Zwangerschapshormoon remt borstkanker
10 juli 2015 door TVDe rolverdeling tussen de geslachtshormonen progesteron en oestrogeen bij de groei van borstkankertumoren blijkt anders dan we dachten, en dat is mogelijk goed nieuws.
De rolverdeling tussen de geslachtshormonen progesteron en oestrogeen bij de groei van borstkankertumoren blijkt anders dan we dachten, en dat is mogelijk goed nieuws.
Het geslachtshormoon progesteron is altijd in ons lichaam aanwezig, zowel bij mannen als bij vrouwen, maar bij zwangerschap wordt de productie ervan bij vrouwen aanzienlijk opgedreven. Dat helpt om het lichaam voor te bereiden op de zwangerschap, de geboorte, en de zorg voor de pasgeborene. Ook in nogal wat anticonceptiepillen zit een dosis progesteron, die het lichaam tot op zekere hoogte doet geloven dat het zwanger is, waardoor geen eisprong plaatsvindt.
Om de vervelende kwaaltjes die na de menopauze opduiken te onderdrukken werd vroeger vaak hormoonvervangende therapie voorgeschreven, met vaak ook synthetische progesteronachtige stoffen als medroxyprogesteronacetaat (MPA). Die zijn inmiddels veel minder populair, omdat ze met een verhoogd risico op borstkanker geassocieerd werden. Maar dat wil niet zeggen dat progesteron borstkanker veroorzaakt, schrijft een team wetenschappers onder aanvoering van Hisham Mohammed en Jason Carroll van de Universiteit van Cambridge deze week in Nature.
Allereerst wees een studie die in 2008 verscheen in het gespecialiseerde vakblad 'Breast Cancer Research and Treatment' uit dat toediening van progesteron zelf geen verhoogd risico op borstkanker geeft. Daarnaast is een verhoogde aanwezigheid van de progesteronreceptor, dat is een eiwit in de celkern dat de cel erop attent maakt dat er progesteron in het bloed zit, vaak een teken dat de kanker te verslaan is. Dat is zeker zo als de tumorcellen ook een zogenaamde alfa-receptor hebben voor het geslachtshormoon oestrogeen, dat de groei van tumoren in de borst bevordert.
Het lijkt erop dat progesteron in dergelijke door oestrogeen aangedreven borstkankers een eerder gunstige rol speelt, bedachten de onderzoekers – zo kan medicatie die de progesteronreceptor stimuleert soms helpen bij patiënten die niet langer effect ondervinden van medicatie die oestrogeenreceptor-alfa blokkeert. Dus zochten ze uit in hoeverre beide receptoren elkaars activiteit beïnvloeden, in de hoop dat ze daaruit konden leren hoe we deze tumoren klein kunnen krijgen.
Beide receptoren zijn zogenaamde transcriptiefactoren, leggen de wetenschappers uit, die zich op het DNA van de cel vastzetten en daar mee bepalen in hoeverre bepaalde genen worden vertaald in eiwitten die de genetische code in de praktijk brengen. Op basis van een hele reeks experimenten in kankercelculturen slaagden de wetenschappers er niet alleen in om aan te tonen dat beide receptoren elkaar regelmatig ontmoeten in de cel, maar ook dat progesteron er via de progesteronreceptor voor zorgt dat oestrogeenreceptor-alfa zich aan heel andere stukken DNA gaat binden, waaronder heel wat genen die ervoor zorgen dat cellen zelfmoord plegen voor ze tot kankercel kunnen uitgroeien.
Celculturen zijn erg handig om mee te werken, maar vervolgens rijst steevast de vraag: werkt het in levende lichamen ook? Dus gingen de wetenschappers aan de slag met muizen waarin ze menselijke kankercellen inplantten. Kregen die geen hormonen, dan groeide de tumor niet. Kregen ze oestrogeen, dan deed hij dat wel. Kregen ze daar nog progesteron bovenop, dan groeide de tumor aanzienlijk langzamer. De progesteronreceptor bleek enkel actief wanneer de muizen beide hormonen kregen, en opnieuw bleek oestrogeenreceptor-alfa dan heel andere genen te activeren.
Progesteron veroorzaakt dus zelf geen groei van gezwellen, en blijkt daarenboven de door oestrogeen aangezwengelde groei van tumoren af te remmen. Bovendien, bleek uit een volgende reeks experimenten, versterkt het hormoon het effect van de oestrogeenremmer tamoxifen.
Allemaal goed en wel, maar het is geweten dat er tal van verschillende soorten borstkanker bestaan. Voor hoeveel patiënten is dit relevant? Ook dat hebben de wetenschappers uitgedokterd, en het blijkt best mee te vallen: bijna 1 op 5 van de ongeveer 2000 borstkankers die ze onderzochten bleek minder genen te hebben die coderen voor progesteronreceptoren, waardoor die in kleinere hoeveelheden worden aangemaakt en dus ook minder goed hun werk doen.
Tot nog toe werd het aantal progesteronreceptoren vooral gebruikt om een prognose te maken van de ernst van de kanker, schrijven de wetenschappers, en om de effectiviteit van de gebruikte oestrogeenremmers in te schatten. Maar het aantal progesteronreceptoren is dus niet gewoon een gevolg van de activiteit van oestrogeen, integendeel, ze bepaalt die mee, en hun werking stimuleren zou dus mogelijk heel wat vrouwen met borstkanker kunnen helpen, denken de onderzoekers.
Ze pleiten dan ook voor een zogenaamde 'riem en bretellen'-aanpak: als je zeker wil zijn dat je het gezwel klein krijgt, is het aangewezen om niet alleen de oestrogeenreceptor te dwarsbomen, maar ook de progesteronreceptor een zetje te geven. Prima idee, zolang het maar geen kledingadvies is.