Exact veertig jaar na de ontdekking van hiv als oorzaak van aids, lijkt het einde van de hel die de ziekte veroorzaakte in zicht. Viroloog Marc Van Ranst, die in de beginperiode van de epidemie nog geneeskundestudent was, kroop met plezier in de huid van het aidsvirus voor een gesprek over een van de grootste uitdagingen in zijn vakgebied.
In 1983 wordt ontdekt dat het Human Immunodeficiency Virus of hiv de oorzaak is van het Acquired Immune Deficiency Syndrome of aids. Het retrovirus duikt voor het eerst op in Centraal-Afrika en verspreidt zich razendsnel over de hele wereld. VN-programma UNAIDS heeft het plan vooropgezet om tegen 2030 een einde te maken aan de ziekte.
In 1981 schrikt een mysterieuze, dodelijke ziekte de wereld op. Eerst denken alle onderzoekers dat het om een seksueel overdraagbare aandoening gaat die alleen homoseksuele mannen treft. Maar al snel blijkt dat ze ook slachtoffers maakt onder druggebruikers, patiënten die donorbloed hebben gekregen en heteroseksuele mannen en vrouwen.
Wanneer de ziekte epidemiologische proporties begint aan te nemen, krijgt ze de naam aids, wat staat voor Acquired Immune Deficiency Syndrome. In 1983 ontdekken de Franse onderzoeker Luc Montagnier en zijn Amerikaanse collega Robert Gallo dat een retrovirus – Human Immunodeficiency Virus of hiv – aids veroorzaakt.
Was het destijds uw bedoeling om ontdekt te worden of liep er iets verkeerd?
‘In 1983 is het echt fout gelopen. Ik was al een hele tijd onontdekt gebleven en ik had dat graag nog veel langer zo gehouden. Ik wou dat de mensen bleven denken dat ik niet bestond, dat ze heel ziek werden, plots niet meer aten en vermagerden, en niet begrepen waarom. Want toen ze ontdekt hadden wie ik was, begonnen ze technologieën te ontwikkelen waarmee ze me konden kweken en opsporen. De grootste tegenvaller was toen ze PCR-tests konden uitvoeren en mijn genetische materiaal in hun bloed konden traceren.’
Waar komt u oorspronkelijk vandaan?
‘Jullie mensen denken altijd dat virussen uit het niets ontstaan, maar dat is niet zo. Voor zover ik mijn stamboom kan natrekken, wat niet zo eenvoudig is, kom ik van virussen die met Pan paniscus – dwergchimpansees of bonobo’s – leefden, de diersoort die het meest op de mens lijkt.’
‘Die virussen zijn ook naar gorilla’s gegaan. Maar de overgang naar de mens had eigenlijk nooit mogen gebeuren. Ik was perfect gelukkig in Centraal-Afrika. Maar mensen zijn zieke dwergchimpansees beginnen eten. Wellicht omdat ze van de Belgische koning Leopold II veel meer het oerwoud in moesten om er rubber te oogsten en zo in het gebied terechtkwamen waar de dieren leefden. Ze gooiden de chimpansees op het vuur om ze te garen, maar hadden te weinig geduld, waardoor ik met stukken vlees die niet voldoende doorbakken waren kon meeliften. Via wondjes in hun mond kon ik hen vervolgens infecteren.’
‘Dat ik naar mensen ben overgegaan doordat ze seks hadden met dwergchimpansees is een flagrante leugen. Stel je voor! Ze hadden een pak slaag gekregen als ze dat hadden geprobeerd.’
Zijn wij uw ideale gastheer gebleken?
‘Al bij al was jullie infecteren een goede keuze. Vergeleken met andere diersoorten hebben jullie best veel seks. Bovendien zijn jullie met veel, zijn jullie over de hele planeet verspreid en reizen jullie veel. Wij kunnen dat zelf niet en moeten altijd met iemand meeliften. Had ik een of andere pinguïn besmet, dan had ik niet zo ver de wereld rond kunnen gaan.’
Wat vindt u van de naam die we u en de ziekte hebben gegeven?
‘Jullie hebben me verschillende namen gegeven. In het begin noemden Amerikaanse wetenschappers de ziekte GRID, wat staat voor Gay Related Immune Deficiency. Dat was heel stigmatiserend naar die gemeenschap toe en vond zelfs ik niet oké. Wat een zware onderschatting van wat ik kan! Alsof ik alleen maar mannen die seks hebben met mannen zou kunnen infecteren! Maar die misvatting was voor mij ook een enorme buitenkans, want zo kon ik ongemerkt blijven binnendringen met heteroseks en met naalden die druggebruikers gek genoeg met elkaar deelden. Geweldig vond ik dat.’
‘Jullie dachten alle infectieziekten met vaccins en antibiotica op te lossen. En toen kwam ik’
‘Luc Montagnier, een van mijn ontdekkers, wilde me LAV (Lymphadenopathy Associated Virus) noemen, maar Robert Gallo was meer voorstander van HTLV 3, omdat hij eerder al het Human T-cell Lymphotropic Virus 1 en 2 had ontdekt. Alsjeblief zeg, alsof ik graag 3 zou worden genoemd!’
‘Uiteindelijk zijn jullie blijven hangen bij hiv. Daar kon ik me wel in vinden. Dat is kort en bekt lekker. En het zorgde er meteen ook voor dat het lijstje van de hepatitisvirussen – collega’s van mij – niet verder kon gaan. Hhv kon al niet meer, omdat dat werd gebruikt voor het humaan herpesvirus, dus de volgende had hiv geweest, maar daar was ik dan al mee gaan lopen.’
Onderzoekers waren er in het begin van overtuigd dat negentig procent van de slachtoffers homoseksueel waren en 98 procent mannen. Waarom liet u zich daar het eerst opmerken?
‘Dat is in het begin in Europa en in de Verenigde Staten gewoon zo gelopen. In Afrika was dat anders, daar infecteerde ik heel makkelijk ook de heteroseksuele bevolking. Maar slachtoffers die van daar naar Europa trokken, bleken inderdaad vaak gay, waardoor ik me in die gemeenschap vlot kon verspreiden. Dat was onlangs ook zo met de apenpokken.’
‘In de Verenigde Staten was het voor mij overigens een enorme meevaller dat Ronald Reagan in die tijd president was. Die voormalige acteur besefte maar al te goed dat maar weinig mensen uit de homogemeenschap voor hem kozen en dat republikeinen vooral in de godvrezende hoek zaten. Daardoor kwam een ziekte bij mensen die hij en zijn kiezers toch niet zo op prijs stelden hem helemaal niet slecht uit. En zolang aids in de gay gemeenschap bleef hangen, bleef het voor zijn kiezers ook een ver-van-hun-bedshow. Reagan was al een paar jaar president vooraleer hij het de eerste keer over mij had. Maar voor een virus als ik was dat allemaal gewonnen tijd natuurlijk.’
Hoe gaat u te werk als u in het lichaam van een mens binnenkomt?
‘Het enige trucje dat ik ken, is dat ik specifiek de T4-cellen of T-helpercellen ga infecteren. Dat zijn witte bloedcellen die een zeer belangrijke rol spelen in het immuunsysteem. Ik ga me in die cellen zodanig vermenigvuldigen dat die kapot gaan. En ik doe dat op een zeer gruwelijke manier. Elke keer dat ik me vermenigvuldig, nemen ik en mijn kompanen een stukje van de celwand mee. Als je dat één keer doet, valt dat amper op en kan die celwand zich herstellen. Maar als we met honderden tegelijk continu uit die cel verdwijnen, dan komt die cel steeds krapper in haar jasje te zitten en gaat ze uiteindelijk dood.’
‘Bovendien staat het immuunsysteem in rep en roer als wij er zijn en stuurt het lichaam nog meer van die T-helpercellen naar ons toe. Maar dat is net wat we willen! Want laten jullie ons doen, dan kunnen wij op die manier stelselmatig alle T4-cellen uitdunnen.’
‘In de jaren 1980, onze hoogdagen, waren wij bij heel wat bevolkingsgroepen de grootste doodsoorzaak. Daar kijken we nog altijd met enige trots op terug. Daarna begonnen ook andere collega’s te profiteren van het harde werk dat wij deden en waren wij vaak niet meer de doodsoorzaak van aidspatiënten, maar stierven ze veelal aan andere opportunistische infecties.’
Wij mensen hebben de voorbije veertig jaar verschillende strategieën ingezet om u te bestrijden. Wat waren onze grootste missers en wat de grootste mokerslagen?
‘Jullie hebben echt heel veel geprobeerd! Er waren de ontradingscampagnes die mensen ertoe aanzetten om condooms te gebruiken. Verschrikkelijk vond ik dat, want meer en meer mensen begonnen dat ook te doen. Niet altijd met volle overtuiging, maar bon. Het maakte me het leven echt lastig, want zo kwamen we er niet hé, letterlijk en figuurlijk.’
‘Toen jullie de eerste pogingen ondernamen om een vaccin te ontwikkelen, was ik daar niet zo ongerust over, want ik muteer zeer snel. Maar nu hoor ik dat er toch wel wat schrandere vaccins in de maak zijn. Ik ben er niet zo gerust in.’
‘Maar wat me echt genekt heeft, zijn die antivirale middelen. In het begin niet. AZT of azidothymidine maakte niet al te veel indruk, want met één mutatie was ik daar al resistent tegen en waren jullie weer in paniek. Maar dan begonnen jullie een combinatie van hiv-remmende medicijnen op me af te vuren, waardoor ik dat resistentietrucje niet meer kon gebruiken. Die ene kerel van het Rega Instituut, Erik De Clercq, waarvan de helft van de wereld nog altijd de middelen gebruikt die hij ontwikkeld heeft, bezorgt me nog altijd nachtmerries!’
‘Het enige wat ik kan hopen, is dat jullie vergeten om jullie pillen correct te nemen of dat jullie er op een dag overmoedig mee stoppen omdat jullie denken van me af te zijn. Als dat gebeurt, kom ik direct terug, in full force!’
Wat vindt u van de hiv-preventiepil PrEP?
‘Mensen die het risico lopen om door mij besmet te geraken pillen laten slikken voor ze seks hebben om te voorkomen dat ik hen infecteer, kan ik alleen maar valsspelen noemen. Want tot mijn frustratie werkt dat enorm goed.’
Er bestaat ook een gen dat mensen immuun maakt voor u.
‘Ja, dat bestaat al heel lang. In de veertiende eeuw was een van mijn collega’s, de pestbacterie Yersinia pestis, heel succesvol. Ze reisde een groot stuk van de wereld rond en veroorzaakte massaal veel sterfte. Net als ik vermenigvuldigt deze bacterie zich binnenin de cel. Om in de cel te geraken, heeft ze het CCR5-gen nodig. Toevallig waren er destijds mensen die de CCR5-delta32-mutatie hadden, waarbij 32 nucleotiden uit dat CCR5-gen gewipt zijn. Hadden ze die mutatie zowel van hun moeder als van hun vader geërfd, dan kon de pestbacterie de cel niet meer infiltreren. En zelfs als ze maar van een van de twee mutaties gekregen hadden, lukte het minder vlot.’
‘Ook ik gebruik het CCR5-gen om immuuncellen te infiltreren. En de CCR5-delta32-mutatie maakt ook mij het leven lastig want ze belemmert mijn vermogen om jullie cellen binnen te geraken. In Afrika heb ik daar minder last van, want daar komt die mutatie niet voor.’
Ik meen te verstaan dat u vreest dat we ooit van u afraken.
‘Ja, dat is zo. Ik ben stelselmatig terrein aan het verliezen en moet de realiteit onder ogen zien dat ik niet eeuwig zal meegaan zoals DNA-virussen. Herpes- of papillomavirussen bijvoorbeeld kunnen miljoenen jaren bij hun gastheren overleven omdat ze zo braaf zijn dat vrijwel niemand er last van heeft. Ik daarentegen geraak nooit uit het puberstadium en blijf overenthousiast muteren, wat me uiteindelijk de das zal omdoen.’
‘Vroeger kon ik er prat op gaan dat het een doodsvonnis was als ik in jullie lichaam zat. Mensen gingen op wereldreis en als ze terugkwamen gingen ze dood. Dat vond ik heel plezant. Maar nu is aids een chronische aandoening geworden. Jullie geraken nog niet volledig van me af, maar het is veel moeilijker geworden voor mij om overgedragen te worden. Want doordat jullie meer en meer antivirale middelen gebruiken, ze goedkoper zijn geworden en jullie niet meer een handjevol pillen moeten slikken maar slechts eentje, wordt mijn groei in jullie lichaam enorm geremd. Daardoor zijn wij niet meer met genoeg om nog iets te kunnen bereiken, zelfs niet wanneer jullie seks hebben zonder condoom. Wanneer dat zo nog tien, misschien twintig jaar verder gaat, dan is het gedaan met mij.’
Op welke manier hebben u en andere virussen ons denken over pandemieën veranderd?
‘Vlak voor ik op de scène verscheen, waren mensen bijzonder optimistisch over infectieziekten. Het werd studenten geneeskunde bijna afgeraden om nog infectieziekten te gaan bestuderen, omdat hun professoren ervan overtuigd waren dat er tegen dat ze afgestudeerd waren vaccins tegen vrijwel alle ziektes gingen bestaan en dat die samen met antibiotica alles gingen oplossen.’
‘En toen kwam ik. (grijnst) Het optimisme sloeg volledig om naar blinde paniek en naar doemgedachten dat jullie allemaal dood gingen gaan door infectieziekten. Hoe leuk was dat om daar mee een rol in te spelen!’
‘Natuurlijk, wanneer je voor zoveel heisa zorgt, komt er ook veel geld vrij voor onderzoek. En dat vele onderzoek heeft ervoor gezorgd dat wij daar uiteindelijk de rekening voor gaan betalen.’
Ik zou het graag over uw familieleden hebben. Naar welke daarvan kijkt u het meest op en waarom?
‘Je zal het misschien niet verwachten, maar ik kijk het meest op naar de DNA-virussen die ik eerder vermeldde. Die zitten bij zowat alle diersoorten, bij heel wat planten en zelfs bij schimmels. Dat ligt aan hun rustige karakter. Doordat ze op een paar honderd jaar tijd amper veranderen, ondervindt hun gastheer er weinig last van en uiteindelijk is dat de beste strategie. Maar ik kan dat niet. Ik ben een RNA-virus en ik muteer waar ik bij sta. Probeer dan maar eens de boel op orde te houden.’
‘Ik ben ook jaloers op virussen die zich via de lucht verspreiden. Als je dat kunt als virus, dan heb je het veel gemakkelijker dan virussen als ik die moeten worden overgedragen door heel nauw contact, door seks in het ideale geval. Dat is niet zo simpel hoor. Vrijwel alle mensen hoesten en niezen op de bus, maar geen enkele heeft er seks. Hoe fantastisch zou het niet zijn als een of andere wetenschapper die met ons in het lab aan het werken is plots uitschreeuwt: ‘It’s airborne!’ Maar helaas gaat dat nooit gebeuren.’
Zitten er nog nieuwe, gevaarlijke virussen aan te komen?
‘Net als jullie heb ik geen glazen bol. Wat ik wel zie, is dat jullie alsmaar meer naar virussen aan het zoeken zijn. Mijn collega covid-19 heeft daar geen goed aan gedaan. Vroeger had je nog ziekenhuizen waar jullie niet aan moleculaire diagnostiek deden, nu hebben jullie overal een PCR-apparaat staan. In het begin gebruikten jullie dat alleen maar om het coronavirus op te sporen, maar nu is dat het paard van Troje voor ons virussen. Vroeger had je al een artikel in Nature wanneer je ons nog maar sequeneerde, nu kan je ons al opsporen zonder iets over ons te weten. Dat maakt het er voor mij en mijn collega’s niet makkelijker op.’
‘Maar in de virusbranche zeggen we toch vaak dat we altijd wel een manier kunnen vinden om jullie nog een keer te verrassen. Met covid-19 is dat toch maar goed gelukt, hé! Oké, dat duurt allemaal niet lang, maar voor de tijd dat het duurt hebben we er toch plezier aan beleefd.’
Welk advies zou u ons geven om virussen de komende veertig jaar te slim af te zijn?
‘Het belangrijkste advies dat wij jullie kunnen geven als jullie voor een nieuw virus nog geen vaccins of antivirale middelen hebben ontwikkeld, is: blijf van elkaar af. Want afstand, daar kunnen wij virussen echt niet tegen. Ik ben een extreem geval en moet nul centimeter hebben om overgedragen te worden. Maar zelfs als je door andere virussen besmet bent, is het voor hen heel moeilijk om zich te verspreiden wanneer zieken niet met anderen in contact komen.’
‘En als het water jullie echt aan de lippen staat, dan leg je iedereen toch gewoon een lockdown op? Dat is misschien niet plezant voor jullie, maar dat is het zeker ook niet voor ons virussen.’
Komt er ooit een universeel antiviraal middel dat we kunnen inzetten tegen alle virussen?
‘Neen, onze familie is te groot om ons met één spuitje of pilletje te bekampen. Maar je kan wel proberen antivirale middelen en vaccins te ontwikkelen tegen virusgroepen die een zo breed mogelijke bescherming geven. Dat moet wel lukken.’
‘Daarbij komt nog dat als je iets wil ontwikkelen om in te zetten tegen de banale verkoudheidsvirussen – waar wij virussen al eens mee lachen, maar die jullie toch geregeld parten spelen – dan zal dat goedkoop moeten zijn, want niemand gaat vijfhonderd euro betalen om van een verkoudheid af te geraken. Bovendien zal het heel snel moeten werken, want voor je het weet zijn jullie er al van genezen. En het zal op de koop toe nul nevenwerkingen mogen hebben, want jullie klagen en zagen heel snel over een pijntje hier of een beetje diarree daar.’