Speeksel en adem sturen astmabehandeling

07 april 2014 door Eos-redactie

Het is al in een vroeg stadium mogelijk te bepalen welke astmapatiëntjes ondanks medicatie een groter risico lopen op ernstige klachten.

Het is al in een vroeg stadium mogelijk te bepalen welke astmapatiëntjes ondanks medicatie een groter risico lopen op ernstige klachten.

Tien procent van de kinderen die lijden aan astma blijft ondanks het gebruik van astmamedicijnen ernstige astma-aanvallen hebben. Uit onderzoek van Susanne Vijverberg van de Universiteit Utrecht blijkt nu dat deze kinderen al bij het begin van de behandeling kunnen worden opgespoord met relatief eenvoudige tests. En dus dat hen een zinloze behandeling kan worden bespaard.

Vijverberg maakte voor haar onderzoek onder meer gebruik van een studie onder 1000 astmapatiëntjes die was opgezet in samenwerking met 100 apotheken en het UMC Utrecht om een aantal jaren de klachten en het medicijngebruik van de kinderen te volgen. Daarnaast maakte zij gebruik van twee studies in Schotland en één in de Verenigde Staten, waarvoor ook DNA van astmatische kinderen was verzameld. Uit DNA-analyses van het speeksel van kinderen met blijvende klachten bleek dat kinderen die niet goed reageren op astmamedicijnen vaker een genetische variatie hebben waardoor geneesmiddelen minder effectief zijn in hun lichaam. En uit de analyse van de door hen uitgeademde lucht, bleek dat ook de samenstelling daarvan vaak anders is.

Op basis van deze resultaten kunnen kinderen die slecht reageren op standaard astmamedicatie in de toekomst sneller worden opgespoord en de juiste behandeling krijgen. Omdat voor de benodigde tests alleen uitgeademde lucht en DNA uit speeksel nodig is, zijn ze overigens nauwelijks belastend voor de kinderen. Vijverberg werkt momenteel aan aanvragen voor vervolgonderzoeken onder grotere groepen kinderen omdat die noodzakelijk zijn om de toepassing in de medische praktijk mogelijk te maken. (ev)