Belastingbetaler draait op voor berging kernafval

24 april 2013 door SST

De definitieve berging van het Belgische kernafval zal enkele miljarden euro’s kosten. De garantie dat de energieproducenten de helft daarvan zullen ophoesten, is niet waterdicht, brengt Eos aan het licht.

De Belgische regering zet waarschijnlijk nog dit jaar het licht op groen voor de definitieve berging van ons kernafval in een ondergrondse kleilaag in Mol in de Kempen. Vanaf 2040 zou daarin al het afval moeten verdwijnen dat duizenden tot honderdduizenden jaren radioactief blijft. Op technisch en wetenschappelijk vlak lijkt geologische berging de beste oplossing. Maar het kostenplaatje en vooral wie ervoor moet opdraaien, is andere koek.

Sinds eind jaren 1990 legt Niras, de Belgische beheerder van het kernafval, een spaarpot aan om de berging te betalen. Het geld komt van de producenten van kernafval, die Niras betalen voor het afval dat ze komen overhandigen. Eind 2012 omvatte deze spaarpot om en bij de 80 miljoen euro. De tarieven zijn sinds 2003 – toen de wet op de kernuitstap werd gestemd – niet meer gewijzigd. Maar de kosten zijn dat wel: de plannen voor de berging zijn de afgelopen jaren enkele keren aangepast, waardoor ze duurder werden.


Wie betaalt?

Nu al staat vast dat de Belgische belastingbetaler bijna de helft (45 procent) van de totale kostprijs van de ondergrondse berging zal moeten ophoesten. De overheid is immers verantwoordelijk voor twee nucleaire kerkhoven: de vroegere recyclingfabriek Eurochemic in Dessel en de oude afdeling afvalbehandeling van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol. België neemt dus de kosten voor zijn rekening. Terwijl de Franse overheid eigenlijk met de baten gaat lopen: ze heeft geprofiteerd van het onderzoek in België om een opwerkingsfabriek voor de recycling van gebruikte splijtstoffen te bouwen in La Hague. Die fabriek is voor ruim 80 procent in handen van de Franse overheid.

De rest van het geld voor de berging moet vooral komen van de grootste kernafvalproducent Electrabel, die inmiddels is overgenomen door het Franse GDF Suez. Maar de wetgeving die moet garanderen dat de spaarpot die Electrabel daarvoor aanlegt, ook beschikbaar zal zijn, is niet waterdicht. Electrabel moet zijn provisies onderbrengen in een apart vehikel, Synatom, zodat het geld niet ‘in rook opgaat’ bij een faillissement. Maar Synatom is, op één ‘gouden aandeel’ van de Belgische staat na, een volle dochteronderneming van Electrabel. Bovendien mag Synatom tot 75% van de provisies teruglenen aan Electrabel. Daardoor staat een belangrijk deel van de nucleaire spaarpot momenteel geparkeerd in een investeringsfonds van GDF Suez in Luxemburg. Dat is geld dat België niet per direct kan opvragen.