Als je je hebt gestoten, grijp je automatisch naar de getroffen plek om de pijn te verzachten. Hoe werkt dat? Blogger Elke Godden legt het uit.
Ondanks de lockdown hebben we toch ook weer mogen genieten van een potje voetbal op televisie. Je hoeft geen kenner te zijn om te weten dat er zo nu en dan eens iemand bij gaat liggen. Een tackle hier, een schuiver daar… en dan begint het ‘toneeltje’: een speler rollend over de grond, tandenbijtend. Heeft hij echt pijn of doet hij alsof? Probeert hij de scheidsrechter te beïnvloeden of wil hij een ice pack? Wat als er één klein trucje is om er alvast een paar ‘fakers’ uit te halen? De slechtste acteurs van de klas, laat ons het zo zeggen.
Om je dit trucje uit te leggen, moet ik je eerst meenemen naar de wondere wereld van zenuwgeleiding… en de iets minder geliefde wereld van pijn. Die twee staan natuurlijk onlosmakelijk met elkaar in verband.
Zenuwen
Zenuwen zijn de ‘telefoondraden’ van ons lichaam: ze geven supersnel informatie door, in tegenstelling tot bijvoorbeeld hormonen, die relatief langzaam boodschappen verspreiden. De informatie kan neerwaarts zijn, van de hersenen naar het lichaam, of opwaarts: van het lichaam naar de hersenen. We hebben veel verschillende zenuwen en de ‘hoofdkabels’ lopen doorheen je ruggengraat.
Laterale Inhibitie
Laten we twee zenuwen bekijken die vlak bij elkaar eindigen in je huid. Als je drukt op het einde van 1 van die twee, voel je dat. Maar doordat je huid stretcht, wordt die zenuw vlakbij ook een beetje ingedrukt. Toch kan je heel precies localiseren waar het drukpunt zich bevindt, zelfs met je ogen dicht. Dit komt door ‘laterale inhibitie’[1], [2]:
Wanneer de éne zenuw geactiveerd wordt, schakelt hij de zenuwen rondom uit. Hierdoor is er een groot contrast tussen de precieze drukplaats en de plaatsen errond en weet je exact waar gedrukt wordt. Zo kan je zelfs een speldenprikje heel precies localiseren. Kijk ook eens naar de afbeelding hieronder, dan is het vast duidelijk.
Pijn
Iets gelijkaardigs gebeurt bij pijn[1], [2]: een zogenaamde C-zenuwvezel ‘voelt’ pijn en geeft deze info door aan andere zenuwen die het naar de hersenen transporteren (zie ook de figuur hieronder). Deze overdracht van informatie gebeurt bij een overgang die we ‘synaps’ noemen. Opdat je niet van iedere aanraking de lucht zou invliegen, is er een extra zenuwtje (een ‘interneuron’). Dit staat bij die overgang of ‘synaps’ en zorgt ervoor dat er geen informatie doorkan. Pas wanneer het pijnsignaal groot genoeg is, schakelt de C-zenuwvezel de kleine interneuron uit en kan zo de informatie razendsnel naar je brein sturen.
Stel dat we erin zouden slagen om die interneuron opnieuw aan te zetten? Dan kan die er weer voor zorgen dat er minder informatie doorgegeven wordt via de synaps en vermindert onze pijn.
Dat is precies wat we zelf automatisch doen: wanneer je je teen tegen een tafel stompt, heeft iedereen dezelfde reactie: wrijven. We wrijven of drukken op de pijnlijke plaats in de hoop om zo die interneuron weer aan te zetten. Door een niet-pijnlijk signaal via een nabijgelegen zenuwvezel (Aβ zenuw, zie figuur) te sturen, kunnen we de interneuron activeren en onze pijn doen afnemen.
Wat heeft dit nu met voetbal te maken?
Wel, om even samen te vatten: Zenuwvezels geven bliksemsnel informatie door, bijvoorbeeld van je lichaam naar je hersenen. Pijn wordt “gevoeld” door een C-zenuwvezel, die deze informatie doorgeeft via een doorgang (‘synaps’) naar een andere zenuw die je hersenen gaat vertellen dat je pijn hebt. Deze doorgang kan geblokkeerd worden door een ‘interneuron’. Als je pijn hebt, kan je deze interneuron zelf terug inschakelen door te wrijven over de pijnlijke plek. En dus: als we pijn hebben, gaan we als vanzelf wrijven over die plek.
Nu moet je volgende keer goed opletten. Kan jij de spelers spotten die niet àutomatisch naar hun pijnlijke scheenbeen grijpen? Waarbij het net wat trager gaat of zelfs helemaal niet? Zij hebben niet echt pijn!
Wees voor volgende match eens een Sherlock Holmes en haal de slechtste acteurs eruit: Are you paying attention?
Referentie's:
[1] G. Bultynck, Human Physiology - part I, Fifth, Rev. Leuven: Acco, 2018.
[2] O. H. Petersen, Human Physiology, Fifth. Blackwell Publishing, 2007.