Pijnstillers tijdens zwangerschap gelinkt met ADHD

27 februari 2014 door Eos-redactie

Mogelijk verstoort paracetamol de hersenontwikkeling van de foetus.

Een studie bij ruim 64.000 Deense kinderen en hun moeders legt een link bloot tussen het gebruik van pijnstillers met paracetamol (zoals Dafalgan of Panadol) en ADHD.

De moeders moesten op drie momenten –  na drie en zeven maanden zwangerschap en zes maanden na de bevalling – aangeven of en wanneer ze pijnstillers hadden gebruikt. Zeven jaar later kregen ze opnieuw een vragenlijst voorgeschoteld, die peilde naar gedragsproblemen bij hun kinderen. De onderzoekers verkregen ook diagnoses uit ziekenhuizen en psychiatrische instellingen en een lijst met kinderen die ADHD-medicatie zoals rilatine kregen.

Meer dan de helft van de moeders had tijdens de zwangerschap wel eens een pijnstiller met paracetamol genomen. Niet zo verwonderlijk, want pillen zoals Dafalgan zijn vrij te verkrijgen en ze worden veilig geacht voor zwangere vrouwen. Maar Zyan Liew en zijn collega’s van de University of California, Los Angeles, vonden dat hun kinderen een groter risico liepen op ADHD. Als vrouwen in meer dan 19 weken pijnstillers gebruikten, verdubbelde bij hun kind het risico op de diagnose hyperkinetische stoornis, een subcategorie van ADHD. Het risico om ADHD-medicatie te moeten slikken, steeg met 50%.

De resultaten zijn gecorrigeerd voor mentale problemen bij de moeders, ontstekingen of infecties, geboortegewicht, roken of alcoholgebruik tijdens de zwangerschap en tal van andere factoren.

‘Paracetamol kan de placenta binnendringen’, stellen de auteurs in hun paper in JAMA Pediatrics. ‘Mogelijk verstoort paracetamol de hersenontwikkeling van de foetus door de invloed die het heeft op de hormonen van de moeder. Als deze resultaten een causaal verband hebben, mag paracetamol niet langer worden beschouwd als veilig tijdens de zwangerschap.’


Correlatie, nog geen oorzaak

Dat het gebruik van paracetamol bij de moeder en ADHD bij haar kind samen voorkomen, hoeft nog niet te betekenen dat het ene de oorzaak is van het andere. ‘Deze studie op zich mag de praktijk niet veranderen’, stellen wetenschappers van het Institute of Psychological Medicine and Clinical Neurosciences in een commentaarstuk in hetzelfde vakblad. Ze wijzen ook op enkele tekortkomingen in de studie. Zo konden de onderzoekers geen informatie geven over de dosis en werd een derde van de moeders uitgesloten uit het onderzoek omdat ze een telefonisch interview misten. Vervolgonderzoek is dus nodig, klinkt het, want ‘deze bevindingen onderstrepen dat de veiligheid van een medicijn tijdens de zwangerschap niet vanzelfsprekend is.’ (lg)