Vorige week besliste het Europese hof dat genetische wijzigingen aangebracht met behulp van CRISPR-technologie onder de ggo-wetgeving vallen. Bart Staes (Groen) noemt de beslissing een overwinning voor de consument, de landbouwer en het milieu. Waarom zijn zoveel wetenschappers dan niet tevreden?
De stemmingmakerij begon nog voor de langverwachte uitspraak van het Europese hof. Zo bleek namelijk dat het Vlaams Instituut voor Biotechnologie al een veldproef met CRISPR-gewijzigde planten had lopen. Ongehoord, volgens verschillende media, die het hadden over “geheime” praktijken, “zonder wettelijk toezicht”.
Sommige media zetten de toon door te praten over ‘hacken’ en ‘speeltjes’
Het VIB repliceerde dat de Europese instanties al vijf jaar talmen met hun beslissing en dat ze groen licht kregen van de federale regering. Die gaf uitdrukkelijk te kennen dat er geen bijkomende vergunning nodig was en dat meerdere ministers op de hoogte waren van die beslissing.
De betrokken wetenschappers volgden dus wel degelijk de regels. Toch werd hun integriteit al onmiddellijk gretig door het slijk gehaald. Doe daarbij nog een dosis paniek zaaien door te praten over ‘hacken’ en ‘speeltjes’ en de toon is alweer gezet voor een bitsig debat.
Een recente studie rond ongewenste effecten van CRISPR wordt aangehaald als bewijslast voor hun gevaar, maar dit soort onderzoeken komt natuurlijk net uit wetenschappelijke hoek en wordt dus zeker niet genegeerd. Integendeel, deze controles horen erbij wanneer het DNA van een bacterie, een cellijn of een gewas gewijzigd wordt. Er is op zich niets schokkends aan dat een jonge technologie nog in volle ontwikkeling is, en het betekent al helemaal niet dat ze nu volledig op de schop moet.
Waarom zitten voor en tegenstanders op een andere lijn?
Beide partijen beweren een duurzame landbouw voor ogen te hebben. Voor de één is genetische manipulatie, onder welke vorm dan ook, een gevaar. Voor de ander kan het een deel van de oplossing zijn. Weinig biotechnologen pleiten voor totale deregularisatie van GGO’s. Wel is volgens veel onder hen de Europese wetgeving niet alleen te streng, maar ook helemaal niet logisch.
Er zijn parallellen met hete hangijzers zoals de klimaatverandering en vaccinaties. In die kwesties beweren zowel voor- als tegenstanders de wetenschap aan hun kant te hebben
Zo stelt het Europees hof dat “mutagenese” niet onder de GGO-wetgeving valt, terwijl die methode veel minder precies is dan nieuwe technieken zoals CRISPR. Bij mutagenese worden met behulp van bijvoorbeeld radioactieve straling tal van DNA wijzigingen aangebracht, waarna vervolgens de nakomelingen geselecteerd worden waarbij dat een positief effect opleverde. Waarom valt dit niet onder de GGO-wetgeving, en een veel preciezere methode wel—alleen omdat ze nieuwer is? Het Europees hof voerde dan maar een schijnbaar arbitraire definitie in om zich uit deze penarie te werken. Ze stelde dat alle mutagenesetechnieken ontwikkeld vóór 2001 onder de noemer ‘conventionele mutagenese’ vallen, die erna niet.
Naast die vreemde kijk op de veiligheid van genetische manipulatie zorgen de lange procedures ervoor dat innovatie bijna onmogelijk wordt. Het hele proces kost tientallen miljoenen Euro, met het risico dat nog vooraleer alle procedures doorlopen zijn de technologie alweer achterhaald is. Dit restrictieve beleid speelt in de kaart van grote multinationals met voldoende winstmarges en maakt onderzoek en ontwikkeling net moeilijker voor de publieke sector en kleinere private spelers in het biotech landschap.
En dan hebben we het nog niet gehad over de medische toepassingen van CRISPR. Terwijl de eerste klinische studies al in de steigers staan, doen zij blijkbaar veel minder stof opwaaien? Het risico- en veiligheidsvraagstuk is hier totaal anders dan bij genetisch gewijzigde gewassen, en verschilt ook van ziekte tot ziekte, wat nog maar eens het probleem van een one-size-fits-all wetgeving onderstreept.
Maakt de oproep van wetenschappers tot beter evidence-based beleid hen lobbyisten? Of is het net dat wat hen wetenschappers maakt?
Er zijn parallellen met andere hete hangijzers zoals de opwarming van het klimaat en de veiligheid van vaccinaties. In die kwesties beweren zowel voor- als tegenstanders de wetenschap aan hun kant te hebben. Nochtans is er net als over de rol van de mens in de opwarming van de aarde en de veiligheid van vaccins, ook een brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid van GGO’s.
Het is waar dat het GGO-debat complexer is dan dat. Het monopolie van bepaalde spelers in de markt is voor veel tegenstanders een breekpunt. Maar net daarom hebben we nood aan weloverwogen regelgeving, die gecontroleerd onafhankelijk onderzoek en duurzame innovatie niet in de weg staat.
Al vijf jaar vragen wetenschappers om duidelijkheid rond CRISPR wetgeving. Dat zij daarbij niet aan de zijlijn blijven staan lijkt ons logisch. Maakt hun oproep tot beter evidence-based beleid hen lobbyisten? Of is het dat net dat hen wetenschappers maakt? Niet in een ivoren toren, maar wel met twee voeten in het maatschappelijk debat.
Met de beslissing van het Europees hof lijkt dat debat nog ver van overwonnen, en krijgt het vertrouwen in wetenschap een fikse deuk. Bye-bye CRISPR en precisieveredeling, Europa gebruikt liever ‘steen en bijl’.