Eos Blogs

Verrassende manier om jongeren met een verstandelijke beperking aan het sporten te krijgen: Tinder

Wereldwijd beweegt 91 procent van de personen met een verstandelijke beperking te weinig. Wat zou hen motiveren om meer te sporten? We vroegen het aan een groep jongeren met een verstandelijke beperking, en kwamen tot een verrassend besluit: Tinder!

Daar sta je dan… Aan de start van je doctoraat met een verpletterend gezondheidsprobleem voor je en een gapend gat in onderzoek dat er al naar uitgevoerd werd. Om uiteindelijk op een datingapp uit te komen die op het eerste zicht bitter weinig te maken heeft met het thema waarrond je werkt. Ik hoor het mijn oudere broer al luidop denken: “Is dát het onderzoek dat je aan de universiteit doet?”. Wel, ik neem jullie even mee in mijn voorbije twee jaar om hier een inkijk in te geven.

Eerst over dat verpletterende gezondheidsprobleem: je hebt vast al gehoord dat we over het algemeen te weinig bewegen, en dat dat gevolgen heeft. Obesitas, diabetes en slapeloosheid zijn maar een paar aandoeningen die gezondheidswetenschappers linken aan een gebrek aan lichaamsbeweging. Personen met een verstandelijke beperking zijn een zeer kwetsbare groep op vlak van bewegingsarmoede. 91 procent van de personen met verstandelijke beperking beweegt te weinig. Hoewel ‘verstandelijke beperking’ een hokje is waar nog steeds een verscheidenheid aan personen onder schuil gaat, spreekt dit verbijsterende cijfer voor zich: 91% !

En daar stoppen de harde cijfers niet. Wist je dat personen met een verstandelijke beperking gemiddeld gezien 11 gezondheidsproblemen tegelijk, multimorbiditeit genoemd, ervaren? De meest voorkomende zijn pijnlijk en/of verminderen de mobiliteit, en in sommige gevallen kunnen ze zelfs levensbedreigend zijn. Voorbeelden zijn obesitas, epilepsie, constipatie en ataxie. Als gevolg sterven personen met een verstandelijke beperking gemiddeld maar liefst 20 jaar eerder in vergelijking met de algemene bevolking. Meer beweging zou net één van de factoren zijn om die gezondheidsproblemen bij personen met een verstandelijke beperking te helpen verminderen.

Duiken in een kinderbad

En van het verpletterende gezondheidsprobleem naar het gapend gat. Stap één als beginnende onderzoeker is het nemen van een duik in de literatuur om te verkennen wat er zoal geweten is over de onderzoekslijn waar jij mee aan de slag wil. Hoewel de meeste onderzoekers hier een hele tijd zoet mee zijn, mag je mijn ‘duiken’ vergelijken met het duiken in een kinderbad. Ik had de bodem snel bereikt. Ik vond dat er, over de hele wereld, slechts vijf beweegprogramma’s onderzocht waren om jongeren met een verstandelijke beperking aan te zetten tot meer beweging. Vijf, daar kan je wel iets mee zou je denken, maar geen enkele van die vijf bleek te werken.

De bestaande programma’s waren voornamelijk gebaseerd op onderzoek voor de algemene bevolking, terwijl bepaalde hindernissen en stimulansen tot beweging voor personen met een verstandelijke beperking wel anders kunnen zijn. Anders gezegd, de noden, behoeften, wensen en mening van personen met een verstandelijke beperking werden niet meegenomen in bewegingsonderzoek. En laat net dat nu de kern zijn willen we iemand in beweging brengen.

Co-watte?!

Waar liep het fout? Wel, als bewegingsonderzoekers de wensen van personen met een verstandelijke beperking in kaart wilden brengen, interviewden ze niet henzelf, maar hun ouders, leerkrachten of zorgverleners. Als wetenschappers aan mijn mama, of mijn leerkracht wiskunde, hadden gevraagd wat mij als 18-jarige tot meer beweging kon motiveren, dan hadden ze de bal zeker volledig mis geslagen. Wat niet wil zeggen dat elke ouder van een kind met beperking een verkeerde inschatting maakt, eerder: durf het ook aan de persoon zelf vragen. En dat is exact wat ik deed. Ik trok met een resem vragen en opdrachten naar twee groepen (14-21 jarigen) met een licht tot matige verstandelijke beperking met als doel samen een beweegprogramma te ontwikkelen: co-creatie.

Bewust navigeren in de technologische golf

Digitale technologieën boomen momenteel enorm binnen bewegingspromotie bij de algemene bevolking, denk maar aan Fitbit of apps zoals Strava. De jongeren hadden het tijdens mijn co-creatie traject ook over deze applicaties. Ze gaven aan dat de digitale toepassingen ook in hun dagelijkse leven zitten ingebakken, maar dat ze tegelijk toch meer dan "gewoon een app” nodig hebben om gemotiveerd te worden om meer te bewegen. Ze benadrukten dat sociale interacties cruciaal zijn, en dan vooral het samen kunnen doen van activiteiten met leeftijdsgenoten. Een gebrek hieraan bleek tegelijk hun grootste drempel tot beweging.

Terwijl het gemiddelde sociale netwerk van personen (bestaande uit familie, vrienden, collega's en buren) uit 150 personen bestaat, is dit aantal bij personen met een verstandelijke beperking slechts 14 (!). Het merendeel bestaat uit familie en professionele begeleiders zoals opvoeders en leerkrachten. Het is duidelijk dat ‘samen bewegen’ voor deze doelgroep mogelijks nog méér gewicht krijgt. Jongeren met een verstandelijke beperking sporten niet om te bewegen, maar om samen met leeftijdsgenoten eropuit te kunnen trekken, misschien zelfs even te ontsnappen aan hun gebruikelijke omgeving. De sociale verbondenheid is daarom een aanknopingspunt om jongeren aan het sporten te brengen.

Tinder als ruwe diamant

De jongeren waarmee ik in gesprek ben gegaan haalden Tinder vaak als voorbeeld aan, en grapten er ook over. Een mooi aanknopingspunt om als onderzoeker verder op in te spelen. Ze vertelden dat Tinder een heel gemakkelijke app is in gebruik. Het is meteen duidelijk wat van een gebruiker verwacht wordt: swipen en bij een match met elkaar praten. De eenvoud doet het halve werk.

Hoewel ‘sociale verbondenheid’ de hoofdcomponent van mijn beweegprogramma werd, heb ik deze kleinere Tinder-bevinding niet in de schaduw geplaatst. Ik ontwikkelde een beweegprogramma waar jongeren en jongvolwassenen met een licht tot matig verstandelijke beperking werden gekoppeld aan een buddy zonder verstandelijke beperking uit dezelfde leeftijdsrange om samen beweegactiviteiten mee te gaan uitproberen; met een beetje goeie wil is Tinder hier ergens al in te herkennen.

Jongeren vonden het stellen van een beweegdoel belangrijk, maar vonden het moeilijk om zelf  zo’n doel te formuleren omdat dit cognitief gezien veel vraagt. Ook hier diende Tinder als mijn inspiratiebron: ik ontwikkelde binnen mijn beweegprogramma een ondersteunende app. De app toont verschillende opties van beweegactiviteiten, zoals wandelen met een asielhond, fietsen, naar de fitness gaan, boksen en meer. Deelnemers kunnen door deze activiteiten heen swipen om aan te geven of ze al dan niet geïnteresseerd zijn om een activiteit uit te proberen. Wanneer zowel jongere met beperking als hun buddy zonder beperking dezelfde activiteit willen uitproberen, is er een match en kunnen ze (met hulp) met elkaar gaan afspreken in de chat.

De jongeren met verstandelijke beperking hebben mij als bewegingswetenschapper geïnspireerd door de link te leggen tussen Tinder en mogelijke toepassingen in bewegingsprogramma’s. De eenvoud van de app is aantrekkelijk voor de doelgroep, waardoor kleine bouwstenen ervan kunnen gebruikt worden binnen een aangepast beweegprogramma. Aandacht hebben voor deze kleine tussentijdse resultaten bracht mij als wetenschapper een stap dichter tot mijn uiteindelijke doel: een effectieve en boeiende manier ontdekken om jongeren met verstandelijke beperking in beweging te brengen.