Verslaafd aan mager

01 februari 2013 door TV

‘Niets smaakt zo goed als mager voelt,’ dat antwoordde het graatmagere topmodel Kate Moss op de vraag wat haar motto was. Wat gaat er om in het hoofd van meisjes die verslaafd zijn aan mager?

‘Niets smaakt zo goed als mager voelt,’ dat antwoordde het graatmagere topmodel Kate Moss op de vraag wat haar motto was. Eetstoornisexperts wereldwijd verslikten zich synchroon in hun ochtendkoffie, want dat klonk ronduit als een reclameslogan voor anorexia. Maar tegelijkertijd sloeg ze met die uitspraak de nagel op de kop, zo blijkt uit een binnenkort te verschijnen overzichtsartikel waarin de vermaarde Amerikaanse psychiater Walter Kaye en vier collega's zich buigen over de neurobiologie van anorexia nervosa.

Die aandoening, waarvan de oorzaak nog steeds onbekend is, manifesteert zich vooral bij jonge meisjes, die een vervormd beeld hebben van hun eigen lichaam, steeds minder gaan eten en daardoor sterk vermageren, vaak met ernstige gevolgen. De modewereld wordt vaak als verantwoordelijke met de vinger gewezen, net als bladen en advertenties in het algemeen, die ongewoon slanke lichamen als de norm voorstellen en zeker jonge meisjes derhalve doen twijfelen of ze niet veel en veel te dik zijn.

De puberteit is een kwetsbare periode, legt Kaye uit, waarin een zeker bij meisjes sterk schommelende hormoonspiegel de zich snel ontwikkelende hersenen tijdelijk behoorlijk uit balans kan brengen, en de expliciete en impliciete commentaar van respectievelijk gemene klasgenotes en uitgehongerde modellen doet daar vast geen goed aan. Toch is dit lang niet de enige, en vermoedelijk zelfs niet de voornaamste verklaring voor het feit dat sommige jonge vrouwen plots geen hap meer door de keel krijgen, betogen de onderzoekers.

Uit enkele recente studies blijkt namelijk dat zo'n 50 à 80% van het risico op een eetstoornis het gevolg zou zijn van erfelijke factoren en dat manifesteert zich vooral in de hersenen, die zich blijkens allerlei recente beeldvormingsstudies nogal eigenaardig gedragen bij anorexiapatiëntes. Welke afwijkingen precies oorzaak en gevolg zijn van het abnormale eetgedrag is vaak omstreden, geven de wetenschappers toe, maar dat poogt men op te vangen door studies bij groepen gezonde jonge meisjes, om dan later in te zoomen op de data van meisjes die nadien aan anorexia ten prooi vallen, en door tests met genezen patiëntes.

Stierfmoederhormoon
Meisjes met anorexia verklaren dat ze zich tijdelijk beter voelen wanneer ze een maaltijd aan zich voorbij laten gaan. De verklaring daarvoor, zo blijkt uit onder meer PET-scans en analyses van het hersenvocht, ligt mogelijk in een verstoorde balans van de signaalstoffen dopamine en serotonine in de hersenen. Hoewel ze beiden vele taken vervullen, wordt het stilaan duidelijk dat dopamine cruciaal is voor de werking van het zogenaamde beloningssysteem, dat ons een prettig gevoel geeft wanneer we iets doen waarvan ons brein veronderstelt dat het goed voor ons is, zoals eten, en dat ons als dusdanig motiveert om dat vaker te doen.

Serotonine, daarentegen, is de strenge stiefmoederstof die ervoor zorgt dat we ons vreselijk voelen als we iets verkeerds hebben gedaan en ons zo waarschuwt voor toekomstige stommiteiten. Niet alleen neemt serotonine duidelijk de overhand bij anorexiapatiëntes, waardoor ze, ook voor de aandoening toeslaat, vaak angstig, geremd en mentaal inflexibel zijn, zelfs dopamine werkt bij momenten blijkbaar averechts, zo bleek uit Oostenrijks onderzoek waarbij proefpersonen een beperkte hoeveelheid amfetamines toegediend kregen. Gewoonlijk veroorzaakt die drug een euforisch gevoel, door het vrijstellen van dopamines onderaan het striatum, dat geassocieerd wordt met emoties en onberedeneerde motivatie. Eten heeft een vergelijkbaar, zij het minder sterk effect. Maar bij de ex-anorexiapatiëntes kwam er dopamine vrij in de nucleus caudatus, die ervoor zorgt dat we leren uit de gevolgen van onze daden, wat hen angstig maakte. Dat doet vermoeden dat voedsel een vergelijkbare uitwerking heeft, wat zou kunnen verklaren waarom ze zich daarvan afkeren.

In tests waarbij proefpersonen water en suikerwater proefden, vertoonde het striatum steevast minder activiteit bij de ex-anorexiapatiëntes, net als de insula, die instaat voor de smaakperceptie, inclusief de appreciatie van prettige smaken. Drinken gezonde proefpersonen na een periode van vasten chocolademelk, dan piekt de activiteit in de insula, maar bij anorexiapatiëntes doet hij niks. Het heeft er dus alle schijn van dat de perceptie van smaken, alsook het gevoel van honger of de bevrediging ervan, bij anorexia verstoord is.

Blijkbaar is wat we samenvattend zouden kunnen omschrijven als het 'buikgevoel' van anorexiapatiëntes dus allesbehalve betrouwbaar: hersenregio's die instaan voor emoties en motivatie zijn veel minder actief, en verlangen naar of voldoening na een stevige maaltijd voelen ze ook al niet. Uitvoerende en controlerende regio's, zoals de nucleus caudatus, de prefrontale en de pariëtale cortex, zijn dan weer wel erg druk in de weer, wat lijkt te stroken met de perfectionistische instelling die veel patiëntes gemeen hebben, geobsedeerd als ze zijn door planningen en de onoverkomelijke consequenties van wat niet helemaal loopt zoals gehoopt.

Ook hier is de chronologie echter nog controversieel: zijn anorexiapatiëntes perfectionistisch omdat ze niet kunnen betrouwen op hun buikgevoel, of omdat ze de negatieve gevolgen van wat ze doen veel sterker aanvoelen dan de positieve? Dat is van belang, betogen de wetenschappers, want beide oorzaken vergen vermoedelijk een heel verschillende psychotherapeutische aanpak. Daarmee verdedigen ze zich meteen tegen de meest gehoorde kritiek op de neurobiologische benadering van psychiatrische aandoeningen, namelijk dat de focus op hersenactiviteit en signaalstoffen zou leiden tot een 'medicalisering' van mentale problemen.

Medicijnen kunnen weliswaar helpen, denken de onderzoekers, althans om anorexiapatiëntes in staat te stellen af en toe wat te eten en zo min of meer op gewicht te blijven. Maar een doosje pillen zal vermoedelijk niet volstaan, en een beter inzicht in de exacte mechanismen die de aandoening veroorzaken kan ook, en vooral, aangeven welke psychotherapeutische aanpak aangewezen is en in hoeverre die succes heeft.

‘Dit is dan ook een bijzonder belangrijk onderzoeksdomein’, aldus professor Myriam Vervaet van het Centrum voor Eetstoornissen van het UZ in Gent, ‘teneinde alle speculatieve, tendentieuze verklaringen over deze uiterst complexe psychiatrische aandoening uit de weg te ruimen.’

Dit artikel verschijnt ook in Eos Weekblad op iPad
Elke vrijdag bieden we u een nieuwsgedreven weekblad, gelardeerd met beeld en geluid. De Eos-app kunt u gratis downloaden in de App-store van iTunes. Met die app haalt u de wekelijkse uitgaven gratis binnen.