Onder de Stille Oceaan en Zuid-Amerika ‘stroomt’ het vloeibare gesteente van de ondermantel harder dan algemeen wordt aangenomen. Dat betekent dat de interne aarde mogelijk ook sneller afkoelt dan gedacht.
Zowel aan de westelijke als de oostelijke randen van de Stille Oceaan zijn er plekken met diepe subductie: het onder elkaar heen schuiven van tektonische aardplaten. Onder het westelijke deel van de oceaan, en onder Zuid-Amerika, duikt de oceaanbodem tot wel duizend kilometer diep, tot in het onderste gedeelte van de aardmantel (de laag die vlak onder de aardkorst ligt en boven de buitenkern).
Dat heeft zo zijn gevolgen, heeft een team van Israëlische, Italiaanse en Portugese geologen ontdekt. Met de gegevens van liefst vijftig miljoen ondergrondse metingen konden ze een precies beeld krijgen van de dynamiek van het vloeibare gesteente in de onderste aardmantel. Die blijkt – althans op de onderzochte plaatsen in Azië/Oceanië en Zuid-Amerika – veel hoger dan de huidige geologiehandboeken vermelden. Daarin staat dat enkel het bovenste deel van de aardmantel (dat tot ongeveer 600 kilometer diep reikt) gekenmerkt wordt door grote verplaatsingen van gesteente. Het onderste gedeelte werd altijd gezien als een relatief rustige zone in het binnenste van onze planeet.
Volgens de onderzoekers is het precies het materiaal dat vanuit de subductiezones in de onderste mantel terechtkomt, dat de motor vormt van deze verhoogde dynamiek. Als die dynamiek ook op andere plekken in de aardmantel hoger blijkt te zijn dan verwacht, dan heeft dit repercussies voor de modellen van het binnenste van de aarde, en van de evolutie van aarde-achtige planeten in het algemeen.
Bovendien zorgt een hogere dynamiek voor meer energieverlies, waardoor de aarde intern sneller zou afkoelen dan gedacht – iets wat natuurlijk plaatsvindt op geologische schaal en dus niet heeft te maken met de klimaatverandering die zich bovengronds afspeelt.