Zaadcellen bevatten informatie over gewicht van man
04 december 2015 door Eos-redactieDe zaadcellen van slanke en obese mannen bevatten epigenetische verschillen, ontdekken Deense onderzoekers. Dat kan verklaren waarom kinderen van obese vaders zelf een hoger risico op obesitas lopen.
De zaadcellen van slanke en obese mannen bevatten epigenetische verschillen, melden Deense onderzoekers in het vakblad Cell Metabolism. Epigenetische veranderingen kunnen worden overgeërfd en beïnvloeden het aan- en uitzetten van genen, bijvoorbeeld doordat bepaalde chemische verbindingen zich op de genen binden. Dat bepaalt hoe genen werken in onze cellen, zonder dat er daarbij iets verandert in het DNA zelf.
De wetenschappers vergeleken zaadcellen van 13 slanke mannen met die van 10 obese proefpersonen. Ze vonden meerdere epigenetische verschillen, waaronder methylering van genen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het brein en het regelen van de eetlust. Bij methylering bindt een methylgroep (een koolstofatoom en drie waterstofatomen) zich op het DNA, waardoor genen kunnen worden aan- of uitgezet.
Vervolgens vergeleken de onderzoekers de zaadcellen van zes obese mannen voor en na een maagverkleining. Ze stelden een jaar later ongeveer 5000 epigenetische veranderingen in het DNA vast.
De resultaten kunnen volgens de onderzoekers mogelijk verklaren waarom kinderen van obese vaders zelf een hoger risico op obesitas lopen. Maar dat is verre van zeker. ‘We weten nog niet of die epigenetische veranderingen in sperma het gedrag van de nakomelingen beïnvloeden’, geeft hoofdauteur Romain Barrès (Universiteit van Kopenhagen) toe. ‘Dat zijn we nu aan het onderzoeken door het epigenoom van baby’s te vergelijken met dat van vaders met verschillend gewicht.’
Maar een kind van een obese vader is niet gedoemd
Volgens Adelheid Soubry, die aan de KU Leuven soortgelijk onderzoek leidt, is het de vraag in hoeverre de resultaten kunnen worden veralgemeend. ‘De resultaten zijn gebaseerd op een heel kleine en selectieve groep vrijwilligers. Een deel van de epigenetische verschillen zou het gevolg kunnen zijn van de natuurlijke variatie tussen mensen. De obese proefpersonen waren bovendien niet alleen zwaarder dan de controlegroep, maar bovendien totaal niet fysiek actief, en sommigen kampten met andere gezondheidsproblemen. Daardoor is het niet zo duidelijk of de verschillen enkel aan een verschillend gewicht te wijten zijn.’
Dat een maagverkleining epigenetische veranderingen tot in de zaadcel zou kunnen veroorzaken, vindt Soubry fascinenerend. ‘Er waren al aanwijzingen dat epigenetische veranderingen aan het nageslacht kunnen worden doorgegeven. De vraag is alleen: in welke mate en wat is daarvan het effect op de gezondheid van het kind? Als zou blijken dat dat effect aanzienlijk is, dan is het belangrijk om te weten dat mannen hun zaadcel-epigenoom kunnen bijsturen door een verandering in levensstijl.’
Soubry merkt op dat tijdens de vroege ontwikkeling een groot deel van de genen opnieuw geprogrammeerd wordt. ‘Wat er nog overblijft aan epigenetische veranderingen van de vader, kan mogelijks in het vroege leven het kind nog ‘gereset’ worden. Het is dus niet zo dat een kind van een obese vader gedoemd is om zelf ook obees te worden. De omgeving waarin het kind opgroeit, en de eetgewoonten, spelen ook een grote rol.’