat ze doodgaan, helemaal buiten p53 om.
Nieuwe vragen
SLFN11 is nochtans geen onbekende in het kankeronderzoek. Het staat vaak uit in tumoren van patiënten die niet op hun chemotherapie reageren. ‘Die link kunnen we nu met ons onderzoek verklaren’, vertelt Brummelkamp. ‘Zonder SLFN11 gaan cellen niet op deze manier dood na DNA-schade, leven ze verder en blijft de kanker bestaan.’
De ontdekking is een heel onverwachte vinding en wekt enorm veel nieuwe vragen op. ‘We hebben het mechanisme nu aangetoond in kankercellen die gekweekt zijn in het lab, maar we weten bijvoorbeeld nog niet waar en wanneer dit mechanisme haar werk doet in mensen met kanker, of het implicaties heeft voor de huidige behandelingen van patiënten en of het effect heeft op de bijwerkingen daarvan’, vertelt Brummelkamp. ‘Dat willen we nu verder uitzoeken.’