Via een unieke blik op bloedklonters van beroertepatiënten ontdekten onderzoekers van de KU Leuven Campus Kortrijk (Kulak) mogelijk een nieuw beroertemedicijn.
De huidige beroertemedicatie is slechts bij 3 procent van alle beroertepatiënten in staat om de bloedtoevoer naar de hersenen te herstellen. Hierdoor is beroerte een van de belangrijkste oorzaken van sterfte en invaliditeit in de wereld. Wanneer een herseninfarct veroorzaakt wordt door een bloedklonter helpt maar één ding: de schadelijke bloedklonter moet zo snel mogelijk verwijderd worden.
Helaas zijn de mogelijkheden hiervoor beperkt. Als een patiënt met een beroerte aankomt op de spoedafdeling heeft de behandelende arts twee opties: enerzijds kan de klonter verwijderd worden via een operatie, anderzijds kan het klonter-oplossend medicijn t-PA toegediend worden. Hoewel beroerte-operaties aan een stevige opmars bezig zijn, zijn deze door technische beperkingen slechts bij 5 procent van alle beroertepatiënten mogelijk. Hierdoor worden de meeste patiënten nog steeds met het klonter-oplossend medicijn behandeld. Jammer genoeg slaagt dit medicijn er zelden in om de bloedklonter efficiënt op te lossen. Hoewel reeds lange tijd erkend, vond men tot op heden nog geen oplossing voor dit nijpend probleem.
De oplossing lag verscholen in de bloedklonters
Door beroertebloedklonters microscopisch te bestuderen heeft men nu ontdekt dat sommige van deze klonters veel van het eiwit ‘Von Willebrand-factor’ bevatten. Dit eiwit gedraagt zich als een soort lijm dat de bloedklonters stevig samenhoudt. Deze ontdekking zou kunnen verklaren waarom t-PA er niet altijd in slaagt de bloedklonters op te lossen. Het klonter-oplossend medicijn t-PA werkt namelijk enkel in op het fibrine dat zich in de bloedklonters bevindt. Ook fibrine is een soort eiwit-lijm dat bloedklonters verstevigt.
Lang werd gedacht dat fibrine de enige lijm in bloedklonters was, maar veel onderzoek naar bloedklonters van beroertepatiënten was er nog niet gebeurd. In samenwerking met professor Tommy Andersson en dr. Olivier François van het AZ Groeninge-ziekenhuis in Kortrijk begonnen professor Simon De Meyer en ikzelf, beiden van de Kulak, bloedklonters van beroertepatiënten te verzamelen. Al snel viel op dat deze heel verscheiden waren. Terwijl sommige klonters heel rijk waren in fibrine, waren er anderen die minder fibrine bevatten, maar op hun beurt heel rijk waren in de Von Willebrand-factor.
Van de kliniek naar het labo en terug
Met deze informatie gingen de onderzoekers aan de slag in muizen waarin ze de klonter rijk in het lijm-eiwit nabootsten. Zo konden ze aantonen dat het klonter-oplossend medicijn, t-PA, er niet in slaagde Von Willebrand-rijke bloedklonters op te lossen. Bovendien demonstreerden ze dat ADAMTS13, een eiwitschaar, dit wel kon. In de muizen behandeld met de eiwitschaar loste de klonter snel op en bleef de hersenschade beperkt. Deze veelbelovende resultaten verschenen recent in het toonaangevende tijdschrift Blood.
Zowel het lijmeiwit en de eiwitschaar zijn lichaamseigen stoffen. In gezonde mensen houden beiden elkaar in evenwicht. Het lijmeiwit, de von Willebrand-factor, helpt bij het vormen van bloedklonters die bloedingen stelpen. Terwijl de eiwitschaar, ADAMTS13, overtollig en dus schadelijk klonteren van het bloed tegengaat door specifiek de overtollige lijmeiwitten op te knippen. De nieuwe observatie dat extra toedienen van het schaareiwit ook reeds bestaande schadelijke bloedklonters kan oplossen opent perspectieven voor de behandeling van beroertepatiënten.
In de muizen behandeld met de eiwitschaar loste de klonter snel op. Hersenschade bleef beperkt
Hoewel deze nieuwe strategie zeer goed werkte in muizen zal het nog even duren voor deze behandeling beschikbaar is voor beroertepatiënten. De focus van het vervolgonderzoek ligt nu op het bestuderen van de veiligheid van deze nieuwe therapie.
Voor zijn onderzoek naar bloedklonters is Frederik Denorme (Biomedische Wetenschappen, KU Leuven Campus Kortrijk) genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup 2017.