De onderzoekers die de maatschappij bestuderen en zelfs de proefpersonen die ze analyseren zijn overwegend mannelijk en wit. Microbioloog Sarah Ahannach (Universiteit Antwerpen) wil daar verandering in brengen, met groot succes. In België alleen al namen ruim drieduizend vrouwen van 18 tot 98 jaar deel aan haar onderzoek en kwamen unieke inzichten naar boven.
Microbioloog Sarah Ahannach (Universiteit Antwerpen) heeft naar eigen zeggen een activistische aard. Ze droomde er al jaren van om voor haar doctoraat in een veelzijdig en maatschappelijk relevant project te stappen dat vooral de gezondheid van vrouwen zou bevorderen. ‘Er is een groot gebrek aan diversiteit in de academische wereld’, vertelt ze. ‘De onderzoekers die de maatschappij bestuderen en zelfs de proefpersonen die ze analyseren zijn overwegend mannelijk en wit. En dat gebrek aan verschillende perspectieven is nefast voor wetenschappelijk onderzoek.’
Als er in een onderzoeksgroep geen vrouwen zitten, dan komen vragen die alleen vrouwen zich stellen volgens Ahannach nauwelijks aan bod. ‘Als je geen baarmoeder hebt en niet elke maand gigantisch veel last hebt van je menstruatie, dan komt het niet eens in je op om daar iets aan te doen. Hetzelfde geldt voor de vragen die onderzoekers uit verschillende culturen, met verschillende achtergronden of met verschillende toegankelijkheden in de maatschappij zich stellen. Ik wil de diversiteit en inclusie in de wetenschapswereld bevorderen, tekorten in wetenschappelijke data wegwerken en zo de gezondheidsongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen verkleinen.’
Samen met prof. Sarah Lebeer, op dat moment al een expert in melkzuurbacteriën, startte Ahannach een grootschalig burgerwetenschappelijk onderzoeksproject op om uit te zoeken welke lactobacillen er in een vagina voorkomen. ‘Door vrouwen zelf vaginale swabs te laten nemen en uitgebreide vragenlijsten te laten invullen over hun gezondheid en levensstijl, wilden we meer inzicht krijgen in de samenstelling van het vrouwelijk microbioom, in de functie van de vaginale flora en in de factoren die er een invloed op uitoefenen’, vertelt ze. ‘Op basis daarvan wilden we de vaginale, reproductieve en algemene gezondheid van vrouwen bevorderen.’
Erkenning
Nauwelijks vier jaar na de start van Isala krijgt het project meer en meer de vorm die Ahannach voor ogen had. In België alleen al namen ruim drieduizend vrouwen van 18 tot 98 jaar deel aan het onderzoek en kwamen unieke gegevens en inzichten aan het licht over de invloed die gezondheids-, levensstijl-, omgevings- en individuele factoren hebben op de samenstelling van het vrouwelijke microbioom. ‘Die eerste resultaten vormen de basis voor jaren van vervolgonderzoek om die interacties beter te begrijpen. We zijn nog niet toe aan nieuwe diagnoses of therapieën, maar we zijn wel al goed op weg.’
Het oorspronkelijke onderzoeksteam is ondertussen fors uitgebreid. ‘Sarah Lebeer en ik zijn relatief klein gestart tijdens mijn doctoraat, vandaag telt het team verschillende onderzoekers, bio-informatici en doctoraatsstudenten en lopen er verschillende projecten’, vertelt Ahannach. ‘We hebben net de Rufaida-studie afgerond naar de invloed van de ramadan op het vrouwelijk microbioom, we voerden eerder het GeneDoe-onderzoek uit naar het microbioom als sporenbewijs in strafrechtelijk onderzoek, en we hebben net vijf nieuwe studies gelanceerd. We bouwen ermee verder op de associaties die we vonden tussen menstruele hygiëneproducten en het microbioom. En we gaan die nu verder uitspitten, onder andere om na te gaan of die verbanden oorzakelijk zijn of niet.’
Belangrijk voor het team is ook dat een paper van Isala onlangs in Nature Microbiology werd gepubliceerd. ‘We blijven nog altijd breed en open access publiceren, maar een publicatie in een gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift is uiteraard belangrijk, omdat het extra erkenning en geloofwaardigheid geeft en ervoor kan zorgen dat er meer deuren opengaan en we de nodige fondsen vinden om het project te blijven verderzetten’, vertelt Ahannach. ‘Met de term citizen science in de titel geeft de publicatie bovendien een belangrijk signaal aan iedereen die burgerwetenschap nog altijd niet erkent als echte wetenschap.’
Ambities
Ook de doelstellingen die Ahannach met het project wil bereiken, namen fors toe. Zo droomt ze samen met het team van een biobank met goede bacteriën die de basis vormen voor nieuwe therapieën. Niet onbelangrijk, te weten dat er in de afgelopen veertig jaar geen significante doorbraken werden geboekt in de behandeling van blaas- en vaginale infecties. ‘In de eerste stalen vonden we lactobacillen met interessante kenmerken die eventueel in een behandeling zouden passen’, vertelt ze. ‘We hebben die bacteriën geïsoleerd, doen groeien en gekarakteriseerd en testen ze nu ook op pathogenen in het lab. We willen ook fundamenteel onderzoek voeren om beter te begrijpen hoe de bacteriën die we in de vagina hebben gevonden met elkaar samenwerken. Dat kan belangrijk zijn om vaginale ziekten te voorkomen, succesvolle bevruchtingen te bevorderen en gezonde zwangerschappen te ondersteunen.’
Maar Ahannach heeft ook sociologische of maatschappelijke ambities. Zo wil ze meer visibiliteit voor vrouwelijke gezondheid, wil ze de wetenschappelijke geletterdheid in dit soort onderzoek verhogen, wil ze mensen laten kennismaken met hun microbioom en de taboes die errond hangen doorbreken. ‘Wetenschapscommunicatie loopt als een rode draad doorheen ons onderzoek’, vertelt ze. ‘We delen onze onderzoeksresultaten online op onze website, in podcasts, op onze social media en in onze nieuwsbrieven, en offline op congressen en wetenschappelijke events. Isala-participanten krijgen regelmatig updates over bijkomende resultaten van het onderzoek waaraan ze hebben meegewerkt en uitnodigingen voor vervolgonderzoek waaraan ze kunnen deelnemen.’
Bovendien wil Ahannach nationaal en internationaal samenwerken met wetenschappers uit allerhande disciplines zodat er nog meer onderzoek naar het onderwerp wordt gevoerd. Op congressen waar ze het project toelicht, deelt ze haar protocols, expertise en ervaringen met onderzoekers die in hun eigen land een gelijksoortige studie naar het vrouwelijk microbioom willen opzetten.
Bio
Sarah Ahannach (1995) behaalde haar master in Forensisch Biomedische Wetenschappen (KU Leuven) en is momenteel postdoctoraal onderzoeker in het Lab voor Toegepaste Microbiologie en Biotechnologie van prof. Sarah Lebeer (UAntwerpen), waar ze ook haar PhD behaalde. Ze werkt voornamelijk op het vrouwelijke microbioom en het potentieel ervan in de gezondheidszorg en forensisch onderzoek. Ze doet graag aan wetenschapscommunicatie over de gezondheid en veiligheid van vrouwen, en neemt ook gepassioneerd deel aan acties voor een gendergelijke en inclusieve samenleving.